Welk boek van Zbigniew Herbert te kiezen? Zijn essays over de Nederlandse cultuur van de Gouden Eeuw (De bittere geur van tulpen, 1993, vertaling Gerlof Leistra, 1994), of toch zijn poëzie? Op deze plek kies ik voor zijn gedichten, die zowel de grote wereld als het kleine omvatten. Ik heb vooral een zwak voor zijn ‘poëtisch proza’. Zoals deze: 'Een viool is naakt. Hij heeft dunne armpjes. Onbeholpen wil hij zich ermee beschutten. Hij huilt van schaamte en kou. Daarom. En niet, zoals de muziekrecensenten beweren, om mooier te klinken. Dat is niet waar.'
Maar lees ook zijn gedichten over meneer Cogito, die filosofeert over zijn benen, magie, en Spinoza – om maar een paar onderwerpen te noemen. ‘Meneer Cogito’s opdracht’ ('je bent niet gespaard om te leven/ je hebt weinig tijd je moet getuigen') ontwikkelde zich tot een soort strijdlied van de oppositie in het communistische Polen.