Vorig jaar verscheen je debuut De maat van alle dingen bij Thomas Rap, dat lovend werd besproken en op de longlist van de Libris Literatuur Prijs belandde. Nu, minder dan een jaar later, heb je je tweede boek Het eerste verlangen uitgebracht. Hoe heb je dat zo snel gedaan?
Het eerste verlangen is niet afgelopen jaar geschreven, dat zou inderdaad snel zijn. Het duurde eindeloos lang voordat ik een uitgever vond. Ik ben een jaar of 15 geleden begonnen met serieus schrijven, dus tegen de tijd dat ik uiteindelijk bij Thomas Rap terecht kwam had ik veel materiaal. Eigenlijk had ik al drie romans klaar – de derde, een wat kortere, komt volgend jaar uit. Nu is dat fijn, maar tot twee jaar geleden was het dat helemaal niet; je kunt het blijven ophopen. Zo krijg ik wel eens de vraag of ik in Het eerste verlangen over de coronapandemie schrijf, terwijl ik de roman begin 2019 schreef. Mijn plot werd ingehaald door de actualiteit.
Je bent erg open over je literaire inspiratie, beide romans eindigen zelfs met een bronnenlijst waarin naast wetenschappelijke boeken ook fictie genoemd wordt – waaronder meerdere boeken van David Foster Wallace.
Ik ben zeker fan van David Foster Wallace. Mensen zijn vaak óf fan van deze auteur óf pertinent tegen. Bij tijden ben ik ook pertinent tegen, maar het is wel een schrijver die tot het uiterste gaat. Daar heb ik respect voor, en daar krijg ik energie van. Je moet als lezer soms flink puzzelen voordat alles in elkaar valt, dat ik ook hoop te veroorzaken met mijn werk. Er mag best een beetje gezocht worden, en niet al te veel voorgekauwd of ingevuld voor de lezer. Als ik bij het schrijven merk dat het te duidelijk of te expliciet is, neem ik vaak een andere afslag, of zoek ik naar een andere formulering.
Een ander boek dat ik heel goed vind, en dat me voor zowel De maat van alle dingen als Het eerste verlangen inspireerde, is de graphic novel Here van Richard McGuire. In deze literaire strip neemt hij één plek ergens in de V.S., waarvan hij beelden laat zien gedurende de afgelopen vijf miljard jaar. Soms zie je een stukje van een moeras, maar daar doorheen zie je het huis dat er in 1832 is gebouwd, plus een gedeelte van een conversatie uit 2019 – dat loopt allemaal door elkaar heen. Je leest die verhalen tegelijkertijd als je door het boek bladert; het is schitterend gedaan. Wat ik daar zo mooi aan vind zijn de contrasterende perspectieven. Daardoor bevind je je als lezer in de tijd van dinosaurussen, waarna je plotseling een heel lullig verslag leest van iemand die ruzie heeft in 1962. Het boek heeft iets stabiels omdat het zich op één plek afspeelt. Alle menselijke verhalen worden gerelativeerd zonder dat ze onbelangrijk worden gemaakt. Dat is een mooi beeld, dat mogelijk wordt gemaakt door dat extreme in- en uitzoomen.
Dit in- en uitzoomen, het relativeren van menselijke verhalen, zit ook in Het eerste verlangen. Tegelijkertijd gaat er op ‘kleinere’ schaal veel mis in beide boeken. Zo wordt in je debuutroman een aanslag op Hoog Catharijne beschreven, in je nieuwste boek een pandemie. Heb je een fascinatie met het noodlot?
Ik denk niet op die manier na over het menselijk noodlot. Wat me wel interesseert is hoe individuele en persoonlijke levens altijd onderdeel zijn van een veel grotere dynamiek en een groter systeem. Dat kan op een gegeven moment heel concreet kan worden wanneer je leven inderdaad daardoor gestuurd wordt – dat kun je het noodlot noemen. Of dat nou een aanslag is, of een financiële crash, of een pandemie. We hebben ze allemaal meegemaakt de afgelopen twintig jaar.
Het idee in het Westen is dat we ons eigen leven sturen en dat we eigen keuzes maken, maar het lijkt mij dat we geleid worden door veel grotere systemen, die een eigen dynamiek hebben. In het geval van het financiële systeem hebben we soms het idee dat er ergens een paar kwaadaardige kapitalisten zitten die alles besluiten. Er zijn uiteraard mensen die heel veel meer macht hebben; toch zijn die net zo afhankelijk van het systeem als wij.
Zie je het kapitalistische systeem als een zichzelf in stand houdend virus?
Ja, waarbij ik in deze roman ook de link met evolutie en evolutietheorie leg. Organismen ontwikkelen zich volgens het principe van natuurlijke selectie zoals dat door Darwin is beschreven. Kapitaal zoekt altijd het hoogste rendement. Virussen breken uit. Dat gebeurt, daar kun je nauwelijks in sturen. En dan is het aanmodderen voor ons om te kijken of we er nog iets mee kunnen. Eén van de eerste boeken die ik las voordat ik aan Het eerste verlangen begon was On the Origin of Species van Charles Darwin. Dat kan ik iedereen van harte aanbevelen, ook als je niet per se van wetenschap of evolutie houdt. Het is ten eerste heel leesbaar, wat bijzonder is voor een boek uit 1859. Daarnaast gaat het over iets heel belangrijks: de ontwikkeling van het leven. En het is ook nog het begin van een complete wetenschappelijke discipline – en dat allemaal in één boek.
Je lijkt een buitengemene interesse voor bètawetenschappen te hebben, terwijl je verder heel kunstzinnig bent: je bent muzikant, bouwt installaties, je schrijft.
Ik heb helaas weinig aanleg voor de bètawetenschappen, dus ik moet me altijd een beetje door die boeken heen worstelen. Darwin vormt daarin de uitzondering. Maar ik lees die economische boeken omdat ik iets te weten wil komen, en omdat ik een vreemde overlap zie tussen kapitaal en fictie. Economie en financiën noemen we realistisch, droog, actueel of feitelijk, en verhalen noemen we fictief. Terwijl we van geld allemaal weten dat het net zo goed ook fictie is. Het hangt aan elkaar van reputaties en vertrouwen. Ook de marketing rondom producten bestaat altijd uit beelden die worden aangesproken.
In zekere zin moedig je aan tot relativeren door het schrijven over grotere systemen. Hebben jouw boeken een geruststellende boodschap?
In de eerste plaats wil ik als ik aan het schrijven ben de dynamieken waar we allemaal op de een of andere manier deel van uitmaken zichtbaar maken voor mezelf. Daar begint het mee en dat heeft iets geruststellends, maar wanneer ik schrijf denk ik in eerste instantie niet aan hoe dit op de lezer overkomt. Zeker niet toen ik dit boek schreef, want toen had ik nog geen lezers. In Het eerste verlangen was ik aan het zoeken naar hoe ik de onrust, of het onbehagen dat ik bij allerlei dingen voel, vorm kon geven. Als dat lukt door middel van een verhaal slaat die onrust om in geruststelling. Ik hoop dat dat voor de lezer ook zo werkt.