Soms moet je terug om vooruit te komen – een essay van Jeffrey Spalburg

Cabaretier en theatermaker Spalburg debuteerde vorige week met de autobiografische generatieroman Ik ben jullie meester, waarin hij graaft in het verleden van zijn familie om vooruit te kunnen komen. Dit jaar is het Herdenkingsjaar Slavernijverleden in Nederland, waarin we stilstaan bij de pijnlijke geschiedenis van het Nederlandse slavernijverleden en de doorwerking ervan in het heden. Soms moet je immers terug om vooruit te komen. Lees hier Spalburgs essay over het belang van herdenken.

Tags

Keti Koti Doe het toch maar Kolonialisme
Beeld: Rob Kluitenberg

Word ILFU Member en steun onze schrijvers en verhalen

Vertel me meer

Spiegologisch

‘Hoe zie jij je eigen schrijverschap te midden van jouw Nederlands-Surinaamse achtergrond?’ vroeg een collega mij laatst. ‘Tegen het licht van het slavernijverleden van Nederland,’ voegde diegene er nog aan toe. Sorry? Ik moest de vraag een paar keer voor mezelf herhalen om te begrijpen wat er precies bedoeld werd. Misschien jij ook wanneer je dit leest. Als dat zo is mag je wat mij betreft de vorige paar zinnen nog een keer teruglezen om ze op je laten in te werken. Ik wacht wel even…

Of misschien is de vraagstelling je meteen volkomen duidelijk. Kan ook. En als dat zo is, legt dit meteen al een interessant verschil bloot: wat voor jou een vraag is, is voor mij een gegeven.

Had ie daar zelf wel eens over nagedacht? dacht ik meteen. In hoeverre is die persoon – als witte Nederlander bovendien – het slavernijverleden tegengekomen in zijn werk? Eigenlijk zou ik jou dezelfde vraag willen stellen: hoe zie jij jouw schrijverschap te midden van een land waar we samenleven en zitten opgescheept met dat verleden? Een verleden dat nu letterlijk voor je staat en in de spiegel laat kijken. Hoe langer ik erover nadacht, hoe meer vragen die spiegel begon terug te vuren. Want wat vraag je nou eigenlijk?

Dit essay is onderdeel van onze reeks Doe Het Toch Maar

Jeffrey Spalburg schreef dit essay voor Doe Het Toch Maar, een nieuwe ILFU-reeks vernoemd naar het gelijknamige gedicht van Babs Gons. Over schrijven tegen de bierkaai, over trouw blijven aan je creativiteit ondanks de obstakels die het leven jouw kant opwerpt.

Meer essays in deze reeks

Voor mij is het duidelijk. Mijn bi-culturele roots zijn geen issue. Het is mijn basis. Vanaf mijn eerste stapjes in dit polderland ben ik opgegroeid met het besef van die achtergrond, dat verleden. Ik weet van Anne Frank, Annie M.G. Schmidt, Rembrandt en de Romeinse Limes, de Watersnoodramp en Willem van Oranje omdat ik het gehad heb op school. Ik weet ook van Sociëteit van Suriname, de WIC en Anton de Kom, de contractarbeiders en het verschil tussen 1863 en 1873 omdat ik dat juist niet gehad heb op school maar wel ongevraagd nieuwsgierig naar werd gemaakt. Ik had daarin geen keus omdat me vroeger zo vaak te kennen was gegeven dat ik dan maar ‘moest oprotten naar mijn eigen land’ en ik me daarin eerst wilde verdiepen voordat ik definitief hier de deur achter me dicht zou trekken. Ik weet zelfs wat de politionele acties inhielden of waar de letters RMS voor staan. Niet omdat die laatste twee iets met Suriname te maken hebben, maar wel omdat mijn Indische en Molukse vrienden me er vroeger over vertelden. Kortom, hun verhalen ken ik ook. Ze kwamen ongevraagd op mijn pad en verbonden onze geschiedenissen omdat ze een grote gemeenschappelijke deler kenden: Nederland. Dat koloniale verleden bracht onze voorouders hier. Het was trouwens ook wel handig voor mij om er alles van te weten wanneer ik weer eens werd aangezien als Zuid-Molukker, omdat ik ze dan kon vertellen dat een Surinamer toch echt anders was.

De vraag is er voor mij dus altijd, het houdt mij eenzelfde spiegel voor en drukt me met mijn neus op te feiten dat ik er hoe dan ook altijd weer mee geconfronteerd ga worden. Het blijkt uit de bovengemiddelde belangstelling voor mijn auto, wanneer ik weer eens staande wordt gehouden, of als ik in de buurtapp verschijn wanneer ik na alle covid lockdowns nog steeds mijn rondjes wandel in buurten die ik niet ken. Van het structureel lagere schooladvies van mijn zoon dat ik moet aanvechten tot in mijn werk nu als mijn collega mij deze vraag voorlegt.

Ik had het gevoel dat wie ik ben in de weg stond van wat ik wilde zeggen.

Het verbaasde me. Ik had zo’n vraag in de boekenwereld ook niet verwacht. Naïef misschien om iedereen in de nieuwe wereld waarin ik me begeef meteen als erudiet of historisch bewust te bestempelen. In mijn vorige scene, de theaterwereld, kwam het vaker voor. Een van de redenen dat ik mijn acteercarrière heb beëindigd is omdat ik niet altijd voor dezelfde rollen wilde worden gevraagd. Ik dacht toen het heft in eigen handen te nemen door mijn eigen teksten te schrijven en als cabaretier door het land te toeren. Toen ik daarmee eigenlijk in hetzelfde vaarwater terechtkwam en alleen vergeleken werd met collega’s met dezelfde achtergrond als ik en dat uiteindelijk ook consequenties had voor het aantal speelbeurten die ik kreeg (‘nee, we hebben er dit seizoen al één’) moest het anders. Ik had het gevoel dat wie ik ben in de weg stond van wat ik wilde zeggen. Lange tijd liep ik dan ook rond met het idee om een verhaal in boekvorm te brengen zodat de tekst van het boek voor zichzelf kon spreken zonder die te koppelen aan mijn identiteit. Dat het verhaal dat op mijn pad kwam uiteindelijk toch juist weer te maken had met dezelfde thematiek doordat mijn achtjarige zoon dezelfde ‘rot-op-naar-je-eigen-land’ woorden naar zijn hoofd kreeg geslingerd die zijn opa en vader ook kregen, zegt alles. Ik moest hem ons familieverhaal wel vertellen en hem mee terug nemen naar hoe alles zo gekomen is. Ik moest mijn stem wel gebruiken en uiteenzetten waarom hij het volste recht heeft om met zijn Surinaamse wortels in dit land te wonen. Het moest. Uit lijfsbehoud. Ik kon niet anders. Ik kijk ook liever naar de toekomst dan het verleden, maar soms moet het. Soms moet je terug om vooruit te komen.

En in dat licht heb je toch je antwoord. Ik moet, het is een gegeven. Het is mijn realiteit waar ik niet aan ontkom. En als dat wel zou zijn, speelt het wel bij mijn zoon en word ik er weer nadrukkelijk aan herinnerd waarom de dingen zijn zoals ze zijn. Het maakt me bewust omdat het dagelijks om me heen is, om me heen gebeurt. Als het aan mij lag niet meer voor lang, zodat ik het ook weer eens normaal over voetbal kan hebben of over auto’s kan praten. Maar tot die tijd blijf ik het agenderen, blijf ik het adresseren, dus ook in mijn schrijverschap. Dat is hoe het werkt bij mij.

Veel interessanter is de vraag waarom dat bij jou geen rol van betekenis zou spelen, of waarom je van mening kan zijn dat dit soort vragen voor jou niet aan de orde zijn. Zo’n privilege kan ik voor mezelf niet verantwoorden. Kijk om je heen. We leven hier in een samenleving die gebouwd is op het koloniale verleden en de daaruit voortvloeiende slavernij. Die is aanwezig. Als je het maar wil zien. In het vorige maand verschenen boek Staat en slavernij: het Nederlandse koloniale slavernijverleden en zijn doorwerkingen, dat werd uitgegeven omdat de Tweede Kamer in 2021 per motie had gevraagd om een onafhankelijk onderzoek naar dit verleden, staat het letterlijk: 'Zonder slavernij was er geen Nederlands koloniaal rijk geweest. De politieke en economische elite waren in de zestiende tot en met de negentiende eeuw sterk met elkaar verknoopt en slavernij vormde het speerpunt van hun beleid. De gevolgen hiervan zijn tot op de dag van vandaag merkbaar.' Het heeft de hele wereld om ons heen gevormd. Je ontkomt niet aan voormalig rijksgenoten die met hun muziek mode en taal hun stempel hebben gedrukt op het Nederland van nu. Je ontkomt niet aan de kruiden, specerijen en suikerwaren die je dagelijks tot je neemt en een meer dan belangrijke rol spelen bij onze 'eigen' Sinterklaastraditie in de vorm van pepernoten of speculaas. Je ontkomt niet aan de grachtenpanden en buitenhuizen langs de Vecht die gefinancierd zijn met koloniaal geld dat letterlijk over de rug van mijn voorouders is binnen geharkt. Je hoeft maar naar mij te kijken en te beseffen dat de aard van wat Nederland in de kern is samenkomt in mij. Ik ben zelf het product van dat slavernijverleden waarvan jij graag van wil weten of dat ook een rol in mijn werk speelt. Dat is die spiegel die ik je voorhoud.

Ik kon niet anders. Ik kijk ook liever naar de toekomst dan het verleden, maar soms moet het. Soms moet je terug om vooruit te komen.

Dus nu leg ik de bal bij jou. Hoe ga jij om met de stemmen die daar aandacht voor vragen en ons op dat verleden wijzen? Hoe ga jij een lans breken om de bewustwording over dat slavernijverleden mainstream te maken? Hoe ga jij ervoor zorgen dat die ene dag in het jaar, Keti Koti geheten, waarin we de afschaffing van de slavernij in onze voormalige koloniën in De West herdenken, voor iedereen een dag van betekenis wordt? Er is geen weldenkend mens die vóór slavernij kan zijn dus kan het niet anders dan dat de afschaffing daarvan hoog op de agenda moet komen te staan. En dan niet als slachtofferschap, maar als historisch gegeven om te duiden hoe er hier jarenlang geld is verdiend, zodat niet meer alleen een taak is van mij, maar van ons allemaal. Al was het alleen al zodat onze kinderen niet dezelfde domme verwensingen naar hun hoofd krijgen geslingerd. Ik heb dat verleden al meerdere malen gespiegeld gekregen en dwangmatig in de ogen moeten kijken. Inmiddels ben ik voorbij het slachtofferschap er sterker door geworden en loop nu rechtop in de wind. Zelfs met windkracht tien. De vraag is of jij dat ook kan?

'Ik ben jullie meester' verscheen in juni 2023 bij uitgeverij Das Mag

Als het achtjarige zoontje van Jeffrey Spalburg 'rot op naar je eigen land' naar zijn kop geslingerd krijgt, komt Jeffrey tot de wrange conclusie: ons bestaan wordt hier nog altijd in twijfel getrokken. Al drie generaties lang. Het dwingt hem om terug te gaan naar het verhaal waar alles begon: het verhaal van zijn mysterieuze vader James, die vanuit Suriname naar Nederland kwam om leraar te worden.

Verder lezen?