Er woont een vrouw in mijn buurt die boeken door mijn brievenbus gooit. De boeken zijn niet ingepakt, nooit voorzien van een briefje of een naam. Het was dan ook opvallend dat het boek Nu in november van Josephine Johnson in een envelop zat waarop de vrouw een hartje had getekend. Het maakte nieuwsgierig. Ik liep vlug de trap op, trok het boek uit de envelop, maar liet mijn jas aan en begon in de gang al te lezen. De eerste zin van het boek luidt: ‘Nu in november zie ik onze jaren hier als één geheel.’ Ik las de zin opnieuw en opnieuw hardop en dacht: mijn God, dit is misschien wel de beste openingszin die ik ooit heb gelezen. Eentje waarin zonder omhaal heden, verleden en toekomst samenkomen. Zelfs nu ik de zin hier opschrijf merk ik dat het bloed naar mijn hoofd stijgt. Ietwat overdreven zou je kunnen zeggen, en dat ben ik met u eens. Toch is dat wat Josephine Johnson doet bijna buitenaards. Ze laat de lezer (of in elk geval mij) voelen dat je (nu) bestaat, dat alle gebeurtenissen en gevoelens ertoe doen, en tegelijkertijd dat het niets voorstelt, dat je (we) je plek moet kennen: alles vormt één geheel met elkaar.
Op de eerste pagina van Nu in november staat ook: ‘Als ik er nu op terugkijk zie ik de dagen als iemand die het hele verleden overziet, waardoor alles meer vorm en betekenis heeft dan eerst. Maar eigenlijk is niets echt voorbij en ligt niets voorgoed achter ons.’
Josephine Johnson, dus. Met haar debuut Nu in November (1934) won zij op 24-jarige leeftijd, als jongste winnaar ooit, de Pulitzerprijs voor fictie. Dankzij uitgeverij van Oorschot werden vorig jaar twee boeken van haar heruitgegeven. Niet alleen de eerdergenoemde roman, die zij schreef op de zolderkamer in de boerderij van haar moeder in Webster Grove, Missouri, maar ook Binneneiland/mijn jaar in de natuur, wat, zoals de titel al doet vermoeden een natuurdagboek is. Haar werk, dat gaat over milieuvervuiling, oorlog, macht, klassenverschil (en nog veel meer), is angstaanjagend actueel. In het Parool schreef Dirk Jan Arensman dat er gesuggereerd werd dat Johnsons werk (in haar tijd) in de vergetelheid dreigde te raken omdat ze te geëngageerd en te links werd bevonden. Ook dat is, vrees ik, angstaanjagend actueel. Maar ze is er, ze bestaat, ze wordt gelezen en er wordt van haar gehouden; Josephine Johnson, van wie ik ondanks haar grootheid nooit had gehoord voordat haar boek in mijn brievenbus lag.
Johnson is in eerste plaats een natuurschrijver. Je kunt haar werk wel proberen samen te vatten. Zo van: Nu in november gaat over een gezin dat naar het platteland vertrekt om in een oud familiehuis een nieuw leven op te bouwen. De aflossing van de hypotheek gaat moeizaam (lees: niet), ze hebben het zwaar, er heerst een grote droogte waardoor de oogsten mislukken. Omdat de aarde is uitgeput vanwege jarenlange intensieve landbouw krijgen zij te maken met de zogenoemde Dust Bowl, waarbij grote gebieden vanwege uitdroging onder het stof komen te liggen. De verteller is één van de dochters van het gezin, genaamd Marget, die de mens als een plaag voor de aarde ziet.
In een recensie in Trouw las ik dat de personages uit Nu in november zich niet echt ontwikkelen. Daar dacht ik even over na. Vaak wordt de ontwikkeling van een personage één op één gezien met de voorwaarde voor een goed verhaal. Soms, als ik weer eens iets lees over de ontwikkeling van een personage denk ik aan mijn vrienden en familie. Ik probeer te achterhalen of ik ooit een ontwikkeling bij hen heb gezien, of de mens daar werkelijk toe in staat is. Of het in die zin niet extra problematisch is dat we (de mensheid) steeds op hetzelfde punt (of erger) uitkomen. En of het tegelijkertijd niet betekent dat we onszelf inderdaad overschatten. Precies dat laat Josephine Johnson juist zien. De buitenwereld ontwikkelt zich en de mens moet daarin mee.
Er zijn schrijvers die schrijven over onderwerpen. Al heeft dit woord (dank aan de Nederlandse taal) meerdere betekenissen. 1. Een/het onderwerp. Op school heeft iedereen zinnen moeten ontleden. Hak de zin in stukken en benoem elk afhankelijk zinsdeel. Is een zin zonder onderwerp een zin? Bedoeld of onbedoeld in de kern een filosofische vraag. Niet dat de leraar daar naar vroeg. Niet dat iemand daar ooit naar vroeg. Josephine Johnson schrijft over de natuur, dat zou je haar onderwerp kunnen noemen. En daar komt meteen het zogenaamde onderwerp van Johnsons werk naar boven. Het onderwerp (1) is de natuur. Of eigenlijk het problematische feit dat de mensheid de natuur als onderwerp is gaan zien, oftewel als een deeltje, niet als geheel, niet als de zin. Mind me: en dus als eventueel filosofisch vraagstuk: bestaat er leven zonder natuur? Welk deel neemt een/het leven in?
Komen we bij betekenis 2: Onderwerp(en). En daar ligt de eigenlijke kern van Johnsons werk: de personages worden onderworpen aan gebeurtenissen, hebben niets te vertellen over hun ontwikkeling, de omgeving bepaalt, de natuur heeft het laatste woord.
Ze gaat uit van tijd, plaats, ruimte, natuur. Mede daardoor is haar werk tijdloos. En dus: actueel.
Een ander boek dat in 2024 werd heruitgegeven is Binneneiland, opnieuw door de bus gegooid door de vrouw de boeken door mijn bus gooit. Het boek beslaat zoals de ondertitel Mijn jaar in de natuur al zegt, de tijdseenheid van een jaar. Het is ingedeeld in twaalf hoofdstukken, van januari tot en met december. Op een onvergetelijke manier beschrijft Johnson maand voor maand de natuur rondom haar huis; een boerderij in Ohio die ze in de jaren zestig samen met haar man kocht. Om de boerderij heen ligt vijftien hectare grond, die ze, zoals op de achterflap van het boek te lezen valt, in samenspraak met de boswachter laten verwilderen. Dat verwilderen houdt uiteraard niets meer in dan: niet ingrijpen. Of, zoals u wilt: je plek (als mens) kennen. Of, zoals eerder gezegd: je onderwerpen aan de omgeving. Al betekent het woord onderwerpen in veel gevallen simpelweg ergens onderdeel vanuit maken, een geheel vormen.
Johnson schrijft in een uitbundig lyrische omgeving godzijdank opvallend niet-lyrisch over wat zich om haar boerderij afspeelt. In Binneneiland staat de mooiste passage over een vos die ik ooit in mijn leven las.
Een dag in juni. Johnson heeft een vossenwelpje uit een hol tevoorschijn zien komen. Er komen nog twee welpjes uit het hol en ook de moedervos verschijnt. Ze maken aanstalten de open plek over te steken als de moedervos Johnson ziet staan.
‘We keken elkaar aan, en even later maakte ze een enkele beweging met haar kop naar de jonge vosjes achter haar, die wegglipten onder het huis. Langzaam begon ze te grommen, een langgerekt, heel laag geluid dat diep uit haar lijf leek te komen in één doorlopende stroom – het klonk erg angstaanjagend. Ik verroerde geen vin, en we blijven elkaar voor mijn gevoel nog een hele tijd diep in de ogen kijken. Ik was bang. Haar ogen waren amberkleurig en kil, en ze knipperde één keer, misschien tegen de muggen. Er zaten teken in haar oren en uit eentje was een hap genomen, met een rafelig randje. Ze ging maar door met haar gegrom en ik overwoog om achteruit te lopen, maar ik zette toch geen stap, beantwoordde alleen haar ijzige blik.
Uiteindelijk kwam er een eind aan deze woordeloze confrontatie. De vos hield abrupt om met grommen, draaide zich om en verdween tussen het koninginnenkruid. Ze keek niet eens om of haar jongen goed verstopt zaten. Ze was tot de conclusie gekomen dat ik niet gevaarlijk was en had die nacht nog het nodige jaagwerk te doen. Ik werd weggewuifd, en ik was opgelucht maar ook een beetje van slag. Er had weinig ruimte tussen mij en die scherpe tandjes gezeten. Ik had niet het gevoel dat ik de staarwedstrijd had gewonnen. Zij had bepaald wanneer er een einde aan onze ontmoeting moest komen. Ik maakte rechtsomkeert en ging naar huis. Doordat ik zo lang naar haar had kunnen kijken, had ik gezien wie ze écht was - klein, mager, tobberig, onder grote druk- helemaal niet zo vrij als ik dacht. Aan alle kanten gebonden door haar instinct, zoals ik gebonden ben aan gebruiken en zorgen.’
Josephine Johnson ziet de dingen zoals ze écht zijn: als één geheel en dus: helemaal niet zo vrij als we denken.