7 boektips van Bert Natter
Als ik vertel dat mijn nieuwe, zesde roman Aan het einde van de oorlog heet, vragen mensen mij regelmatig: ‘Welke oorlog?’ Ze hebben gelijk, op dit moment woeden er op de aarde vele oorlogen, verder weg en dichterbij. Mijn boek gaat over de Tweede Wereldoorlog en speelt zich af in en rond een concentratiekamp voor politieke gevangenen van de nazi’s. Een echte oorlogsroman is het dan ook niet, het gaat meer over wat de Duitsers ‘NS-Verbrechen’ noemen, misdaden die werden gepleegd door het nationaal-socialistische regime.
Al tien jaar ben ik bezig met het schrijven van een serie romans over de oorlog (over die ene oorlog, dus) en om de mentaliteit van de soldaat te doorgronden heb ik veel romans en andere boeken gelezen over het leven van soldaten op de grond. Ik heb geprobeerd boeken te selecteren die exclusief gaan over het leven als soldaat en waarin het soldatenleven niet iets is wat maar een bescheiden rol speelt in het geheel. De meeste boeken werden door jongemannen geschreven die niet voor het soldatenbestaan aan het front kozen. In deze boeken is de oorlog geen achtergrond, er is niets anders dan oorlog in deze boeken.
Dit zijn zeven deels afschuwelijke boeken, die eigenlijk geen aanraders zijn, in ieder geval niet voor mensen die van feel-good-verhalen houden, maar toch zijn ze stuk voor stuk de moeite van het lezen waard, want ze vertellen ons over de gruwelen van de oorlog, over eenzaamheid, over kameraadschap en over beschaving. Bovendien zijn ze op een ongemakkelijke manier spannend en verslavend.
1. Heinrich Gerlach – Doorbraak bij Stalingrad (2016), vertaald door Ton Bunck (2017, Xander Uitgevers)
Onlangs verscheen de eerste Nederlandse vertaling van Stalingrad, de omvangrijke roman van Vasili Grossman (1905-1964) die aan diens beroemde Leven & Lot voorafgaat. Dat Russische boek heb ik nog niet gelezen, maar wel las ik Doorbraak bij Stalingrad, dat gaat over hetzelfde keerpunt van de Tweede Wereldoorlog, bezien vanuit het Duitse perspectief. Het boek werd door Heinrich Gerlach geschreven nadat hij eind januari 1943 op 34-jarige leeftijd door het Rode Leger krijgsgevangen was gemaakt.
Naar eigen zeggen voltooide hij zijn roman in mei 1945 en werd het manuscript ervan in beslag genomen toen hij in 1949 vrijkwam. Terug in Duitsland las hij over een hypnotiseur die in staat was herinneringen terug te halen bij zijn patiënten. Ook al kon Gerlach de peperdure behandeling niet betalen, hij legde toch contact met deze dr. Karl Schmitz, die commerciële potentie zag in Gerlach: wat zou het prachtige reclame voor zijn praktijk zijn als hij zijn patiënt in staat stelde zijn roman te ‘hervinden’! In 1951 sloten de twee een contract: Gerlach kreeg zijn therapie en Schmitz in ruil daarvoor 20% van de opbrengsten, mocht het boek worden uitgegeven.
Na enkele tientallen succesvolle sessies verbroken ze het contact en jaren later, in 1957 werd Gerlachs boek eindelijk door hem voltooid en uitgegeven. Het verscheen ook onder diverse titels in het Nederlands: Het verraden leger en Tussen Don en Wolga, onder hypnose geschreven oorlogsroman. Het boek werd een succes, alleen in Duitsland werden er al een miljoen exemplaren verkocht. Dat was het moment voor Schmitz om zijn gewezen patiënt met het contract te confronteren. Ze schikten voor bijna tienduizend mark.
Langzaam zakte het boek weg in de vergetelheid, maar na de dood van Gerlach en de val van de Muur, werd het weer actueel. De Duitse letterkundige Carsten Gansel vond in onze eeuw het originele manuscript terug in een archief in Moskou en het boek verscheen opnieuw, maar dan in de originele versie en dit keer onder de titel Doorbraak bij Stalingrad.
De hypnose-versie ken ik niet, maar die schijnt vooral met wat meer afstand te zijn geschreven dan het originele manuscript, dat zoals alle goede oorlogsromans vooral een anti-oorlogsroman is.
2. Gert Ledig – Het Stalinorgel (1955), vertaald door Tinke Davids (2002, Oorlogsdomein nr. 8/De Arbeiderspers)
Een roman uit 1955, geschreven door een veteraan die zelf als 21-jarige aan het oostfront gewond raakte aan zijn onderkaak en daar moeilijkheden bij het spreken aan overhield. Het is zonder meer een literair boek, de lezer bevindt zich afwisselend aan beide zijden van het front en wordt deel van de strijd door in plastische maar nooit sentimentele stijl beschreven dialogen en handelingen:
‘De korporaal haalde de schop om het lijk van de Rus met aarde te bedekken. De mast zoemde in de wind. Het geluid van een tractor bij de vijandelijke loopgraaf stierf weg. In de schuilplaats ging de korporaal op de grond liggen, waar hij vertwijfeld op zijn nagels beet.’
3. Willy Peter Reese – Mijzelf merkwaardig vreemd (2003), vertaald door Hans Driessen (2005, Oorlogsdomein nr. 15/De Arbeiderspers)
Autobiografie van een twintigjarige jongeman met literaire ambities die in 1941 naar het oostfront moet en daar een dagboek gaat bijhouden, zo’n duizend brieven schrijft en honderden gedichten. Zijn stoere klasgenoten scholden hem op school uit voor ‘pudding’, hij noemde zichzelf een ‘antineuralgie-hoofpijntabletten slikkend genie’ en in het woord vooraf omschrijft Stefan Schmitz hem als: ‘een nauwkeurige chroniqueur van zijn eigen ondergang’.
Hij zal de publicatie van zijn boek niet meemaken, want in de zomer van 1944 sneuvelt hij in het huidige Wit-Rusland in de buurt van de stad Vitsebsk, kort nadat hij tijdens een verlof een nette versie van zijn boek heeft getypt. Dat boek verscheen zestig jaar later onder de titel Mijzelf merkwaardig vreemd. Er is een echte schrijver aan het woord, een beschouwelijke verteller, iemand die veel gelezen heeft en niet zomaar verslag doet, maar probeert getuigenis te doen van wat hij heeft meegemaakt. Hij bekent dat zijn drang om te schrijven het enige is wat hem in leven houdt.
Een aangrijpend document, waar zowaar nog humor in zit ook: ‘Ik wil voortaan een heel degelijk leven leiden. Geen alcohol drinken (tot er weer jenever is).’
4. Mario Rigoni Stern – Sergeant in de sneeuw (1953), vertaald door Asker Pelgrom (2013, Oorlogsdomein nr. 24/De Arbeiderspers)
Sommige van deze soldatenromans zijn lessen in tactiel schrijven, schrijven zodat de lezer het kan voelen. Rigoni behoorde tot de Duitssprekende minderheid van de Zimbern in Italië, vandaar de bijnaam ‘Stern’ achter zijn naam, maar hij schreef in het Italiaans. In 1938 trad hij toe tot het regiment der Alpenjagers. Hoewel hij in de oorlog aan de kant van de Nazi’s aan het oostfront vocht, begon hij zijn debuutroman te schrijven terwijl hij als 22-jarige in Duitse krijgsgevangenschap was genomen.
Het beste kan ik de schrijver zelf aan het woord laten, als hij in het prachtige Nederlands van vertaler Asker Pelgrom vertelt over hoe hij en zijn kameraden uit Rusland proberen terug te trekken:
‘We liepen met gebogen hoofden achter elkaar aan, zwijgend als schaduwen. Het was koud, heel koud, maar onder de last van de ransel vol munitie zweette je. Af en toe viel er iemand in de sneeuw en kwam met moeite weer overeind. De wind stak op. Eerst was hij haast onmerkbaar, daarna krachtig tot hij een sneeuwstorm werd. Op de eindeloze steppe kwam hij vrij en werd immens. In de donkere kou vond hij ons, armzalige kleine verlaten dingen, schudde ons door elkaar en bracht ons aan het wankelen.’
In het uitstekende nawoord vertelt Pelgrom dat Primo Levi, die in 1947 Is dit een mens had gepubliceerd over zijn ervaringen in Auschwitz, zes jaar later zeer getroffen was door deze roman, waarin hij een verlangen naar ‘thuis’ herkende. ‘Rigoni’s epos over de aftocht uit Rusland,’ schrijft Pelgrom, gaat feitelijk ‘over een universeel verlangen naar de warmte, veiligheid en geborgenheid van een thuis dat boven de grenzen van taal en tijd uitstijgt en alle mensen met elkaar verbindt.’
5. Guy Sajer – De vergeten soldaat (1967), vertaald door Reintje Ghoos en Jan Pieter van der Sterre (2021, Oorlogsdomein nr. 27/De Arbeiderspers)
De vergeten soldaat is de onder het pseudoniem Guy Sajer geschreven autobiografie van Guy Mouminoux, die later een beroemde striptekenaar zou worden. Dit moet wel een van de aangrijpendste boeken zijn die ik ooit heb gelezen, hoewel er weinig literairs aan is, het is vooral een feitelijk relaas van een eindeloze reeks ellendige gebeurtenissen.
Een zestienjarige Franse jongen die een Duitse vader heeft, neemt in de zomer van 1942 dienst bij de Wehrmacht en komt terecht aan het Oostfront. Hij overleeft het en schrijft na de oorlog een baksteen van een boek, dat 792 gram weegt, waarvoor kilo’s angstzweet de grondstof voor vormden.
Het slot, dat volgt na meer dan zevenhonderd bladzijden ontberingen, is een van de hartverscheurendste eindes die ik ken.
6. W.F. Hermans – Het behouden huis (1952, De Bezige Bij)
Dit jaar in september is het 75 jaar geleden dat W.F. Hermans de eerste versie van zijn uiteindelijk in 1952 verschenen novelle Het behouden huis voltooide. Het is een ongekend krachtig verhaal over een Nederlander die de Duitse bezetter ontvlucht en terechtkomt bij een groep partizanen, je leest het in anderhalf uur uit en je wordt zo ondergedompeld in het verhaal dat je naar adem hapt als je het uit hebt.
De eenzaamheid van een soldaat, een soldaat zonder vrienden, zonder thuis, zonder idealen en zonder moraal wordt door Hermans vlijmscherp getekend.
7. Werner Herzog – Het schemeren van de wereld (2021), vertaald door Marion Hardoar (2022, Oorlogsdomein nr. 27/De Arbeiderspers)
Voor de laatste van mijn zeven tips vroeg ik me af of ik niet een boek van een journalist in oorlogstijd kon noemen, zoals Een schrijver in oorlog van Vasili Grossman, Op oorlogspad van Virginia Cowles, of De Wolga ontspringt in Europa van Curzio Malaparte (of een van zijn andere oorlogsboeken Kaputt of De huid), maar toen stuitte ik op het recent gepubliceerde deel in Oorlogsdomein van De Arbeiderspers (de onvolprezen reeks waarin de meeste van de boeken die ik noem zijn verschenen): Het schemeren van de hele wereld.
Er is geen vak waarin zoveel beunhazen actief zijn als in de schrijverij (politici, bekende Nederlanders, beïnvloeders op het internet), dus met enige huivering begon ik aan dit bescheiden werkje, dat geschreven werd door filmmaker Werner Herzog, die ik bewonder vanwege zijn prachtige speelfilms (de films met Klaus Kinski, (vooral Fitzcarraldo) en zijn ontroerende film over Kaspar Hauser, Jeder für sich und Gott gegen alle), zijn geweldige documentaires (zoals die over zijn samenwerking met Klaus Kinski en het componistenportret Gesualdo: Tod für fünf Stimmen en uiteraard Grizzly Man) en zijn iconische Duitse accent.
Kan een goede scenarist en regisseur ook een goed boek schrijven?
Ja, dus.
Dit is een wonderbaarlijk verhaal, dat begint als een klassieke raamvertelling. Al snel volg je de avonturen van Hiroo Onoda, een jonge soldaat die echt bestaan heeft. Hij moet het eiland Lubang (dat iets kleiner is dan Texel) in de Stille Oceaan bezet houden als het Japanse leger zich in 1945 terugtrekt, maar het ontgaat hem dat Japan na de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki capituleert en hij zich zou moeten overgeven. In plaats daarvan verschanst hij zich in het oerwoud.
Uiteindelijk zal hij, deels gesteund door enkele kameraden, het eiland tot in 1974 blijven verdedigen, zich als een guerrilla dag en nacht verplaatsend door de jungle. ‘In de bijna dertig jaar van zijn eenzame oorlog zal Onada in totaal elfhonderd hinderlagen overleven,’ schrijft Herzog.
Het eiland behoort na de oorlog tot de Filipijnen en er wonen een paar duizend mensen, die Onada vrezen, want als hij in het nauw wordt gedreven, aarzelt hij niet om te schieten. Daarbij vallen diverse slachtoffers en zelfs doden. Allerlei mensen doen pogingen om Onada ervan te overtuigen dat de oorlog voorbij is. Een geluidsopname, waarop zijn broer hem smeekt om zich over te geven en een liedje uit hun kindertijd zingt, die via grote luidsprekers wordt afgespeeld in zijn buurt, doet Onada af als een vervalsing van de vijand.
Uiteindelijk weet iemand de oude bevelhebber van Onada naar het eiland te sturen:
‘Taniguchi stapt naar buiten, een oude man, licht gebogen, grijze haren, achtentachtig jaar oud […] “Luitenant, uw oorlog is afgelopen.”’
Het schemeren van de wereld is maar honderd bladzijden dik, maar potverdorie wat mooi. Ook stilistisch, soms weet Herzog de sfeer van de grote Japanse natuurdichter Matsuo Bashō te benaderen, met alinea’s als deze:
‘De rijst wordt geplant, geoogst en weer geplant. Koninkrijken verdampen in de nevel. Stilte. In de verstomming van de eeuwigheid vallen ineens schoten. De boeren vluchten.’
En anders dan alle boeken die ik hiervoor heb genoemd, is dit ook een boek dat hoop geeft. Dat kunnen we wel gebruiken.
Aan het einde van de oorlog
De elfjarige Ernst, zoon van SS-Obersturmführer Karl Zehlendorf, raakt vermist in de buurt van een concentratiekamp. Zijn broer Reinhart beweert hem te hebben achtergelaten aan de oever van het verraderlijk diepe meer, waar ze aan het vissen waren. Hij zal toch niet in het water zijn gevallen? Terwijl de geallieerde legers in de verte al te horen zijn en iedereen in het kamp beseft dat het einde van de oorlog nabij is, gaat Karl op zoek naar zijn zoon.
Meer informatie