Uitsterfelijke namen – een gedicht van Idwer de la Parra, geïnterpreteerd door Lisa Doeland

Het liefst geeft de mens alles een naam, want als iets een naam heeft, wordt het behapbaar. Maar bestaan er ook dingen die te groot, te oneindig zijn om een naam te krijgen? Gasthoofdredacteur Maxim Februari gaf Idwer de la Parra de opdracht een gedicht te schrijven en vroeg vervolgens filosoof Lisa Doeland om het te interpreteren. Lees hier het eindproduct, en laat je meevoeren met prachtige zinnen over ronde namen, glooiende velden en grote oneindigheden.

Tags

Poëzie Klimaat Macht van de Poëzie
Beeld: Unsplash

Word ILFU Member en steun onze schrijvers en verhalen

Vertel me meer

Idwer de la Parra, 2024

Uitsterfelijke namen

In Paul Austers roman City of Glass (1987) hoopt een vader dat zijn zoon als vanzelf Gods woord zal gaan spreken, de taal van vóór de Babylonische spraakverwarring, als hij nooit met andere talen in aanraking komt. Hij sluit hem op in een kamer en verbiedt dat ooit een woord tegen de jongen gesproken wordt. Alsof er één pure taal is en alle andere die slechts vervuilen. Alsof er maar één waar woord per ding is en alle andere woorden daarvoor niet anders dan afschaduwingen zijn. Alsof altijd duidelijk is waar het ding begint dat je probeert te benoemen en waar het ophoudt.

Over de rug van zijn kind zoekt de vader toegang tot het paradijs en dat loopt – uiteraard – op niets uit. Taal is niet transcendent, maar immanent: ze stijgt niet boven het leven van alledag uit, maar is juist een levendig verschijnsel dat mensen hecht, aan elkaar en aan de cultuur waar ze onderdeel van uitmaken.

Ik had het al nooit zo op Plato en zijn ideeënleer, en in het licht van dit verhaal krijgt die zelfs iets pervers. Toegegeven, Plato had het over transcendente ideeën en niet over woorden. En bij hem zijn die ideeën niet te vinden in de beslotenheid van een grot, of in een dichte kamer zoals in City of Glass, maar juist daarbuiten, in de buitenlucht waar je de jongen ook zo graag zou zien. Niettemin ervaar je bij Plato net als bij Auster het verstikkende van het verlangen naar transcendentie en onveranderlijkheid.

Ideeënhistoricus Thomas Moynihan zegt in zijn boek X-risk. How Humanity Discovered It’s Own Extinction (2020) dat uitsterven ondenkbaar was vóór de moderniteit. De mensheid begreep pas met de ontdekking van fossielen en evolutie, en daarmee van de fundamentele veranderlijkheid der dingen, dat het op een bepaald moment afgelopen zou zijn.

Ook de mensheid zal ooit eindigen als fossiele resten in een aardlaag; en er zal misschien niet eens een toekomstig wezen zijn dat die tekenen nog leest. Een pijnlijke waarheid, die ook Moynihan zelf lijkt te verdringen: als mensen hun eigen uitsterving kunnen ontdekken, kunnen ze die dan niet ook voorkomen? Het verdringen van die pijnlijke waarheid is wat de ecologische crisis voortstuwt en bestendigt. Iedere ton CO2, losgekomen uit fossiele plant- en dierresten, brengt die weer ietsje dichterbij.

Wie een ronde naam wil geven zoekt niet naar houvast, naar grip, maar wil zich verhouden tot iets groters, waar die op vreemdsoortige wijze in opgenomen is.

We geven namen omdat we bang zijn, merkte de Nederlandse filosoof René ten Bos eens op. Als iets maar een naam heeft, dan wordt het wat minder beangstigend, wat meer behapbaar: dáár gaat het over, denken we, dát is het probleem. Ik denk zelf dat we niet alleen namen geven uit angst, maar ook uit verlangen. Zijn dat niet de ‘ronde namen’ waar Idwer de la Parra over dicht? Wie een ronde naam wil geven zoekt niet naar houvast, naar grip, maar wil zich verhouden tot iets groters, waar die op vreemdsoortige wijze in opgenomen is.

Het doet me denken aan wat de Brits-Amerikaanse filosoof Tim Morton ‘hyperobjecten’ noemt. Klimaatopwarming is zo’n object, plastic ook. Het zijn ‘heel grote eindigheden’ die aan ons kleven, die we mede vormgeven en die ons vormen. Een dergelijk soort objecten vraagt om ronde namen, die hier, nu, in deze cultuur, heel veelzeggend zijn, maar die niet pretenderen naar onveranderlijke waarheden te verwijzen. Namen waar we op mee kunnen deinen, namen die iets kunnen openen ook, al is het maar voor even. Namen die afbreekbaar zijn, die straks gewoon weer vergaan, ruimte makend voor ontstaan, voor andere ronde woorden. Uitsterfelijke namen.   

Lisa Doeland