Anno 2024 zijn er maar weinig dichters die niet graag voor De Nacht van de Poëzie worden uitgenodigd. Het jaarlijkse evenement groeide in 40 jaar uit tot een instituut en de kans om op te treden in een bomvolle Grote Zaal van TivoliVredenburg laten weinig dichters schieten.
Jongleurig
Toch is dat niet altijd zo geweest. Er waren in de beginjaren tal van dichters die bedankten om onderdeel te zijn van dat 'circus van poëzie, muziek en puur lichamelijke acrobatiek,' zoals het evenement bij de eerste editie werd aangekondigd. Grote dichters als Remco Campert, Fritzi Harmsen van Beek, Kees Ouwens, Hugo Claus; allemaal bedankten ze aanvankelijk voor een optreden en allemaal stonden ze vroeg of laat toch een keer (of zelfs talloze malen) op het podium. Gerrit Kouwenaar weigerde jarenlang pertinent en verwoordde de vooroordelen die er bij veel dichters leefden, nadat hij zich in 1988 toch liet overtuigen, treffend: 'Ik dacht: dat is geen spekkie voor mijn bekkie, al die jongleurs en leuke types. Alsof de poëzie van zichzelf niet genoeg is. Ik vond het zo gemakzuchtig, een zwaktebod eigenlijk, alsof je de mensen er naar toe moet trekken met cadeautjes, met een verrassing bij de bonbons. Maar ja, omdat Anneke van Dijk (programmeur van De Nacht, red.) het zo lief vroeg, en collega-dichters het ook allemaal deden en ik vond dat ik niet zo parmantig moest zijn, ben ik gegaan. En ik vond het erg aangenaam. Het was natuurlijk ook veranderd, het "jongleurige" was er enigszins vanaf, dat hoorde ik ook van collega's. Het was een teken van acceptatie, van mijn kant, ongetwijfeld.' Gerrit Komrij had weleens een Vlaamse Nacht van de Poëzie, het voorbeeld voor de Utrechtse, meegemaakt en voelde zich daar niet op zijn plek: 'Ik was niet anders gewend dan dat er op Nachten van de Poëzie en andere poëzieavonden voortdurend geschreeuwd en gefloten werd, dat er altijd een paar notoire lastpakken waren die alles afliepen om het hoogste woord te hebben. Er ging ook geregeld iemand dood, geloof ik.' Mede doordat hij in Portugal woonde, nam hij pas in 1990 voor het eerst een uitnodiging van De Nacht aan: 'Het was een belevenis! Alleen al door de enorme omvang van het publiek. Ik was zeker tweeënhalf jaar niet meer in Nederland geweest en dan kom je ineens voor zo’n publiek, en dan geen achtendertig maar drieduizend. Ja, dat herinner ik me nog wel, de verbazing over de grote opkomst. Een opkomst die, dat begreep ik ook wel, niks met de poëzie te maken had, maar met al die harmonicaspelers en olifanten ertussendoor. Daar kwamen de mensen voor, dat was duidelijk. Maar toch, het was een echte schokbehandeling, want ik merkte dat die zaal niet alleen luisterde, maar ook reageerde, en op dat moment was ik meteen voor de rest van mijn leven over mijn plankenkoorts heen. Vanaf dat moment ben ik niet bang meer, het kan me niets meer schelen. Sindsdien vind ik alles onder de 2500 in een zaal ook maar verdomd weinig…'
Fameus is de weigerachtigheid van Lucebert die programmeur Anneke van Dijk jarenlang achter z'n broek aan zat. Pas op de elfde Nacht ging hij overstag. 'Op het laatst werd ik er bijna melig van,' vertelt Van Dijk. 'Ieder jaar weer bellen, altijd in een aantal fases, en omdat ze geen telefoon hadden meestal naar een bar in Alicante waar ze toen vaak kwamen, met drie woordjes Spaans: "Por señor Lucebert!" En dan Tony, zijn vrouw, die weer trouwhartig terugbelde: nee, hij had geen zin, hij had het te druk, ze waren niet in de buurt, elk jaar was er wel wat. Op het laatst heb ik gezegd: waarom komt-ie nou niet gewoon, want volgend jaar bel ik weer. Dan hebben we het maar gehad, dan zijn jullie van mij af en ik van jullie. Vreselijk. En toch, ik blijf doorgaan, want ik wil gewoon mijn zin hebben. Niet om mijn zin te krijgen, maar omdat ik vind dat een Nacht van de Poëzie zonder Lucebert niet kan, dat is onbestaanbaar. En het is gelukt. En hij vond het hartstikke leuk!'
Vasalis
Ook onbestaanbaar: een Nacht zonder M. Vasalis, maar haar weigerachtigheid was nog van een heel andere orde. Niet alleen uitnodigingen voor De Nacht liet ze links liggen, ook elders verscheen ze zelden in het openbaar. 'De dichter is thuis,' schreef ze eens. 'U, lezers en critici, kunt hem daar bezoeken, langs de touwladder van zijn woorden.' Desalniettemin werd er van alle kanten aan haar getrokken. Ondanks haar onzichtbaarheid in de media, op de podia en in de literaire wereld, was Vasalis (pseudoniem van Margaretha Leenmans) immers uitgegroeid tot een klassieke dichter. Gedichten als 'Appelboompjes', 'Het ezeltje' en 'Tijd', worden tot op de dag van vandaag gebloemleesd, geciteerd en bewonderd. Een strofe uit haar gedicht 'Sotto Voce' werd een regelrechte begrafenis- en rouwkaartenhit:
Zoveel soorten van verdriet,
ik noem ze niet.
Maar één, het afstand doen en scheiden.
En niet het snijden doet zo’n pijn,
maar het afgesneden zijn.
Nederland was van Vasalis gaan houden. Gerrit Komrij nam het maximale aantal van tien van haar gedichten op in zijn gezaghebbende bloemlezing, Ilja Pfeijffer zette Vasalis' 'De idioot in het bad' tussen gedichten van Homerus, Poesjkin, Plath en Achmatova in zijn Canon van de Europese Poëzie en in de lijst met meest gebloemleesde gedichten ooit, die C.J. Aarts eens samenstelde, staan er vijf van Vasalis. Bovendien had de nacht altijd een grote rol in al haar werk gespeeld: als de brenger van donkerte en duisternis, als symbool van rust en stilte, als het contragewicht van de dag. 'De bus reed als een kamer door de nacht,' luidt een van haar bekendste versregels, uit het gedicht 'Afsluitdijk'. Het was inderdaad ondenkbaar dat Vasalis niet één keer op De Nacht van de Poëzie zou optreden.
In 1987, ter voorbereiding van de zevende Nacht, deed programmeur Anneke van Dijk daarom voor het eerst een poging. Ze schreef Vasalis, zich bewust van haar terughoudendheid: 'Er bestaat kennelijk een randstedelijk en noordelijk Vasalis-beeld: uit het noorden komen vaak van die montere berichten over uw aanwezigheid bij literaire gebeurtenissen, terwijl wij hier toch vooral geneigd zijn tot ontzag voor een eenzelvig iemand. Kortom, we zouden het zo bijzonder vinden u tijdens de Nacht van de Poëzie een aantal van uw al lang klassieke gedichten te horen lezen.' Enkele dagen later antwoordde Vasalis met een handgeschreven briefje:
'Geachte mejuffrouw Van Dijk,
Uw beeld van een twee-koppig monster, een Janus met het dubbele aangezicht, heeft me wel vrolijke momenten bezorgd. Zoals ieder imago berust ook dit op een gestabiliseerd misverstand. Noch in het Westen, noch in het Noorden ben ik eenzelvig, noch in het Noorden, noch in het Westen heb ik ooit mijn eigen gedichten voorgelezen. In het Noorden heb ik wel een paar literaire gebeurtenissen bezocht - soms omdat ik in een kring zat, soms omdat ik de oudste op een na was.
Het is juist omdat ik niet eenzelvig genoeg ben, dat ik me altijd heb moeten hoeden voor publiciteit in de media. Het was al moeilijk genoeg om naast een gezin en een psychiatrische praktijk nog een klein natuurreservaatje te houden. Ik schrijf u dit zo uitgebreid omdat ik uw brief zo aardig en hartelijk vond, dat ik niet met een bot ,,nee” wou volstaan.
Ik wens u verder veel succes toe met en in de Nacht van de Poëzie.
Met eenzelvigste groet, M. Drooglever Fortuyn-Leenmans.'
Het was duidelijk dat een nieuwe poging het jaar erop zinloos was: een telefonisch offensief van Anneke van Dijk (zoals bij Lucebert), de buren inschakelen (zoals bij Fritzi Harmsen van Beek) of in een nieuw zijden truitje opduiken in een café (zoals bij Hugo Claus) zou het er vermoedelijk alleen maar erger op maken. Toch liet de Nachtredactie het er niet bij zitten. In het najaar van 1994 zaten de toenmalige redactieleden Anneke van Dijk en presentatoren Piet Piryns en Anton Korteweg bijeen in de Utrechtse sociëteit Pollmanns Huis om de vijftiende Nacht, het derde lustrum, voor te bereiden. Voldaan en met een zekere trots bogen ze zich over de lijst met dichters die ooit al eens op De Nacht hadden gestaan, inmiddels zo'n tweehonderd. Bovendien was de reputatie van het evenement gevestigd: de Nacht werd steeds vaker gezien als een graadmeter voor de toestand van de Nederlandse poëzie. 'Onbestaanbaar' was daarom opnieuw het woord waarmee Vasalis' afwezigheid op die lijst werd omschreven. Anton Korteweg had Vasalis kort daarvoor nog uitgenodigd om de viering van het veertigjarig bestaan van het Letterkundig Museum, waarvan hij in het dagelijks leven directeur was, bij te wonen. Daarop had Vasalis geantwoord: 'Ik beweeg me voort als een verregaand bedronken zombie, ik hoor slecht, maar kan een voortdurend lawaai in mijn hoofd niet ontlopen, en het hinderlijkste is dat ik hoogstens een uur per dag kan werken en daarna uitgeput ben. Reizen kan, zelfs al word ik begeleid, helemaal niet meer, noch langdurig bezoek ontvangen.' Het was duidelijk dat Vasalis, inmiddels 85 jaar oud, nu ook fysiek niet meer in staat was om ooit nog ergens haar gedichten voor te lezen. Korteweg bedacht iets anders, vastbesloten om tijdens de jubileumeditie Vasalis' gedichten te laten klinken. Hij schreef haar: 'We zouden graag in 1995 aandacht aan uw werk besteden. Niet door U zelf te vragen een twaalftal van uw gedichten te lezen, maar door de staatssecretaris van Cultuur, Aad Nuis, te verzoeken dat te doen. Of iemand anders met een zekere culturele reputatie en affiniteit met uw werk, als U dat liever heeft.'
Vasalis antwoordde enkele weken later: 'Wat uw plannen voor de Nacht v.d. Poëzie betreft - eerst schrok ik ervan, omdat ik me die Nacht nauwelijks kan voorstellen met een “lezing”. Mijn beeld was: heel veel jonge en oude, beginnende of overwinterende dichters die zelf hun nieuwe verzen zouden voordragen, onder applaus en boe-geroep. En die niet in een ontvankelijke of lijdzame stemming naar een lezing zouden willen luisteren. Maar toen bedacht ik dat u daar meer verstand en ervaring van heeft dan ik en dat ik dat gerust kan overlaten.'
Kortewegs suggestie om dan staatssecretaris Nuis, zelf ook dichter, te vragen, voor wiens gedichten Vasalis in haar eigen woorden 'zeker sympathie' had, stuitte echter wel op bezwaren: 'nu hij een vertegenwoordiger van de regering is, zou zijn optreden iets officieels hebben, dat m.i. niets met enig dichterschap te maken heeft en enigszins zou vloeken met de spontaniteit en vrijheid, die ik althans met zo'n Nacht associeer,' aldus Vasalis. 'Ik zou dus liever iemand anders willen voorstellen, met of zonder culturele reputatie, als hij of zij maar duidelijk en zonder te veel emphase zou kunnen voorlezen.'
Korteweg was allang blij dat Vasalis zijn plan niet dwarsboomde en haalde Herman de Coninck van stal. De Vlaamse dichter was uitgegroeid tot een publiekslieveling van De Nacht. Het is niet overdreven te stellen dat het Nederlandse publiek dankzij De Nacht pas grondig kennis had gemaakt met zijn speelse, autobiografische en heldere poëzie. Zevenmaal had hij inmiddels opgetreden, steeds onder groot applaus van publiek en pers. Hij zou volgens Korteweg de ideale kandidaat zijn om de gedichten van Vasalis 'duidelijk en zonder al te veel emphase' voor te lezen. Vasalis stemde enthousiast in. Het zou eindelijk gaan gebeuren: Vasalis' gedichten op De Nacht, al was het in de uitvoering van Herman de Coninck.
Een nieuw gedicht van Vasalis
Bij een optreden op De Nacht hoort echter ook een gedicht voor de 'Nachtbundel', die elke bezoeker krijgt uitgereikt, met daarin liefst ongepubliceerde gedichten van de optredende dichters. Schoorvoetend stuurde Anton Korteweg wederom een briefje met dit nieuwe verzoek aan Vasalis, er vanuitgaand dat de dichter die al sinds 1954 geen bundels meer had gepubliceerd één van haar klassiekers zou insturen. Maar Vasalis kwam zowaar met een nieuw gedicht: 'Hierbij een nog niet gepubliceerd gedicht - De helft was er al lang geleden en die heb ik indertijd voorgelezen toen ik de C. Huygensprijs kreeg. Dit is een stukje van een kleine reeks n.a.v. de etsen van Seghers. Daarom heet het "Seghers etsen I".' Maaike Meijer vermeldt in haar biografie dat Vasalis in de jaren '90 geobsedeerd raakte door het werk van de etser. In haar nalatenschap vond Meijer zestien bladen met aantekeningen en kladversies voor de beoogde gedichtencyclus. En een jaar voor haar dood noteert Vasalis in haar dagboek dat ze zelfs droomde in een landschap van Seghers te zijn beland: 'Ik keek uit en beneden en voor me lag een landschap van Seghers. De rots waarop ik stond en de bomen naast en achter mij óók Seghers. Ik stond in een ets van Seghers en wist het. Eindelijk ben ik erin dacht ik.'
Bij de etsen van Seghers I
De bijna overduidelijke, barre landschappen,
wegen, die kronkelend in het niet verdwijnen,
de bomen, die geknakt zijn, of de gave
met blaadren, die nauwkeurig zijn geteld.
De bouwvallen zo sierlijk overwoekerd
met struiken, die de stenen - onbehoed -
nog duidelijker maken. En overal ter plaatse aangegeven
zowel 't verval als het hardnekkig verder leven
en alles aangebroken en gerept en niets ten volle afgedaan.
Het pijnlijkst zijn de voren in de opgeworpen wegen,
leidend tot niets, snijdend zo diep,
en het verlorenste de kleine verre wandelaar,
die niet zou omzien, als men hem riep.
De lucht boven het land is leeg en groot -
geen enkle vogel en geen wolken, nauwlijks kleur
- een roze vleug soms, een vergeten tederheid -
en land en hemel zozeer uitgespreid
zo veel te wijd geopend op hun kwetsbaarheid.
- Hier is het Lot geland, de doelgerichte willekeur
en wat gebeurd is is voorgoed gebeurd: de tijd
staat stil, tussen het leven en de dood.
Nog een traktatie: Vasalis was bereid zelf de 'setlist' samen te stellen van de gedichten die Herman de Coninck zou voordragen. Daarop zette ze drie gedichten uit haar debuut Parken en Woestijnen, drie uit de bundel De Vogel Phoenix en vier uit Vergezichten en Gezichten. En twee ongebundelde gedichten: het gedicht over Seghers voor de nachtbundel en 'Is het vandaag of gisteren', een alom gewaardeerd gedicht over haar demente moeder, dat in 1974 in het literaire tijdschrift Tirade was verschenen.
Zo was M. Vasalis alsnog een volwaardige Nachtdichter geworden: ze had een selectie gedichten voor De Nacht gemaakt, ze had zelfs een nieuw gedicht aangeleverd voor de Nachtbundel, ze was er alleen niet zelf, in eigen persoon bij. Herman de Coninck kwijtte zich voorbeeldig van zijn taak. Met zijn zachte voorleesstem en Vlaamse accent las hij de gedichten waar zovelen in het publiek mee waren opgegroeid en bracht hen tot een ovationeel applaus. Het eerste gedicht dat hij voorlas uit de Nachtkeuze van Vasalis was het gedicht 'Krekels', met daarin de versregels die het motto zullen zijn van de 41ste Nacht van de Poëzie op 5 oktober aanstaande:
Bronnen
Voor dit artikel heb ik gebruik gemaakt van het Nacht-archief van Anneke van Dijk met daarin de brieven van en aan Vasalis. Tevens heb ik geciteerd uit het boek 'Twintig jaar Poëzie in Vredenburg' van Koen Vergeer (AtlasContact, 2000) en 'M.Vasalis: een biografie' van Maaike Meijer (Van Oorschot, 2011).
Misschien vind je dit interessant
Members hebben een streepje voor:
- Met jouw bijdrage betalen we schrijvers om nieuwe verhalen te maken
- 100% van de ledeninkomsten gaat naar schrijvers
- Ontvang de wekelijkse Membernieuwsbrief
- Krijg 20% korting op alle festivaltickets en 5% op het cursusaanbod
- Krijg gratis toegang tot livestreams en premium content
- Volg schrijvers en thema's die je interessant vindt
- Bewaar verhalen die je mooi vindt in je Mijn ILFU-bibliotheek
- Krijg 8x per jaar gratis toegang tot onze ILFU book club, met optredens van auteurs
- Word onderdeel van onze gemeenschap: reageer op verhalen en discussieer mee
- Krijg (als je voor een jaar betaalt) toegang tot onze masterclass Poëzie
Heb je al een account?
InloggenWord ILFU Member en krijg 20% korting op alle tickets
- Krijg 20% korting op alle festivaltickets en 5% op het cursusaanbod
- Met jouw bijdrage betalen we schrijvers om nieuwe verhalen te maken
- Volg schrijvers en thema’s die je interessant vindt
- Bewaar je favoriete verhalen in je Mijn ILFU-bibliotheek
- Krijg 8x per jaar gratis toegang tot de ILFU book club
- Krijg gratis toegang tot livestreams en premium content
- Krijg (als je voor een jaar betaalt) toegang tot onze masterclass Poëzie
Ben je al Member? Log in om te profiteren van de korting
Inloggen