De wanhoop temperen
Naast de dood is er nog een andere gelijkmaker: wanhoop. Iedereen krijgt er mee te maken. Geen leven verloopt zonder tegenslag, geen leven blijft gespeend van leed. Er gaan dierbaren dood – rouw is de heftigste vorm van wanhoop. Je wordt gedumpt door je geliefde – en dan denk je dat liefdesverdriet het summum van vertwijfeling is, dat er niks ergers bestaat dan dat. Je wordt overvallen door een paniekaanval, geteisterd door depressies, chronische fysieke pijn of levensbedreigende ziektes. En als dit jou niet overkomt, dan vindt het leven wel een slachtoffer in je nabije omgeving. Het leven is soms, of als je pech hebt: vaak, een sloopkogel.
Wat per mens verschilt is de duur, frequentie en intensiteit van de radeloosheid en hoe je hier mee omgaat. Ik kan goed wanhopen. Dat klinkt beter dan: ik ben een melodramaticus. Vroeger dook ik vaak in mijn eigen sop en liet me daar gaarkoken tot ik ten einde raad was. Tegenwoordig kan ik me steeds beter verweren tegen de vertwijfeling als ik weer eens word overvallen door somberheid of angst. Dat doe ik door te fietsen, te hiken, te hardlopen en niet alles op te kroppen maar mijn hart te luchten bij mijn geliefde (en zij is dan zo lief om te zeggen wat ik dan wil horen). En natuurlijk: door te lezen. Boeken zijn voor mij onmisbaar om de wanhoop te weerstaan.
Door romans, verhalen, gedichten en essays kan ik even ontsnappen aan mijzelf en tegelijk inzicht krijgen in wie ik nou ben en wat ik voel. Dat is de heerlijke paradox van de literatuur: dat teksten van anderen kunnen verwoorden wat er in mij omgaat. Boeken kunnen niks herstellen of oplossen – daarin lijkt de literatuur op therapie. Wie een prachtige autobiografie over rouw heeft gelezen, rouwt niet opeens minder om zijn onlangs overleden geliefde. De literatuur kan de wanhoop niet slechten of tenietdoen, maar ze kan wel, en dit is haar grootste kracht, de vertwijfeling temperen door het onzegbare te verwoorden, door die onontwarbare maalstroom van nare gedachten en gevoelens in taal te stollen. Mocht je het niet meer zien zitten, raadpleeg dan deze boeken.
1. Albert Camus – De mythe van Sisyphus, vertaald door Hannie Vermeer-Pardoen (2019)
Het einde van ons leven staat al bij de geboorte vast: we gaan dood. Heeft het leven in het licht van deze kwellende wetenschap dan nog wel zin? Jazeker, betoogt Albert Camus gloedvol in dit essay. We moeten accepteren dat we doodgaan, maar we moeten er niet mee instemmen en het gelaten ondergaan. We moeten opstandig sterven. Door onze vrijheid kunnen we ons lot zelf vormgeven en zo is ons bestaan wél zinvol. Dat geldt zelfs voor Sisyphus die gedoemd was om eindeloos een rotsblok om hoog te duwen. ‘We moeten ons Sisyphus voorstellen als een gelukkig mens,’ luidt de eindconclusie van Camus’ betoog. Dit is geen dor theoretisch essay, maar een gepassioneerd pleidooi voor het leven.
2. Lieke Marsman – Op een andere planeet kunnen ze me redden (2025)
Over opstandig sterven gesproken: dat is de kern van dit indrukwekkende boek. Marsman is ongeneeslijk ziek. Ze wordt niet meer beter, dat staat vast. Althans, niet op deze planeet. Marsman omarmt de mogelijkheidszin van Robert Musil: ‘Er is misschien een bovennatuurlijke kracht. Er is misschien een medicijn tegen mijn ziekte. Het leven is het misschien waard te leven – en vanwege dat misschien is het dat zeker.’ Marsman deelt de conclusie van Camus dat het leven het waard is om geleefd te worden, ‘alleen zolang je omarmt dat alles op losse schroeven staat.’ Jarenlang was ik van mening dat de ongewisse toekomst en het gebrek aan zekerheden de bron van alle ellende was, maar het leven is juist waardevol vanwege al die misschiens en mogelijkheden.
3. Yiyun Li – Where Reasons End (2021)
In een essay uit 2020 maakte Lieke Marsman korte metten met het aforisme van Wittgenstein dat we moeten zwijgen waarover we niet kunnen spreken: ‘We kunnen soms helemaal niet zwijgen over de dingen waarover we niet kunnen spreken! Er zijn trauma’s die zo groot zijn dat niets ze recht doet en toch hebben we de taal nodig om in ieder geval een poging te doen, een allereerste schreeuw –’ En daarom schreef Yiyun Li over het grootste trauma van haar leven: de zelfmoord van haar zoon. In Where Reasons End converseert een schrijver met haar overleden zoon. De dialoog is door de naamloze auteur verzonnen. Het schrijven van dit verhaal is poging om de suïcide van haar zoon te begrijpen: ‘Words fall short, yes, but sometimes their shadows can reach the unspeakable.’
4. Imre Kertész – Kaddisj voor een niet geboren kind, vertaald door Henry Kammer (1993)
Auschwitz overleven: nog zo’n trauma waarover velen gelukkig niet hebben gezwegen, waaronder de Hongaarse Nobelprijswinnaar Imre Kertész. Zijn Kaddisj voor een niet geboren kind is een intense monoloog van een vertaler die als jongen in Auschwitz heeft gezeten. Hoe voort te leven als je die hel op aarde hebt ervaren? Niet door kinderen op deze verrotte wereld te zetten, maar door te schrijven: ‘toch word ik, terwijl ik al schrijvend mijn leven herhaal, gedreven door een stille hoop, door de stille hoop van mijn stille streven, de hoop om ooit mijn hoop te leren kennen, en ik zal waarschijnlijk net zolang schrijven, maniakaal, met bezeten ijver en onafgebroken, totdat ik die hoop heb leren kennen.’
5. Langston Hughes – The Weary Blues (1926)
Deze in 1926 verschenen dichtbundel is een hoogtepunt in de Amerikaanse literatuur. Het ritme van deze gedichten is lichtvoetig, muzikaal en opbeurend, terwijl de gedichten gaan over wanhopige zaken als racisme en uitsluiting. Juist dit contrast werkt erg goed. Het laatste gedicht uit de bundel is een antwoord op ‘I Hear America Singing’ van Walt Whitman. Verblind door optimisme en bewondering voor America had Whitman te weinig oog voor zijn Afro-Amerikaanse landgenoten. En dus dicht Hughes: ‘I, too, sing America.’ Hughes ondergaat zijn lot niet gelaten, eist zijn plek op en eindigt zijn bundel met de regel: ‘I, too, am America.’
6. Sander Kollaard – Uit het leven van een hond (2021)
Kun je schrijven over geluk? Dat vroeg Sander Kollaard zich af in een essay en hij kwam tot de conclusie: ja, dat kan én hij deed het met zijn roman Uit het leven van een hond. Hoofdpersoon Henk heeft een jaloersmakend talent voor het leven. Tegenslagen en verdriet brokkelen zijn levenslust niet af. Zo klinkt deze roman als een zoetsappige romcom, maar niets is minder waar: dit is een subtiele literaire roman. Met zijn zinderende zinnen is dit een krachtig psychologisch portret van een optimistisch mens.
7. Jeroen Brouwers – Alles echt gebeurd (2022)
In deze bundel heeft Brouwers samen met Lodewijk Verduin zijn autobiografische opstellen verzameld. In tegenstelling tot Kollaards Henk was Brouwers geen levenslustig type. ‘Het leven is mij een knellende schoen,’ schreef hij in het geweldige ‘Overal stilte. Krekelbosse klaagzangen’. Brouwers had het talent om somberheid om te zetten in schoonheid en dat gegeven vind ik altijd erg troostrijk.
8. Suzanne Scanlon – Committed. A Memoir of Finding Meaning in Madness (2024)
Na een zelfmoordpoging wordt Suzanne Scanlon opgenomen in een inrichting. Als jonge vrouw weet ze niet wie ze is, wat haar drijft en wat ze precies voelt. Boeken vormen de beste remedie tegen haar eenzaamheid en onthechting. Leven en lezen zijn bij Scanlon onlosmakelijk verbonden en door te lezen krijgt ze grip op haar leven en haar identiteit: ‘Reading became a way to actively rewrite my life.’
9. Joan Didion – Play It as It Lays (1970)
Soms vind ik het fijn om de vertwijfeling te bestrijden door me onder te dompelen in desperate boeken en ik ken geen wanhopigere roman dan Play It as It Lays. Vergeleken hierbij is The Bell Jar een vrolijk boek (Sylvia Plath is in dat boek overigens ook vaak best geestig). Hoofdpersoon is de indolente en depressieve actrice Maria. Ze voelt niks, geen pijn en plezier en ze voelt zich vooral niet verbonden met de wereld en de mensen om haar heen. Terwijl haar goede vriend BZ zelfmoord pleegt, ligt zij in het bed naast hem en doet niks. Haar bekentenis aan het einde van de roman is een treffende samenvatting: ‘I know what “nothing” means, and keep on playing.’
10. Thomas Bernhard – De onderspitdelver, vertaald door Chris Bakker (2020)
Ook dit is een roman in het kader van wanhoop bestrijden met wanhoop. Thomas Bernhards gescheld op het leven werkt voor mij vaak verzachtend. Soms vind ik het fijn om te horen dat het leven inderdaad niets anders is dan een keten van kutheid: ‘Geboren worden is ongeluk, zei hij, en zo lang als we leven houden we dit ongeluk in stand, alleen de dood breekt het af.’ Als Bernhard, die ook erg grappig is, mijn vertwijfelende gedachten een paar honderd bladzijden bevestigt, kan ik er, nadat ik zijn roman heb dichtgeslagen, weer even tegenaan.