Wie ik werkelijk ben, heb ik te danken aan de Poolse literatuur. Die regel heb ik al eens eerder opgeschreven, en hij is nog steeds waar. Bij mijn eerste bezoek aan Polen, tijdens een studentenuitwisseling in 1983, ervaarde ik als enigszins naïeve Leidse kunstgeschiedenisstudent voor het eerst wat literatuur kan betekenen. Een boek of een gedicht kon een vlucht uit de werkelijkheid zijn. Maar veel meer nog was het een protest, een stem van verzet. Het waren de jaren waarin bijvoorbeeld het gedicht ‘Meneer Cogito’s opdracht’ van Zbigniew Herbert een duizelingwekkende carrière maakte door zich te transformeren tot een soort anti-communistisch strijdlied dat velen uit hun hoofd kenden. 'Toon moed wanneer de rede tekort schiet moed/ bij de laatste afrekening is dat het enige wat telt.' Het is een gedicht dat in het huidige Polen, waar de persvrijheid steeds meer wordt beperkt, waar de onafhankelijkheid van rechters wordt belemmerd, en waar democratie en rechtsstaat steeds meer worden ondermijnd, helaas opnieuw actueel is.
‘Wie we werkelijk zijn, hebben we te danken aan onze verbeelding’, schreef Wiesław Myśliwski in De laatste hand (2016). Mijn verbeelding wordt al tientallen jaren gevoed door deze Poolse schrijver en al die anderen. Ze leven in een gelaagde, ingewikkelde, en bij vlagen mooie wereld waarin ik me graag onderdompel. Zonder die rijke voedingsbodem had ik mijn eigen boeken nooit kunnen schrijven.
Hieronder mijn top tien, die een top elf is geworden. Met te weinig vrouwen, ontdek ik nu tot mijn schrik. Daar ligt nog een schone taak voor vertalers. Al is het zorgelijk dat er nauwelijks nog vertalers vanuit het Pools worden opgeleid aan Nederlandse universiteiten. Gelukkig was dat ooit anders. Want zonder Karol Lesman, Gerard Rasch, Benjamin Gijzel, en later Charlotte Pothuizen, had ik de Poolse literatuur nooit kunnen leren kennen.
1. Bruno Schulz - De kaneelwinkels (1933, vertaald door Gerard Rasch 1972 en 1995)
'In juli vertrok mijn vader naar een badplaats en liet moeder, mijn oudere broer en mij alleen, aan de witgloeiende, bedwelmende zomerdagen ten prooi. Duizelig van het licht bladerden we in dat grote vakantieboek waarvan alle bladzijden brandden van de zonneschijn en een bodem hadden waarop tot flauwvallens toe zoet vruchtvlees van gouden peren lag bezonken.'
Het was liefde op het eerste gezicht: de allereerste woorden uit ‘Augustus’, het eerste verhaal uit De kaneelwinkels van Bruno Schulz. Ze trokken me een onbekende en exotische wereld binnen. De veel te vroeg overleden vertaler Gerard Rasch deed iets bijzonder moedigs: hij herwerkte in 1995 zijn eerste vertaling uit 1972 en kwam zo nóg dichter bij Bruno Schulz.
2. Wiesław Myśliwski - De horizon (1996, vertaald door Karol Lesman 2017)
Voor mij is Myśliwski met terugwerkende kracht de bodem waar alle Poolse literatuur uit voortkomt. In zijn romans vinden we zijn liefde (die ook mijn liefde werd) voor de Poolse aarde, de stille rivieren, de geheimzinnige bossen, de vlechten van de meisjes en de gestopte gaten in de kousen. Overal is de oorlog aanwezig: in adresboekjes, in het licht op een foto, in de manier waarop tante Jadwinia haar haren wast, in de door Karol Lesman meesterlijk vertaalde woorden (simpelmans, versjofeld, sakkerloot), en in altijd weer opnieuw beginnen. Het mooiste boek aller tijden wil ik niet uitgelezen hebben – al jaren resten mij van De horizon nog een paar bladzijden.
3. Bolesław Prus - De pop (1887-1889, vertaald door Karol Lesman 2015)
In deze wijdlopige, dramatische, en hilarische liefdesgeschiedenis volgen we de grote en onmogelijke liefde tussen de ijskoude aristocrate Izabela Łęcka en de obsessief verliefde zakenman Staś Wokulski, een personage dat zo tot de verbeelding spreekt dat ook wij op onze beurt weer verliefd op hem worden – althans: ik. Even doorbijten (922 pagina’s) – maar wat je ervoor terugkrijgt is een verrukkelijke en met vlagen humoristische liefdesroman die zich afspeelt tegen de achtergrond van het negentiende-eeuwse Warschau en uitgestrekte Poolse landgoederen waar de adel langzaam ten onder gaat.
4. Leopold Tyrmand - Zly. Het boze oog van Warschau (1955, bewerking van Wim J. Crom 1964)
De ruïnes van het naoorlogse Warschau waar kleine en grotere criminelen vrij spel hebben: dat is het decor van de smakelijke misdaadroman Zly (‘de slechterik’). Ik lees de roman graag op heimweedagen, omdat het verhaal zich afspeelt in het Warschause ‘wilde westen’ - de wijk waar ik tien jaar heb gewoond. De bende-oorlog tussen de grote boef Merynos en zijn vroegere medewerker Zly is van straat tot straat te volgen. De desperado’s, bandieten en criminele koningen doen sterk aan een Amerikaanse Western denken – maar dan een die zich afspeelt in een samenleving die zich na een verwoestende oorlog in de hoogtijdagen van het na-oorlogse communisme opnieuw moest uitvinden. Toen het boek in 1955 in Polen verscheen, was het vrijwel meteen uitverkocht en op de zwarte markt alleen nog tegen woekerprijzen verkrijgbaar.
5. Hanna Krall - Dansen op andermans bruiloft (1993, vertaling Benjamin Gijzel 1997)
Hanna Krall is de grande dame van de Poolse non-fictie. In 1977 publiceerde ze God vóór zijn, haar aangrijpende interview met cardioloog en voormalig gettostrijder Marek Edelman. Het betekende een ommekeer in haar oeuvre. Krall, die zelf de oorlog als kind in de onderduik overleefde, zou vanaf die tijd vooral Joodse persoonlijke verhalen optekenen. De negen korte verhalen in Dansen op andermans bruiloft zijn daar een indrukwekkend voorbeeld van. Met koele observaties en vaak kale taal weet ze een magische wereld te scheppen, waarin toeval niet bestaat en alles met alles samenhangt. Niet voor niets werkte ze samen met regisseur Krzysztof Kieślowski, die zich bij zijn korte film Dekalog 8 liet inspireren door Kralls eigen oorlogsverhaal. En mede door de verhalen van Krall werd ik zelf gegrepen door de betekenis en de urgentie van de verhalen uit de Holocaust.
6. Ryszard Kapuściński - De Ander (2006, vertaald door Ewa van den Bergen Makala 2008)
‘Mijn jarenlange ervaring in het omgaan met verre Anderen heeft mij geleerd dat alleen een welwillende houding tegenover een ander mens in staat is bij deze de snaar van menselijkheid aan te slaan. Wie zal die nieuwe ander zijn? Hoe zal onze ontmoeting eruit zien? Wat zullen we tegen elkaar zeggen? In welke taal? Zullen we in staat zijn naar elkaar te luisteren, elkaar te begrijpen? Zullen we bereid zijn ons te laten leiden door wat, zoals Joseph Conrad het verwoordt, ‘ons vermogen tot bewondering en verrukking’?
In De Ander zoekt ‘de laatste grote reisjournalist’ naar een antwoord op de vraag hoe we ons open kunnen stellen voor de Ander in deze tijden van globalisering, migratie en vluchtelingenstromen. Nog steeds leerzaam en inspirerend.
7. Wisława Szymborska - Hier. Gedichten (2009, vertaald door Karol Lesman, 2009)
'We leven langer/ maar minder nauwkeurig/ en in kortere zinnen.'
Een bundel met negentien gedichten van Nobelprijswinnaar (1996) Wisława Szymborska. Het oeuvre van Szymborska is klein (vierhonderd gedichten), maar krachtig. Licht ironisch, gelaagd, verwonderd, met sprankjes humor ook als ze zware onderwerpen aanvat: poëzie om uit je hoofd te leren. Bijzonder mooi in het Nederlands omgezet door Karol Lesman. Hier was zijn vijftigste vertaling uit het Pools.
8. Zbigniew Herbert - Verzamelde gedichten (vertaald door Gerard Rasch, 2000)
Welk boek van Zbigniew Herbert te kiezen? Zijn essays over de Nederlandse cultuur van de Gouden Eeuw (De bittere geur van tulpen, 1993, vertaling Gerlof Leistra, 1994), of toch zijn poëzie? Op deze plek kies ik voor zijn gedichten, die zowel de grote wereld als het kleine omvatten. Ik heb vooral een zwak voor zijn ‘poëtisch proza’. Zoals deze: 'Een viool is naakt. Hij heeft dunne armpjes. Onbeholpen wil hij zich ermee beschutten. Hij huilt van schaamte en kou. Daarom. En niet, zoals de muziekrecensenten beweren, om mooier te klinken. Dat is niet waar.'
Maar lees ook zijn gedichten over meneer Cogito, die filosofeert over zijn benen, magie, en Spinoza – om maar een paar onderwerpen te noemen. ‘Meneer Cogito’s opdracht’ ('je bent niet gespaard om te leven/ je hebt weinig tijd je moet getuigen') ontwikkelde zich tot een soort strijdlied van de oppositie in het communistische Polen.
9. Piotr Oczko - Bezem en kruis. De Hollandse schoonmaakcultuur of de geschiedenis van een obsessie (2013, vertaald door Paul Hulseboom 2020)
Een kunsthistorisch boek mag op mijn lijstje natuurlijk niet ontbreken. Voor een wetenschappelijk werk heeft dit boek een zeer ongebruikelijk onderwerp: schoonmaken. Filoloog en kunsthistoricus Piotr Oczko schreef een fascinerende en heerlijk leesbare studie over de Hollandse reinheid, gebaseerd op reisverslagen, brieven, gedichten, en vooral schilderijen, tekeningen en prenten. Met honderden afbeeldingen laat hij zien wat de rol en betekenis is van schoonmaken in de Nederlandse kunst en cultuur. Fascinerend te zien hoeveel bezems er te ontdekken zijn in de werken van de Hollandse Oude Meesters (Oczko spreekt van een ‘explosie van bezems’) en om te lezen hoe ‘onze’ ‘Hollandse’ cultuur misschien wel tot op de dag van vandaag wordt bepaald door de gedachte van netheid en properheid.
10. Olga Tokarczuk - Amos (1998, vertaald door Karol Lesman 1998)
Naast alle dikke boeken die er verschenen van deze auteur aan wie de Nobelprijs 2018 werd toegekend, heb ik de allerdunste gekozen: Amos. Het boekje verscheen in een speciale editie bij uitgeverij De Geus en is een kortverhaal uit haar boek Daghuis, Nachthuis. In Amos hoort Krysia van de Coöperatieve Bank stemmen in haar dromen. Een van die stemmen moet wel van de man van haar leven zijn! Via het telefoonboek komt ze op zijn spoor, maar helaas valt hij in het gebruik nogal tegen, en dan wordt ze ook nog eens gewaarschuwd door een helderziende die haar een vreselijk leven met deze mijnheer A. Mos voorspelt….
Een hele fijne Tokaczuk for Beginners die naar meer smaakt – wellicht durf je hierna aan haar magistrale Jacobsboeken te beginnen.
11. Jakub Małecki - Roest (2017, vertaald door Karol Lesman 2020)
Tot slot een sprookjesachtige roman van een auteur van de jongere generatie. ‘Ik ben nooit in de grote geschiedenis geïnteresseerd geweest’, zegt Malecki in een interview, ‘behalve als het door het raam van een huis op het platteland naar binnen komt’. En dat gebeurt ook in het leven van de kleine Szymek. Nadat hij op de begrafenis van zijn ouders heeft gehoord dat Onze Lieve Heer ze heeft meegenomen, verbergt hij zijn speelgoed in de wasmachine en bindt hij zijn been vast aan de verwarming om te voorkomen dat Onze Lieve Heer ook zijn speelgoed of hemzelf zal meenemen. Voor zo’n hoofdpersoon val ik als een blok.
Onvertaald
… en nu ik toch dit podium heb, een kort pleidooi om de volgende onvertaalde boeken te laten vertalen: Szczepan Twardoch, Pokora (Ootmoed), een coming-of-ageroman die zich afspeelt in Berlijn tijdens WO I en zich verplaatst naar het onrustige Silezië in de jaren daarna; Marcin Wicha, Rzeczy których nie wyrzucziłem (Dingen die ik niet heb weggegooid), waarin de auteur op zoek gaat naar het verleden van zijn moeder door na haar dood haar spullen op te ruimen en te beschrijven. Maar boven alles: Władysław Szlengel, Co czytałem umarłym (Wat ik voorlas aan de doden), de aangrijpende dichtbundel van de vrolijke liedjesschrijver die de ‘dichter van het getto werd’. Zijn laatste gedichten over het getto, geschreven in de weken voordat ook hij er werd vermoord, bleven op miraculeuze wijze bewaard.
Gerdien Verschoor
Gerdien Verschoor (1963) studeerde kunstgeschiedenis in Leiden en Krakau. Ze woonde jarenlang in Polen, waar ze werkzaam was als cultureel attaché aan de Nederlandse Ambassade in Warschau.
Meer informatie over Gerdien Verschoor