Wie je denkt dat je bent – een sci-fi verhaal van Max Urai

Het is Joanna's eerste werkdag bij CPEC, het ruimtevaartcentrum dat zich specialiseert in menselijk transport naar de planeet Mars. Maar bij dit transport komen geen raketten kijken. Door een speciale vorm van teleportatie worden mensen heen en weer vervoerd, uiteraard niet zonder consequenties. In dit verassende sciencefictionverhaal maakt Max Urai zich het genre opnieuw overtuigend eigen en brengt hij iets universeels naar voren: het zelfbeeld.

Max Urai

29-03-24

10 min

Word ILFU Member en steun onze schrijvers en verhalen

Vertel me meer

Wie je denkt dat je bent

Joanna had het als achtergrond van haar telefoon sinds de eerste dag van haar master: If you're the smartest person in the room - find another room!

Vandaag was haar eerste dag in die other room. Vanuit de bus in de snelweg zag het Calico Space Exploration Centre er niet indrukwekkend uit. Een cluster lage gebouwen, net buiten de stad. Het had een middelbare school kunnen zijn, of een ziekenhuis. Joanna stak haar handen tussen haar knieën van opwinding. Ze kende dit. Dit was de double bluff van wetenschappers die zulk baanbrekend werk deden dat ze het niet hoefden te verkopen met sexy logo's.

De mensen die ze zag tijdens de rondleiding voor nieuwe medewerkers waren op diezelfde manier onindrukwekkend - metalshirts, kortmouwige witte overhemden, shirts die in bergsportwinkels als stijlvol werden verkocht. Geen van hen had een academische titel op hun naambordje staan. De dr. werd verondersteld geacht.

Al deze mensen hadden rijk kunnen worden als ze in de commerciële sector waren gaan werken. En niet rijtjeshuis-en-een-labrador rijk: ambachtelijke-whiskystokerij-in-je-kelder rijk. Wat al die mensen hier bracht was het verlangen naar another room. En sinds die ochtend had Joanna een werknemerspasje dat de deur naar die kamer geruisloos voor haar opende.

Het Calico Space Exploration Centre bracht mensen naar Mars. Nadat de SpaceX kolonie grotesk ten onder was gegaan – de livestream kon nog steeds niet ongecensureerd op televisie worden vertoond – was er een tweede missie opgezet door een internationale coalitie. De stad op Mars draaide nu al een paar jaar zo voorspoedig dat de meeste mensen hem weer vergeten waren.

Al het menselijk transport naar Mars ging via CPEC. Het centrum was opgezet met een simpel idee: wat als we raketten helemaal achterwege laten? Teleportatie was nooit theoretisch onmogelijk geweest. De bottleneck was het scannen van elk molecuul in een menselijk lichaam. De doorbraak kwam van Hayden-Isaaks, een neuroloog en een theoretisch natuurkundige. Hun artikel was zo beroemd geworden dat Joanna alleen maar hun namen hoefde te noemen om duidelijk te maken wat ze bedoelde.

Het artikel begon met de observatie dat het brein een kaart bevat van het lichaam. Op die kaart staat hoe groot alle lichaamsdelen zijn en hoe ze tot elkaar in verhouding staat. Dat is hoe je met je ogen dicht het puntje van je neus kan aanraken. Als je die informatie kunt scannen en versturen, postuleerden Hayden-Isaaks, kun je daarmee iemand op een andere locatie weer opbouwen. Nogal een vooruitgang na de eerdere theoretische limiet van zeventien jaar scantijd en de benodigde energieoutput van 178 gram plutonium.

Paul, de rondleider hield halt bij een luchtsluis. ‘Stofpakken aan!’ In Joanna's oude lab was er één clean room. Hier werd een hele vleugel stofvrij gehouden. De groep hees zich in de forensisch witte pakken.

Een jonge man worstelde met een broekspijp. ‘Gaat ie lekker, Harvard?’ riep Paul, hard genoeg zodat de hele groep het kon horen. Hij keek grijnzend hoe de man zich het pak in wurmde.

Door een hoge gang liepen ze naar de teleportatiekamer. Boven hun hoofden stroomde vloeibaar stikstof waarmee de computers werden gekoeld. De twee mensen die voor Joanna liepen hadden het over een project waarbij onbemande ruimtevaartuigen teleportatiemachines naar asteroïden konden brengen. Mijnwerkers konden dan op aarde naar hun werk gaan. ‘Het forenzen van de toekomst!’ Het klonk als een zin uit een grant proposal.

Achter haar klaagden twee mensen over de uitslag van de uitgebreide psychologische evaluatie die elke nieuwe medewerker moest doen. ‘Die dingen zijn nauwelijks wetenschappelijk, dat weet iedereen.’ De vergelijking met horoscopen werd gemaakt. Een van de twee leek echt gekwetst dat hij volgens de test niet op het autismespectrum zat.

Ze hielden halt. Vanachter twee enorme stalen deuren klonk een enorm geluid. Het was diep en schel tegelijk, als dat van een trompetterende olifant.

‘Ze zijn vroeg vandaag,’ zei de rondleider. Met één hand in zijn zak trok hij de deur open, die minstens veertig centimeter dik was.

Fotografie was ten strengste verboden hier. Joanna kende de machine waar ze mee ging werken alleen van bouwtekeningen. Daarop leek het op een telefooncel met een boel draden eruit. In deze kamer zag ze alleen de draden. Een enkele lijn op de tekening was hier een samengebonden cluster kabels, die in de grond, de muur of het plafond verdween. De cel kon ze alleen zien door te zoeken waar alle draden convergeerden.

Op een console begonnen lampjes te knipperen. Stoelen werden aangeschoven. ‘Begin 18-C!’ riep iemand met een Indiaas accent over de intercom. De groep nieuwkomers herschikte zich op lengte, zodat iedereen kon zien wat er gebeurde.

Met een knisperend geluid, als cellofaan, ging de deur open. Er kwam een mevrouwtje tevoorschijn.

Ze was rommelig, maar op een andere manier dan de wetenschappers. Al haar kleren waren net tien jaar uit de mode.

Ze hoestte hard in haar vuist. ‘Dat was net op tijd, jongens. Er kwam een stofstorm aan.’

Iemand in een stofpak rende naar haar toe en sprayde een kleurloze vloeistof over haar heen.    

‘Hoi Harold,’ zei ze moe.

Harold stak een hand op en rende toen weer weg.

Het mevrouwtje kuchte nog eens en keek toen naar de groep. ‘Hee allemaal! Ik ben Corrie. Leuk jullie te ontmoeten.’

De groep stak langzaam hun handen omhoog, alsof ze voor het eerst een alien zagen.

Corrie gaf haar rugzak aan de wetenschappers en ging op een klapstoel zitten. ‘Zo. He he.’ Ze hijgde een beetje. Harold kwam naar haar toe met een e-sigaret. Ze blies de waterdamp recht omhoog, naar een van de enorme ventilatoren in het plafond.

De rondleiding eindigde in de kantine. ‘Zijn er nog vragen?’

Joanna stak haar hand op. ‘De mevrouw die we net zagen in de teleportatiekamer. Wat voor onderzoek doet zij?’

‘Wie, Corrie? Die doet geen onderzoek.’

‘Wat is – welke functie heeft ze precies binnen dit centrum?’

‘Tot voor kort was ze een van de schoonmakers.’

Joanna stak haar hand weer op.

‘Als je me op lunch trakteert vertel ik je het hele verhaal.’

De computer weet niet hoe realistisch je zelfbeeld is.

Paul schoof aan met een schnitzel, een extra bord frites, en drie blikjes cola light. ‘Corrie is de enige persoon die we zo vaak als we willen naar Mars kunnen teleporteren,’ zei hij, met z'n mond vol.

‘De enige?’

‘Op de plek van aankomst bouwen we het lichaam op aan de hand van die kaart in het brein. Je hebt dit gehad tijdens je studie, toch?’

Ja.’

‘Dacht al. Oké, maar hier is een vraag voor jou. Het brein bevat alle nodige informatie over het lichaam. Maar hoe bouwt het brein dan zichzelf weer op? Daar heb je nog nooit over nagedacht, of wel?’

Joanna schudde haar hoofd.

‘Blijkbaar heeft je brein ook een interne kaart van zichzelf. Dat is wat we het zelfbeeld noemen. Die sluit niet altijd precies aan op de werkelijkheid, maar dat is wel wat we naar Mars sturen. Wat daar wordt opgebouwd is niet wie je bent, maar wie je denkt dat je bent.’ Hap. ‘Een klein verschil, zou je denken, maar toen we mensen op en neer begonnen te sturen bleek het nogal cruciaal. Wat je hier alleen maar denkt over jezelf wordt ineens waar. Iemand die op Aarde achterdochtig is komt paranoïde uit de machine. En dat effect wordt elke keer sterker. Een onafhankelijke geest is na tien keer op en neer zo recalcitrant dat ze met niemand meer willen samenwerken.’

‘Is daar niet voor te corrigeren?’

‘Hoe? De computer weet niet hoe realistisch je zelfbeeld is. En hoe zou je dat überhaupt moeten kwantificeren?’ Hij slurpte een beetje cola van de rand van zijn blikje. ‘Dr. Singh vertelt altijd dat de ergste nog wel de briljante jonge ingenieurs waren, die stonden te popelen om naar Mars te gaan. Na twee of drie keer op en neer waren het onuitstaanbare narcisten. Op hun psychologische evaluaties leken ze allemaal normaal. Maar stiekem waren ze er allemaal van overtuigd dat ze superieur waren aan iedereen om zich heen. Ze waren alleen slim genoeg om dat te verbergen.’ Hij veegde zijn zoute vingers af aan zijn mouw. ‘Voor mijn residentie ben ik op en neer gegaan. Daarvoor was ik al een lul, maar moet je me nu zien.’ Hij grijnsde op een manier die Joanna alleen maar als corporaal kon omschrijven.

‘Hoe is Corrie hier dan in betrokken geraakt?’

‘Singh heeft haar naar Mars gestuurd om schoon te maken toen ze daar een gala hadden gehouden. Toen ze terugkwam was ze precies hetzelfde. We sturen haar nu elke week een paar keer op en neer om samples en berichtjes en zo af te leveren.’ Hij dipte vier frietjes diep in een cupje ketchup.

‘Hoe is zij? Als persoon?’

‘Normaal. Dodelijk normaal. Volgens mij kan ze zo vaak op en neer omdat ze totaal geen intern leven heeft. Ik spreek haar wel eens. Het is alsof je met een glas water probeert te praten.  Geloof me, je hebt tien van haar gezien in de bus vanmorgen.’ Hij bedacht zich: ‘Niet in de bus hier naartoe, natuurlijk.’

Hij kraakte zijn knokkels. ‘Kom je mee? De lezing van Erdfield voor de nieuwe collega's gaat zo beginnen.’

Hij liep van tafel zonder zijn dienblad op te ruimen. Het meeste van zijn eten was nog onaangeraakt.

Joanna kon zich slecht concentreren op de lezing. Toen ze tijdens de plaspauze een berichtje van haar vader kreeg over hoe de eerste dag was, zag ze de achtergrond van haar telefoon. Voor het eerst in jaren las ze weer eens wat er stond.

De personeelsuitgang lag aan de zijkant van het gebouw, op loopafstand van de bushalte. Joanna wachtte naast een sigarettenpaal tot het drie uur was. Volgens de baliemedewerker zou haar shift dan voorbij zijn.

Corrie kwam naar buiten in een dikke plastic winterjas. Ze had oorbellen in die ze die middag nog niet had gedragen. ‘Poe poe,’ zei ze, half tegen Joanna, half tegen niemand. Met een wegwerpaansteker stak ze een sigaret aan.

‘U bent Corrie, toch?’

‘Zeg alsjeblieft jij, meid. Anders voel ik me zo oud.’

‘Je zult me niet herkennen. Ik heb u vanmiddag uit de teleporteur zien komen. Ik was deel van de groep nieuwe medewerkers.’

Corrie aste op de grond. ‘Bolleboosje. Wat ga jij hier voor onderzoek doen?’

‘Ehm –’

‘Zeg maar gewoon, hoor. Ik wil alleen kijken of ik kan raden in welk gebouw je aan het werk gaat.’

‘De kinematica van massieve sterren in spectraalklasse O.’

‘Ik geef het op.’

‘Gebouw 5.’

‘Goeie kantine.’

‘Ja.’

Ze waren even stil. Het voelde niet ongemakkelijk.

‘De rondleider vertelde me dat u op en neer kan naar Mars. Als enige.’

Ze lachte een rokerslachje. ‘Het is me wat, he? Je moest eens weten hoeveel onderzoek ze op me hebben gedaan toen ze daar achter kwamen. Scans, psychologische testen. Ze wilden ontdekken wat mij zo bijzonder maakte, zodat ze het aan andere mensen konden leren. Ik ben helemaal niet bijzonder. Dat heb ik ook steeds gezegd. Maar ze stonden erop dat ik niet wist hoe uniek ik was.’

‘En daar deden ze niks mee?’

‘Ik snap het wel, hoor. Jullie kunnen niet publiceren als je niks vindt.’ Ze nam een trek van haar sigaret. ‘Wat ik vooral grappig vind is dat ze nooit die anderen in de scanner hebben gestoken. Die wel veranderden. Om te kijken wat daar te vinden was.’

‘Zou u - zou je tijd hebben om te gaan lunchen samen?’

'Da's lief van je meid, maar ik moet mijn kleinkinderen van school halen. Morgen anders? Lekker. Ik lust wel een stukkie appeltaart uit die kantine van jullie.’

‘Is die goed?’

'Ik heb hem alleen koud gehad, als er iets overbleef voor de schoonmakers aan het einde van de dag. Wil hem wel eens warm proberen. Maar ik moet nu echt gaan.’

Om Corrie niet na te staren terwijl ze naar de bushalte slofte, pakte Joanna haar telefoon.

Calender

New event

Lunch met Corrie.

Repeat?

Weekly.

Op 26 april sluiten de aanmeldingen voor de C.C.S. Cronestipendia

Max Urai won een van de drie C.C.S. Cronestipendia in 2023, een prijs die jaarlijks tijdens ILFU wordt uitgereikt aan drie beloftevolle Utrechtse auteurs.

Meer informatie over C.C.S. Cronestipendia
Op 26 april sluiten de aanmeldingen voor de C.C.S. Cronestipendia