In de Törless wordt de gebrekkigheid van ons verbale instrumentarium paradoxalerwijs in heel rijke en ongewone bewoordingen voor het voetlicht gebracht. Het was daarom zaak mij niet te laten leiden door onze gangbare manier van kijken, denken en uitdrukken. Musils vergelijkingen zijn nergens aan te toetsen, omdat hij of beter gezegd zijn hoofdpersonage woorden tracht te vinden voor een andere manier van ervaren.
Dat ervaren zelf is overigens ook ambigu. Wordt er gevoeld, gedacht, gezien? Is iets een neiging, een hang, een aandrift, een behoefte, een verlangen, een indruk, een voorstelling, een idee? Dat leidt tot heel tastende beeldspraak, al is Törless tegen het einde van de roman minder diffuus, en dat lijkt zelfs in de zinsbouw tot uitdrukking te komen.
Maar ook de feitelijke beschrijvingen zijn bedrieglijk. Ik geloof niet dat de bovenverdieping van het instituut, waar een belangrijk deel van de roman zich afspeelt, te tekenen is zonder iets als een M.C. Escher te krijgen.