Het gebeurt tijdens de eerste noten van 'Niemand weet waar onze glimlach is gebleven'.
Sindbad Zanzibar zingt de eerste regels: 'Al die beloftes, nooit waargemaakt… Al die liefde, slordig zoekgeraakt' – en dan valt hij stil.
Hij draait zich om naar de muzikanten en maakt een handgebaar alsof hij iets omlaagdrukt, de muzikanten dempen hun spel, en nu draait hij een paar rondjes met zijn wijsvinger om aan te geven dat ze wel door moeten blijven spelen. Zonder de muziek blijft er niets van hem over – en hij weet het.
Hij draait zich weer naar het publiek toe.
'Dames en heren… ik wil jullie voorstellen aan een heel bijzonder iemand…'
Ineens kijkt hij Layla recht aan. Ze schrikt ervan. Wat wil hij?
Hij wenkt haar. Zij maakt wegwimpelende armbewegingen maar hij blijft wenken, het begint inmiddels ongemakkelijk te worden.
Aarzelend stapt ze op hem af, het hete licht van de schijnwerpers in. Het zweet breekt haar uit.
'Ik weet,' zegt Sindbad Zanzibar, half tegen haar, half tegen het publiek. 'dat ik niet de beste vader ben geweest voor mijn kinderen. Als ik mijn eigen kind zou zijn, was ik ook tegen mij in verzet gekomen, zoals Layla hier… met alles wat ik in me had… ik zou me met alles wat ik in me had verzetten tegen die verschrikkelijke Sindbad Zanzibar.'
Met vertraging trekt er een lachgolf door de zaal.
Layla schudt haar hoofd.
'Maar ik ben wie ik ben. Ik ken de nieuwsberichten over mij… ook ik lees de bladen… bij de kapper, hè?'
Weer zo'n langzaam aanzwellend en langzaam wegstervend lachsalvo, als een dansje op de gedempt voortkabbelende muziek.
'En het is allemaal waar. Ik ben er niet goed aan toe. Ik heb mijn leven altijd geleefd zoals ik dat wil… met een borrel en een sigaretje… en met een hart dat klopt voor de muziek… ik ben versleten, ik ben kapot, maar als ik zing, ben ik twintig.'
Een enorm gejuich barst los.
Layla staart naar het publiek. Voor het eerst in haar leven kijkt ze goed naar die mensen die ze voorheen altijd alleen maar als massa zag.
Normaal zit ze met de rest van de familie in het VIP-vak, recht voor het podium, door dranghekken afgescheiden van de rest van het publiek. Aan een tafeltje met in koelers flessen champagne en speciaal voor haar een paar flesjes Cola Zero.
Altijd heeft ze daar gezeten met haar rug naar de massa. Daar zitten nu ook haar moeder en haar ooms en tantes en de hele schijnheilige entourage rond pa. Maar ze kijkt naar de mensen daarachter. Nu ziet ze hen voor het eerst echt goed, vanaf haar vaders plek op het podium, duizenden en nog eens duizenden mensen, jonge mensen, tieners misschien wel, hoogbejaarden, atletische mensen met afgetrainde lichamen en mensen met dikke lagen overgewicht, mensen in rolstoelen, mensen met een Aziatisch uiterlijk, mensen van wie het oranje zaallicht de bleke huid kleur geeft, Arabisch ogende families, zwarte mensen, het lijkt wel zo'n United Colors of Benetton-reclame, maar dit zijn echte mensen die misschien in elk denkbaar opzicht van elkaar verschillen maar in één opzicht niet: hun liefde voor de muziek van Sindbad Zanzibar.
Ook deze mensen hebben de roddelbladen gelezen, ze hebben de filmpjes gezien op YouTube en TikTok, maar het kan ze niet schelen. Sindbad Zanzibar is hun held.
Layla ziet wat haar vader altijd ziet als hij op het podium staat, en op dat moment beseft ze dat dit zijn plek is. Niet rustig thuis, achter de geraniums, terwijl hij verstild naar buiten staart of zich aan een lullige hobby wijdt, modeltreinen of zo. Niet in het soort plek dat hij steevast 'een concentratiekamp voor bejaarden' noemt, niet tussen de terminale patiënten in een ziekenhuis of een hospice.
Dit hier, dit is de plek waar hij zal sterven.
'Mijn dochter is weer thuis,' zegt haar vader, 'en ik hoop dat ze hier blijft, ondanks mij. Want ik hou zielsveel van haar.'
Het publiek joelt uitzinnig, haar vader drukt een lange en eerlijk gezegd nét iets te natte zoen op haar wang en dan laat hij haar gaan.
Besmuikt loopt ze terug naar haar plekje aan de zijkant van het podium, terwijl de muziek achter haar aanzwelt en haar vader opnieuw begint te zingen: 'Al die beloftes, nooit waargemaakt… Al die liefde, slordig zoekgeraakt.'
Layla steekt een hand in haar tasje om een zakdoekje te pakken en stuit op iets hards. Ze haalt het tevoorschijn: het is het zwarte marmeren beeldje van de vogel Roekh, met Sindbad de Zeeman op haar rug, het cadeautje van de fan.
Ze blijft het vasthouden tot ze, tegen het einde van de toegift, de intro-klanken hoort van 'De legende van de vogel'. Ze loopt nog eens naar haar vader, hij kijkt verbaasd – ze pakt zijn hand beet, legt het beeldje erin, en sluit zijn vingers eromheen.
En terwijl ze terugloopt naar haar plekje aan de zijkant van het podium hoort ze hem de beroemde regels zingen, van de zeeman tegen de vogel:
Neem me mee naar het einde van de wereld
Neem me mee naar het land van wonderen
Het lijkt me dat ellende minder pijn doet in de zon