De meest concrete uitdaging, dat waren natuurlijk de naam-anagrammen. De meeste waren van mensen die een vrij grote rol spelen, en daar kon ik natuurlijk niets aan veranderen, ik moest het doen met de letters die ik had. In één geval betrof het de naam van iemand die maar één of twee keer werd genoemd, en kon ik het mezelf wat makkelijker maken door die iets te wijzigen.
Dit soort puzzels, net als bijvoorbeeld rijmpjes of bijnamen, kom je als vertaler geregeld tegen, zeker in kinderboeken. Dat maakt het niet eenvoudiger, maar je krijgt er wel een zekere behendigheid in, plus het geruststellende vertrouwen dat je er uiteindelijk altijd wel uitkomt.
De grootste uitdaging bij dit boek was het taalgebruik, door de tijd waarin het speelt en de af en toe lichtelijk hypnotiserende vertelstem, met onder meer veel alliteratie. Wonderlijk genoeg leek die alliteratie bijna als vanzelf ook in mijn tekst te verschijnen, zo vaak zelfs dat ik me afvroeg of het niet te veel werd. Maar als ik de tekst dan nog eens overlas wist ik: nee, dit is precies zoals het moet zijn.