Wat ons verbindt
geschreven door Maurits de Bruijn
redactie door Stefanie Liebreks & Fleur Jeras
Het zou door de opeenstapeling van mijn levensjaren kunnen komen, of door de tijdsgeest, feit is dat alle steden waarnaar ik ben afgereisd inmiddels zijn samengesmolten tot één grote, amorfe stad, een cocktail aan moderne en klassieke ingrediënten die in verschillende maar soortgelijke samenstellingen opduiken. Anno 2022 blijken overal felgekleurde bubble tea-cafés te vinden, net als terrassen vol lichtjes die door nepplanten krioelen en koffietenten met het kleuren- en meubelpalet van een operatiezaal. Zo ook in Madrid. Ik reisde af naar de Spaanse hoofdstad om het festival Eñe bij te wonen en in het bijzonder het door CELA verzorgde optreden van Alma Mathijsen en haar Spaanse vertaler Daniela Martín Hidalgo.
De afkorting CELA staat voor Connecting Emerging Literary Talents. De organisatie zet zich in voor het vertalen van Europese schrijvers uit kleinere taalgebieden, waaronder het Nederlandse.
Mathijsen en Martín Hidalgo staan naast elkaar op het podium, verwikkeld in een minimale choreografie die hen dwingt recht tegenover elkaar te staan, zodat de toeschouwers in het auditorium van de bibliotheek het duo op de flank ziet. De pose valt samen met het moment in het verhaal waarop de ik-persoon voor de spiegel staat. Het publiek krijgt daardoor niet één maar twee vertalingen te zien: de Nederlandse brontekst die in het Spaans werd vertaald én een lijfelijke vertaling. De ik-persoon in kwestie staat voor de spiegel omdat de zwelling en pijn maar niet willen wegtrekken nadat haar verstandskies is getrokken. Sterker nog: het wordt alleen maar erger. Het drama dat zich in haar mond voltrekt groeit tot buitensporige proporties, totdat het die stekende absurditeit bereikt die zo kenmerkend is voor het altijd buitengewone werk van Mathijsen.
In de vertaalde woorden van Martín Hidalgo vind ik dat surrealisme ineens onmiskenbaar Spaans, doet het denken aan Almodóvar, aan Miró. Het ongelijke gezicht dat zowel Martín Hidalgo als Mathijsen in de spiegel aantreffen en zorgwekkend beschrijven werd decennia geleden geschilderd door Picasso, zo stel ik me voor. Het oog dat Luis Buñuel en Dalí doormidden lieten snijden in hun kortfilm Un Chien Andalou dringt zich aan me op. Die klassieke lichaamshorror had ik waarschijnlijk niet zo snel aan het kortverhaal van Mathijsen gekoppeld, maar de vertaling en setting waarin het verhaal me bereikt, roept nieuwe koppelingen en verbindingen in het leven. Precies zoals het project beoogt.
In het missie-statement van CELA valt te lezen wat haar doel is: 'bijdragen aan een gezond en duurzaam literair systeem en het stimuleren van het intellectuele, literaire debat en de uitwisseling van ideeën onder de opkomende Europese generatie schrijvers, vertalers, literaire professionals en het Europese publiek een bijdrage aan een duurzame democratie.'
Het zijn grote woorden maar de kern wordt door de organisatie wel degelijk helder uiteengezet: literatuur toont ons wat we gemeen hebben. Verderop volgt: 'De Europese openbare ruimte wordt in veel opzichten bij elkaar gehouden door narratieven, middels de werking van onze verbeelding en ook door fictie. Onze gemeenschapszin is afhankelijk van deze raamwerken. Verbeeldingskracht en narratieven vormen het weefsel van onze gemeenschap.'
Dat weefsel zou een mooi alternatief zijn voor onze andere gemeenschappelijkheden, de Starbucks-filialen, souvenirwinkels, kortom: het door sociale media bestendigde consumentisme dat we overal tegenkomen. In de buurt van mijn hotel blijkt zich de Madrileense uitvoering (of: vertaling) van de Kalverstraat te bevinden, vol etalages van identieke sieradenwinkeltjes en vreemd genoeg enorm veel winkels die kristallen en wierook aan de mens brengen.
Samen met Mathijsen ga ik op in het winkelgedruis. Ik vraag haar wat het CELA-project tot nog toe voor haar heeft betekend: 'Het leek me geweldig om vertaald te worden en schrijvers uit andere landen te leren kennen. Het is een hele fijne ingang naar een wereld die ik anders nooit had leren kennen, en het is goed om te zien waar andere Europese schrijvers mee bezig zijn. Het verbaast me ook hoe klein die brug is; mijn Roemeense vertaler Alexa zei me dat zij met dezelfde dingen in haar hoofd zit als ik. Ik kom er nu achter wat mensen van onze leeftijd bezighoudt in al die andere landen. En ze zijn gewoon op zoek naar mooie teksten en die zijn overal te vinden.' De Nederlandse schrijfster werd in totaal aan negen vertalers gekoppeld. In Roemenië leidde de samenwerking al tot een succes: 'Er komt nu een Roemeense vertaling van Ik wil geen hond zijn, en dat is echt compleet te danken aan CELA. Alexa heeft zich erin vastgebeten.'
'En dat geldt ook voor iemand als Daniela, mijn Spaanse vertaler,' vervolgt Mathijsen. 'Bij haar is het zo bijzonder om te zien hoe secuur zij met mijn teksten omgaat. Dat ze het van het begin tot het einde wil begrijpen. Het verhaal wil ze brengen zoals ik het heb bedoeld. Ze doet dat met heel veel liefde, mijn stem overbrengen.'
Ik vraag haar naar de overlap die ze aantreft in al die verschillende landen. 'Je kunt het vergelijken met het mycelium, een schimmelnetwerk onder de grond, dat is aangelegd door heel Europa waardoor die schrijvers en vertalers elkaar veel makkelijker kunnen vinden. Eigenlijk lijkt elke literaire scene, in die steden en landen, op elkaar. Ze zijn bezig met teksten die werken, die mooi zijn, die iets zeggen over wat het is om een mens te zijn. Dat is overal hetzelfde.'
Omdat ik weet dat Alma het Italiaans machtig is, vraag ik haar hoe het was om haar tekst ook in die taal terug te kunnen lezen: 'Dat was heel leuk en tegelijkertijd heel vervreemdend. Ik ben heel mijn leven al bezig Italiaans te leren en dat lukt gewoon niet, daar ben ik te dyslectisch voor. Dan zie ik nu mijn eigen woorden en dat is het wel gelukt. Dat is wel een soort overwinning.'
Binnen het project vinden ook workshops met vertalers en schrijvers plaats. Over de dynamiek tussen die twee zegt Mathijsen: ‘Bij een van die workshops was een vertaler die zei dat je zo min mogelijk vragen moet stellen aan je schrijver, diens beredenering was dat het uiteindelijk het werk is van de vertaler. Die moet het hart van het boek vinden. Als ‘ie dat heeft gevonden, is het aan hen om het boek te schrijven.'
Vertaalwerk klinkt op die manier als een zeer romantische taak, en misschien is het dat ook wel. Ik wil Alma’s vertaler daar graag meer over vragen en ik spreek met Daniela Martín Hidalgo naar haar ervaringen: 'Alma’s tekst was bijzonder specifiek als het aankomt op het taalgebruik; dat vond ik ook terug in haar andere werk, zeker in haar novelle Ik wil geen hond zijn, waaraan we ook hebben gewerkt tijdens CELA. Haar toon lijkt heel objectief en realistisch na de eerste lezing, maar zodra je er dieper op ingaat, ontdek je alle schakeringen. In deze tekst is de vrouwelijke verteller heel theatraal, ze verandert constant van toon (van pijn tot zelfmedelijden, naar woede en schaamte) en ik wilde dat laten terugkeren in de vertaling. Tegelijkertijd gaat de tekst over fysieke pijn, we weten allemaal hoeveel pijn een verstandskies kan doen, en hoe het is om in afzondering die pijn te doorvoelen. Daarom wilde ik ook ruimte bieden aan empathie voor deze stem en het personage. Maar al deze aspecten zitten al in de originele tekst en die wilde ik zo accuraat en literair mogelijk in het Spaans vertalen.'
Tijdens een van de maaltijden die zich op de festivaldag voltrok, ging een gesprek rond over het soort Nederlandse literatuur ‘dat het goed doet’ in Spanje, of dat beter gezegd de weg naar de Spaanse lezer weet te vinden. Al gauw werden hedendaagse ‘boerenklassiekers’ als Boven is het stil en De avond is ongemak genoemd, romans die alleen al vanwege hun setting onmiskenbaar Hollands zijn, of wat daar ook voor mag doorgaan.
Ik vraag Daniela hoe zij tegen de Spaanse import van Nederlandse literatuur aankijkt. 'Naar mijn mening is de gewone Spaanse lezer op zoek naar verhalen die inkijk bieden in een fysiek en emotioneel landschap dat onbekend is. En dan doel ik dus niet op grachten of polders, maar een moeilijk te duiden gevoeligheid die is verbonden met de Nederlandse geschiedenis, taal, samenleving, de kunst, het landschap, de cultuur als geheel. Nederlandse cultuur is rijk. Ik ben heel erg geïnteresseerd in de nieuwe vrouwelijke stemmen: "mijn" drie CELA-auteurs Alma Mathijsen, Lisa Weeda en Nikki Dekker, maar ook Hanna Bervoets, Aukelien Weverling of Nina Polak. En ook in schrijvers die het idee doorbreken van een "Nederlandse auteur," zoals Radna Fabias of Rodaan Al Galidi.'
Als een project als CELA ervoor weet te zorgen dat het beeld dat de Europese lezer van Nederland krijgt voorgeschoteld oneindig veel breder is dan weilanden en zwijgzame, norse mensen, dan is dat fantastisch. Sommige Nederlanders schreeuwen namelijk, zoals het personage van Alma, wier verstandskies net is getrokken.
Het optreden van Mathijsen en Martín Hidalgo is niet het enige dat het publiek op deze zaterdagmiddag krijgt voorgeschoteld. Trotse familieleden richten zich op in hun stoel zodra vertaler Inés Sánchez Mesonero en Italiaanse auteur Fabrizio Allione het podium bestijgen. Herinneringen aan mijn eerste Spaanse lessen dringen zich aan me op. Mijn enige klasgenote was Italiaans en had dus een enorme voorsprong op me; ze hoefde vaak alleen maar een klinkerklank van een woord af te snoepen om tot het Spaanse equivalent te komen.
Sánchez Mesonero en Allione spelen een ruziënd getrouwd stel, zoveel is meteen duidelijk. Naarmate de dialoog vordert, realiseer ik me dat niet alle woorden van Allione direct worden vertaald in het Spaans. Soms lijkt Sánchez Mesonero de tekst met haar Spaanse antwoorden vooruit te duwen, zodat de frictie tussen het echtpaar ook gestalte krijgt in de onvertaalde woordenfrictie die de twee samen begaan. De twee praten letterlijk langs elkaar heen.
Eenmaal in mijn hotelkamer bega ik een grote zonde, zo voelt het: ik breek de Italiaanse tekst op in brokjes en prop die in Google Translate, waar zich de oorzaak van het conflict ontvouwt. De man was het kind bijna kwijtgeraakt. Mijn oog blijft haken op een prachtige zin die ongetwijfeld weinig met het Italiaanse origineel van doen heeft: 'Je kreeg ruzie met het glas.'
Omdat ik Google niet vertrouw, spreek ik Inés Sánchez Mesonero zelf: 'Ik heb veel vertalers ontmoet en met hen ideeën uitgewisseld over ons werk, en ik heb ook echt vriendschappen gesmeed. Dat kan heel krachtig zijn, om vrienden te hebben binnen dit werk. Mijn werk is ook zichtbaarder geworden op Europees niveau. En van mijn mentor heb ik ook veel kunnen leren.'
Het verhaal dat ze samen met Allione op het podium voordroeg, was erg afwijkend van de teksten die ze van hem kende. 'Het is een tekst met veel nadruk op dialoog en ritme. Ik moest mijn best doen om die ook passend te vertalen. Ik herinnerde me ook hoe het was om de tekst te vertalen toen ik die voordroeg, het was alsof ik terug in de tijd kon reizen op die manier.' Ik vraag haar naar de keuze om niet alle tekst direct te vertalen. 'We wilden de ruzie van het stel overbrengen, die is voelbaar in de toon. Er is een groot verschil tussen het Spaans en het Italiaans, maar Spanjaarden en Italianen kunnen elkaar best goed verstaan, als het gaat om korte stukjes. Omdat vooral die toon belangrijk was, durfden we het aan om niet alles volledig te vertalen.'
Een aantal maanden later, in april, presenteert CELA drie niet-Nederlandse auteurs en hun vertalers op het Wintertuinfestival in Nijmegen. Wederom bestijgen zes mensen het podium, wederom worden de bronteksten gespiegeld in hun vertaling, maar ditmaal helpt een blauw scherm de toehoorder die te lezen en verteren. Ook hier hoor ik verhalen aan die uitblinken in hun universaliteit, waarbij het mijn geest bijzonder weinig moeite kost aan te haken.
Sara Micello’s Lampi (Bliksem) verhaalt over diep weggestopte herinneringen, over graven in een pijnlijk verleden, omdat daar een dierbare is achtergebleven. Haar verhaal combineert een Mediterraans vakantie-ideaal met een gezinstragedie, het steekt niet, is teder, ook in de Vlaamse tongval van vertaler Sandra Verhulst. ‘Ik kom uit een familie die me een goede opvoeding heeft meegegeven en een goede manier om in het leven te staan, maar de laatste tijd zijn er een paar dingen waar ik voortdurend aan moet denken. Vele daarvan zijn me bijgebleven en jagen me nog steeds op dezelfde manier de stuipen op het lijf,’ horen we haar zeggen.
Heel indringend belichaamt Anna Beata Háblová haar verhaal over twee klimaatactivisten. Ze kijkt het publiek indringend aan terwijl ze vertelt over Adam en Petra die met gele kleurstof een interventie hebben beraamd om reuring te geven aan de schadelijke gevolgen van zuiveringsinstallaties, maar het plan valt ten prooi aan misverstanden en afgunst: ‘Petra stapte het balkon op, greep een pakje sigaretten van de vensterbank dat Adam ooit vergeten was en stak er eentje op. Haar bloed kwam weer tot rust, alsof slagroom te lang was opgeklopt en er klontjes boter en vreemde, vloeibare restjes ontstonden. '
Na de voordracht van de Sloveense filosoof en schrijver Mirt Komel hoor ik dat zijn tekst een autobiografische kern heeft, en Mirt daadwerkelijk een Brusselse CELA-meeting voortijdig verliet om naar Den Haag af te reizen om in het Mauritshuis oog in oog te komen staan met Het Puttertje. Het is precies die eigenzinnige onverstoorbaarheid die doorklinkt in zijn proza.
Terwijl geringe openingstijd rest, komt Mirt aan in het Mauritshuis waarop de ticketverkoper hem op benepen, calvinistische wijze vraagt of het het echt waard is vijftien euro entree te betalen voor een bezoek van hooguit tien minuten. Het is de kernvraag van zijn tekst: Wat is kunst waard? Wat hebben we ervoor over? Krijgen onze verlangens om te maken en om van kunst te genieten de ruimte, kunnen die floreren in deze van verbeeldingskracht gespeende wereld?
Mirts obsessie voor het beroemde schilderij dat hij uiteindelijk weet te ontmoeten, komt voort uit zijn liefde voor een ander kunstwerk: de roman Het Puttertje van Donna Tartt. Het is kunst die een mens van meer kunst doet houden, en het is uitgerekend het distelvinkje van Fabritius dat historici er maar niet in doet slagen een diepere betekenis te vinden, een heldere symbolische verwijzing te duiden.
Het verhaal doet me denken aan de beeldend kunstenaar die me eens vol jaloezie vertelde dat zijn werk nooit de onmiddellijke reactie teweeg zal kunnen brengen die muziek wél losmaakt. Zo zijn er vast schrijvers die hadden willen kunnen schilderen, of wellicht is het beter toe te geven dat ik zo’n auteur ben die zowel had willen kunnen zingen als schilderen, die Caravaggio en Beyoncé had willen zijn. Maar de illusie dat er een kunstvorm zou zijn die het zonder vertaling kan doen, ondersteun ik niet langer. Er is altijd een voorganger nodig, wat onderzoek, wat studie. Het is Tartt die Fabritius inzichtelijk maakt, K3 die de deuren opent voor Adele, Tellegen die de weg plaveit voor Daanje. Wat ik bedoel is: er is altijd een vertaling nodig, een voorwoord, een verwijzing, een ingang, iemand die de weg wijst. En binnen de literatuur vervult een vertaler die functie van wegwijzer op de meest letterlijke en allesomvattende wijze.
De ervaringen en verhalen van Háblová, Komel, Martín Hidalgo, Mathijsen, Mesonero, Micello en Sánchez vertegenwoordigen slechts een klein deel van het volledige CELA-project, dat in totaal dertig schrijvers, 79 vertalers en 6 literaire professionals beslaat. Al die taal trekt sporen door tien Europese landen, en nieuwe verbindingen, zoals een zwammennetwerk. En dat ondergrondse netwerk duikt soms bovengronds op, zoals in Madrid of Nijmegen.
Op het Madrileense vliegveld bestel ik een medium cappuccino bij de Starbucks, met nagenoeg dezelfde woorden die ik in Nederland zou gebruiken. Mijn naam wordt verkeerd op de papieren beker geschreven, het schijnt het beleid van de koffieketen te zijn, want foutief gespelde namen delen mensen gretig op hun social media apps. Even later vang ik in het vliegtuig Spaanse gesprekken op die ik, jaren na mijn taalklasje, ineens wat beter weet te verstaan. Er is meer dat ons bindt, realiseer ik me, maar om daar te komen moeten we soms iets meer moeite doen. Maar de opbrengst is niet minder dan pure kunst.
Meer over CELA
Connecting Emerging Literary Artists (CELA) is een ambitieus Europees talentontwikkelingsprogramma voor opkomende schrijvers, vertalers en literair professionals. Met CELA ondersteunt Wintertuin, samen met tien partners uit tien Europese landen, 30 talentvolle schrijvers, 79 vertalers en 6 literaire professionals.
meer over CELA