De gruwelijke realiteit in het werk van Ghayath Almadhoun dwingt je verder te lezen

Op 28 maart ontvangen we dichter Ghayath Almadhoun op de ILFU redactie voor een gesprek over zijn nieuwste bundel Ik heb een afgehakte hand voor je meegenomen (2024). Schrijver, redacteur, boekrecensent en programmamaker Mojdeh Feili modereert dit gesprek en dook alvast in de thematiek van dit nog niet verschenen boek. Ze laat zien hoe Almadhouns werk je dwingt de realiteit onder ogen te komen, zeker nu: 'Almadhouns poëzie bevat zoveel urgente vragen en thema’s dat het niet genegeerd mag worden.'

Tags

ILFU Book Club Oorlog
Foto: Marte Visser

Word ILFU Member en steun onze schrijvers en verhalen

Vertel me meer

‘Jij zegt dat ik aan de oorlog ben ontsnapt. Nee, liefste, niemand ontsnapt aan de oorlog. Het is alleen zo dat ik niet ben gestorven. Ik ben blijven leven, dat is alles.’

Dichter Ghayath Almadhoun noemt zichzelf een ‘dubbele vluchteling’. Zijn familie vluchtte uit Palestina, waarna hij werd geboren in het Palestijnse vluchtelingenkamp Yarmouk in het Syrische Damascus. Later werd hij zelf gedwongen te vluchten uit Syrië en kwam hij terecht in Zweden. Zijn poëzie gaat veel over oorlog, geweld, de dood, het leven in ballingschap en heimwee. De gedichten in Almadhouns nieuwste bundel Ik heb een afgehakte hand voor je meegenomen zijn kanttekeningen bij eerdere teksten die hij schreef in zijn bundels Weg van Damascus en ik hier jij daar (in samenwerking met Anne Vegter).

De tekst gaat onder dit blokje verder

Koop hier kaarten voor de Book Club met Ghayath Almadhoun

Almadhoun zet in deze bundel zijn traditie voort wat betreft de thema’s die hij bespreekt. Hij confronteert de lezer in zijn teksten met de pijn en de schijnbare tegenstellingen van oorlog. Zo schetst hij een gitzwart beeld van het door oorlog geteisterde Syrië, dat hij contrasteert met het menselijk verlangen naar hoop, geluk en alledaagsheid in zijn gedicht ‘Ik heb Syrië voor je meegenomen’. Bijvoorbeeld in de volgende strofe:

‘Ik heb steden voor je meegenomen, die zijn ingestort op hun inwoners, zodat je ze weer kunt opbouwen.’

en

'Ik heb een massagraf voor je meegenomen, zodat je nieuwe vrienden kunt ontmoeten, en onontplofte bommen die je aan de kinderen kunt uitdelen.’

Zijn stijl kan beschreven worden als direct met een ironische toon, maar ook verleidelijk en expressief. Bepaalde beelden zweven als draadjes door de gedichten en komen telkens weer terug, zoals dat van groene schoenen, afgehakte handen en de sfeer van de steden waarin hij gewoond heeft. De gedichten vormen ook een kritiek op het superioriteitsdenken van het Westen en haar koloniale verleden. In een duizelingwekkend rijtje van Europese misdaden noemt hij zowel het nazisme en de Holocaust als ook het verdrijven van de Palestijnen uit hun land, bij en na de oprichting van de staat Israël. Hij spreekt rechtstreeks tegen Europa wanneer hij schrijft:

‘Jij, die de vernietiging van de Joden hebt bedacht, de Endlösung, die ertoe heeft geleid dat ik als vluchteling ben geboren in het Yarmoukkamp voor Palestijnse vluchtelingen in Damascus, omdat je in al je schaamteloosheid met Palestina, mijn land, compensatie hebt betaald, als de oplossing voor de Holocaust die jouw witte inwoners, die geloofden in het zuivere Arische ras, hebben uitgevoerd’.

Door de misdaden te benoemen maakt hij het structurele en culturele geweld zichtbaar in de relatie tussen de gekoloniseerde en de koloniserende landen. Sterker nog, hij confronteert het Europese selectieve geheugen met haar eigen wandaden. De hypocrisie van Nederland is duidelijker dan ooit, waar talloze voorbeelden van op te noemen zijn. Zoals de onthouding van stemmen op het staak-het-vuren resolutie van de Verenigde Naties. Met de woorden ‘nooit meer’ in ons achterhoofd en de herdenking van 4 en 5 mei die nadert, dringt de vraag zich op: hoe kunnen we bij het herdenken van de ene genocide, de andere genocide die nu plaatsvindt zo schaamteloos negeren?

Almadhouns gedichten vormen echter niet alleen een aanklacht tegen oorlog, geweld en kolonialisme. Hij vangt ook de complexiteit van het leven in de diaspora in woorden en legt zijn eigen survivor’s guilt bloot, zoals wanneer hij schrijft:

‘Ik zwijg als een Europese burger die de privileges van de eerste wereld geniet en zich met de onschuld van een tamme wolf afvraagt wat moeilijker is om te verdragen: de Zweedse winter of de Arabische lente.’

Almadhouns poëzie bevat zoveel urgente vragen en thema’s dat het niet genegeerd mag worden. Doorspekt van dualiteiten, brengen de gedichten ook dubbele gevoelens bij de lezer teweeg: ontzag en ontroering door de prachtige zinnen, en afschuw en wanhoop door de gruwelijke realiteit.