De nieuwe van Bregje Hofstede is een zoektocht naar het ongrijpbare

Interview door Lisa Prinsen

Na vijf jaar is daar eindelijk een nieuwe roman van Bregje Hofstede. 'Een lyrische leeservaring die bij vlagen meer wegheeft van een trip dan een roman,' zo verkondigt de flaptekst van Oersoep. Als lezer beweeg je je in vier delen door bevallingspijn, seks, psychedelica en rugby, op zoek naar de betekenis van alles wat je misschien wel voelt, maar niet kan beschrijven. In dit boek zonder plot, zonder duidelijke personages onderzoekt Hofstede wat er gebeurt als je wel naar je lichaam begint te luisteren.

Tags

Interview
Foto: Alexander D'Hiet

Word ILFU Member en steun onze schrijvers en verhalen

Vertel me meer
Hoe voelt het om na vijf jaar weer een nieuwe roman de wereld in te werpen? 

Gek genoeg went dat niet en wordt het zelfs elke keer spannender, omdat ik voor mijn gevoel elke keer dichterbij kom bij hoe ik zou willen schrijven en zo ook dichter bij mezelf kom. Dat maakt dat ik toch wel met heel veel brugklassersgevoel en spanning deze tijd in ga. Een boek is een vorm van communicatie dus het is een beetje alsof je heel lang aan een ingewikkeld apparaatje hebt geknutseld en het nu voor het eerst aansluit op het grote netwerk. Je moet wachten of het werkt en of het overbrengt wat je dacht. Hoe langer je eraan knutselt – in dit geval vijf jaar – hoe langer je je adem inhoudt eigenlijk.

Je debuteerde in 2014 met De hemel boven parijs en in 2018 verscheen je tweede roman Drift. Hoe verhoudt Oersoep zich tot deze romans?

Los staat dit nieuwste boek natuurlijk niet want het komt allemaal uit dezelfde geest, en ik zie er zelf ook wel een duidelijke ontwikkeling in. Aanvankelijk ben ik begonnen met een wat meer traditionele roman met personages die vrij ver van mij af stonden, die door wat ze deden op papier een soort abstracte pantomime uitvoerden van bepaalde thema’s die ik interessant vond. Ik denk dat veel traditionele romans zo werken. De schrijver bouwt een soort construct en de lezer moet er dan iets uit afleiden. Ik ben dat minder gaan doen met mijn tweede en derde roman. Drift speelde meer een soort meta-spel met boekvormen door elkaar – wat zit er tussen feit en fictie, de hoofdpersoon had mijn naam. Dat boek was heel persoonlijk en had al veel meer mijn stem. Het was al minder hoe ik dacht dat een roman moest zijn of zou moeten klinken. En Oersoep is nog een stap verder op die weg. De traditionele elementen als een plot en duidelijke personages hebben me allemaal niet beziggehouden met dit boek. Ik denk dat ik steeds dichter bij de structuur van mijn geest kom, alsof ik me steeds op hetzelfde stuk land bevind maar steeds dieper graaf. Naarmate je meer werk doet en groeit, leer je steeds meer wat voor schrijver je bent. Ik heb geprobeerd alles los te laten wat me onnodig leek, waarvan ik alleen maar dacht dat het zo hoorde. Het is een poging direct op het doel af en daardoor is het juist niet eenlijnig en eenvormig.

Was dat doel dan ook duidelijk toen je hieraan begon?

Nee, ik benijd schrijvers ergens die dat wel kunnen, maar als ik dat probeer vind ik zelf vaak dat het resultaat toch schematisch wordt. Ik ben ervan overtuigd dat als ik de controle zo strak in handen heb, ik ook zelf niks kan laten passeren wat ik zelf niet kan verklaren. Als ik dat wel doe, borrelt er van alles op en wordt het boek slimmer dan ik: dan kan ik me achteraf beseffen dat er onbedoeld iets in is geslopen. En dat is prettig, want anders is een boek alleen maar interessant voor mensen die net iets minder slim zijn dan ik omdat ik dan een rondleiding geef door het fictieve land dat ik heb bedacht. Ik vind het veel interessanter als ik net als de lezer een beetje lost in the woods ben.

Dat een boek ruim genoeg is om dat allemaal aan te raken vind ik heel tof. Dat is ook de magie van literatuur.

‘Zeventien flapteksten en alle zeventien waar’ schrijft je uitgeverij over Oersoep. Een boek dat dus blijkbaar op heel veel verschillende manieren kan en wordt gelezen. Kom je door gesprekken met lezers ook achter dingen die je nog niet wist?

Ja, er was bijvoorbeeld iemand die zelf geadopteerd was. Zij was drie maanden toen ze naar Nederland kwam en mensen zeiden altijd tegen haar dat dat fijn was omdat ze er dan gelukkig niets meer van wist, maar zij had altijd het gevoel dat het niet waar was. En er zit een passage in het boek over een net geboren zuigeling die in een keer in een stille wereld is zonder hartslag en ruis en rekbare warme wanden en dat het zo leeg is. En zij zei dat dat precies het gevoel was dat ze nooit had kunnen beschrijven. Dat vond ik heel bijzonder en ook onverwacht. Want ja, het boek gaat over leegte en over bodemloosheid, maar dat was voor die ene lezer blijkbaar iets anders dan voor mij. Dat een boek ruim genoeg is om dat allemaal aan te raken vind ik heel tof. Dat is ook de magie van literatuur.

je schrijft uitvoerig over het lichaam en de lichamelijke ervaring. Zo begint het boek met een bevalling. 

Het boek gaat voor mij heel erg over het gevoel van ‘er ligt nog iets achter de dingen’, over het menselijke vermoeden dat er een wereld is achter de zichtbare. Daar speelt lichamelijkheid voor mij een hele belangrijke rol in, over hoe sterk en onbegrijpelijk de geest samenvalt of in ieder geval wortelt in het lichaam. De fysieke ervaringen die ik beschrijf, zoals seks, de bevalling, psychedelica en zelfs rugby, zijn allemaal een lanceerplank voor iets ongrijpbaars. Het is een thema waar ik ontzettend veel mee bezig ben. Van huis uit ben ik zo gewend om op de geest te varen, vanuit het hoofd te werken – mind over matter – en daar zijn grenzen aan waar je uiteindelijk tegenaan loopt. En juist dan is het interessant om na te gaan: wat heb ik allemaal niet gezien, niet gevoeld en niet begrepen omdat ik niet naar mijn lichaam wilde luisteren? Dat is wat ik in dit boek heb willen doen. Het liefste zou ik als een dokter een stethoscoop op een borstkas zetten, en dat dan transcriberen. Dat het niet via taal hoeft te gaan. Die fantasie zit bijvoorbeeld in het boek tijdens de ayahuasca trip waarin de verteller een visioen heeft over een boek dat ze nog gaat schrijven. Het heet Ja je bent nog een mens en ze denkt dan: ‘Ik zou het uitsluitend in iemands oor fluisteren, nooit zou ik het afdrukken op papier, het zou mijn lichaam niet verlaten.’ Die wens om het lichaam te laten spreken komt al jaren terug voor mij persoonlijk, wat natuurlijk doorsijpelt in mijn poëtica.

Zijn er boeken die jou beïnvloed hebben als we het hebben over dat thema van lichamelijkheid?

Dat vind ik een hele leuke vraag omdat ik hem niet zo goed kan beantwoorden. Ze moeten er zijn, er moeten boeken zijn die ik heb gebruikt, heb geabsorbeerd en verteerd, maar waar ik niet specifiek aan heb gedacht tijdens het schrijven. Ik las onlangs werk van Katherine Mansfield die zich ook heel erg richtte op de details en fysieke en zintuiglijke waarnemingen. In haar werk wordt een personage vaak heel even door iets geraakt, door iets wat niet helemaal grijpbaar is waarna de dag gewoon weer doorgaat. En ik herlas D.H. Lawrence na het schrijven van Oersoep, die heel erg door zintuiglijk en fysiek schrijven een soort pleitbezorger voor het lichaam is. Van die boeken denk ik nu pas: oh dit zit ook in mijn eigen passages. Om deze vraag echt te kunnen beantwoorden zou ik je een lijst moeten geven van de laatste 200 boeken die ik heb gelezen. Volgens mij is dat onbewuste ook hoe een mens de wereld binnenkrijgt. Je voelt van alles in je lichaam, en heel veel daarvan wordt niet direct geïnterpreteerd en doorvertaald naar emotie of gevoel.

Die wens om het lichaam te laten spreken komt al jaren terug voor mij persoonlijk, wat natuurlijk doorsijpelt in mijn poëtica.

Wanneer wist je bij dit boek dat het af was? Was dat een deadline kwestie of kon je ook echt voelen dat het rond was?

Ik heb heel erg lang gecomposteerd en honderdduizend woorden meer geschreven, die ik allemaal weer heb weggegooid. Ik heb dit boek heel schoksgewijs geschreven – heel lang niets en dan in hele korte tijd een heel deel. Het heeft dik een jaar geduurd voordat ik het laatste deel kon schrijven en voelde dat het af was. Het is gek hoe je weet dat iets af is, maar ik heb daar aan absoluut onwrikbaar vertrouwen in als dat gevoel er eindelijk is. Het is een beetje zoals je weet dat je klaar bent met een geliefde. Heel lang kun je misschien twijfelen en allerlei dingen proberen en dan opeens kan niks je meer bewegen om te blijven. Het blijft een gevoelsbeslissing en zo ging dit ook. 

Jarenlang verbeten toewerken naar overgave

Bent je ergens nu al heel trots op, wat betreft dit boek?

Vooral ben ik trots op het feit dat het me gelukt is om me uiteindelijk over te geven aan dit boek en niet ben gebleven bij de heel cerebrale, analytische stukken die ik allemaal eerst heb geschreven. Bij mijn eigen boekpresentatie citeerde mijn uitgever mij (ik kon me dit zelf niet meer herinneren) als volgt: ‘jarenlang verbeten toewerken naar overgave’. Dat was het werkproces en ik ben heel trots dat ik die verbetenheid eindelijk heb kunnen loslaten.

'Oersoep' ligt nu in de winkels

Iets wendde zich in mij, zoals je sommige pennen draait om de punt naar buiten te laten komen – en iets anders dan ikzelf kwam bij de opening van mijn mond en ogen, iets gruwelijks floepte naar buiten. Het krijste. Godverdomme, riep het. Laat me eruit! Wat als je haast per ongeluk door het vlies heen grijpt dat als een beschermlaagje om je leven heen ligt, en daar een wereld vindt die beangstigend is, maar die je naar zich toe zuigt? Oersoep is een lyrische leeservaring die bij vlagen meer wegheeft van een trip dan een roman.

Meer informatie