Helpen klimaatromans tegen de crisis van de verbeelding? Een essay van Jaap Tielbeke

Amitav Ghosh, eerder deze week in een video te zien over de witheid van de klimaatbeweging, noemt de klimaatcrisis ook wel een crisis van de verbeelding – ons onvermogen om een voorstelling te maken van wat er op ons afkomt, is een enorm probleem. Daarom noemen wij onze reeks klimaatverhalen De verbeelding van de crisis, waarin we verschillende literaire disciplines van stal halen om die verbeeldingskracht een handje te helpen. Daarbij moet je natuurlijk ook meteen denken aan de klimaatroman. Maar hoe effectief is deze zogenaamde climate fiction nou tegen de crisis van de verbeelding? Een essay van Jaap Tielbeke.

Tags

Klimaat Klimaatfictie
Beeld: Raymond Teitsma

Word ILFU Member en steun onze schrijvers en verhalen

Vertel me meer

Helpen klimaatromans tegen de crisis van de verbeelding?

Iedere werkdag word ik overspoeld door een stroom aan verontrustende berichten. Op sociale media kan ik eindeloos doomscrollen. Glaciologen die berekenen hoe snel de poolkappen smelten, oceanografen die zich rot schrikken van maritieme hittegolven, biologen die de noodklok luiden over een massale uitstervingsgolf – op mijn tijdlijn komen ze allemaal voorbij. Braaf lees ik over hun nieuwste bevindingen, die vrijwel altijd onderstrepen dat het nog erger is dan we al dachten. Als ik ’s avonds mijn laptop dichtklap, duizelt het me soms. En dan stap ik op mijn fiets om boodschappen te doen.

Ergens biedt de omfloerste taal van de wetenschap een prettige distantie. Alleen de goed ingevoerde lezer kan de alarmerende boodschap achter de grafieken, cijfers en modellen ontwaren. Nu durf ik te zeggen dat ik inmiddels redelijk goed ingevoerd ben. Ik begrijp wat het verschil is tussen 350 en 400 ppm CO2 in de atmosfeer en weet wat er kan gebeuren als de Atlantische oceaanstroom stilvalt. En toch vind ik het soms lastig om het echt tot me door te laten dringen. Wellicht komt dat door de technische terminologie die de illusie biedt van beheersbaarheid. De voorzichtigheid die wetenschappers beroepshalve betrachten grijp ik maar al te graag aan als een geruststelling, zelfs al weet ik dat ik mezelf daarmee voor de gek houd. 

Als ik deze wetenschappelijke kennis probeer te vertalen naar een breder publiek, de eervolle taak van een klimaatjournalist, wil ik juist allesbehalve gerust te stellen. Ik wil mensen wakker schudden, daar hoef ik niet geheimzinnig over te doen. Mijn stukken staan bol van ongerichte termen als ‘ramp’ of ‘catastrofe’, zelfs het woord ‘Apocalyps’ schuw ik niet. Maar als ik vervolgens preciezer probeer te beschrijven hoe onze toekomst eruit kan zien, stuit ik al snel op nuances en onzekerheden, waardoor het dramatische effect ontbreekt. Schrijven dat half Nederland aan het einde van de eeuw onder water ligt, zou veel te kort door de bocht zijn. Een stelling dat hittegolven voor massagraven zullen zorgen, durf ik niet aan. Een journalist die zichzelf overschreeuwt verliest al snel zijn geloofwaardigheid. 

***

De klimaatcrisis is een crisis van de verbeeldingskracht, klinkt het vaak. Ons onvermogen om een voorstelling te maken van wat er op ons afkomt, stelt de hedendaagse cultuur voor een uitdaging, schrijft de Indiase auteur Amitav Ghosh in zijn essay The Great Derangement:

Er kan uiteraard geen twijfel over bestaan dat deze uitdaging gedeeltelijk voortvloeit uit de complexiteit van het technisch taalgebruik dat ons eerste venster op de klimaatverandering vormt. Maar evenmin kan er twijfel over bestaan dat de uitdaging ook voortkomt uit de praktijken en aannames die de kunsten en geesteswetenschappen tot richtsnoer dienen. Achterhalen hoe dit gebeurt is volgens mij een uiterst dringende taak: het is best mogelijk dat het de sleutel vormt tot begrijpen waarom de hedendaagse cultuur de omgang met de klimaatverandering zo lastig vindt. Dit is inderdaad misschien de belangrijkste kwestie waarmee cultuur in de ruimste zin ooit te maken kreeg – want laat dit duidelijk zijn: de klimaatcrisis is ook een cultuurcrisis en dus een crisis van de verbeelding.

Amitav Ghosh – Te groot om ons voor te stellen

Intuïtief begrijp ik direct wat Ghosh bedoelt. De ecologische fundamenten onder de moderne beschaving zijn aan het wankelen gebracht. In de hele geschiedenis van de mensheid hebben we nog nooit een klimaatschok meegemaakt zoals die zich de komende eeuw zal voltrekken. Ons voorstellingsvermogen schiet simpelweg tekort om dat te kunnen bevatten – vandaar dat de Nederlandse vertaling van Ghosh’ essay de titel Te groot om ons voor te stellen kreeg.

Gaat het over verbeeldingskracht, dan begeef je je al snel op het terrein van de literatuur. Het domein van de verhalenvertellers met hun jaloersmakende fantasie. Droge feiten zijn niet genoeg, zelfs niet als ze in een toegankelijk krantenartikel zijn gegoten. We hebben behoefte aan meeslepende verhalen om onze onzekere toekomst invoelbaar te maken. Romanschrijvers zijn niet beperkt door de feiten, ze mogen het scenario verkennen dat Noord-Holland verzwolgen wordt door de zee of dat superstormen hele metropolen wegvagen, zonder dat wetenschappers zich beklagen over onjuistheden.

Het is nogal wat om van literatuur te vragen, te verbeelden hoe de wereld ten onder dreigt te gaan en wel het liefst op zo’n manier dat de lezers leren hoe we in het echte leven het pad richting de afgrond kunnen vermijden. Ga er maar aan staan, als schrijver.

Ik zal geen namen noemen maar ik ken mensen, intelligente mensen, stuk voor stuk betrokken burgers, die nauwelijks romans lezen.

Toen The Great Derangement in 2016 verscheen, kon Ghosh nog klagen dat er zo weinig romans waren die recht deden aan de ecologische crisis. Ruim zeven jaar later struikel je over de experimentele klimaatfictie. Auteurs doen hun best om zich te verplaatsen in het niet-menselijke leven, om los te komen van het antropocentrisme, de blik die zoveel verwoesting heeft aangericht aan de levende planeet. Ze schrijven vanuit de zee, vanuit de bomen of vanuit de zon. Door de klimaatwetenschap te mengen met literaire scheppingskracht, onderzoeken ze hoe onze wereld eruit kan zien als de temperatuur met 3, 5 of maar liefst 10 graden is opgewarmd.

Er is zelfs een nieuw genre dat snel aan populariteit wint: cli-fi. Oftewel: klimaatfictie. Kan dat een einde maken aan de crisis van de verbeeldingskracht?

***

Ik zal geen namen noemen maar ik ken mensen, intelligente mensen, stuk voor stuk betrokken burgers, die nauwelijks romans lezen. Het is haast een principekwestie. Hun schaarse leestijd willen ze benutten om zoveel mogelijk kennis te vergaren en daarvoor kun je toch het beste terecht bij non-fictie, is hun redenatie. Meer dan naar stilistische schoonheid verlangen zij in het geschreven woord naar nuttige informatie, of een helder betoog waaraan zij hun geest kunnen slijpen. Hun boekenkast bevat de bouwblokken om hun wereldbeeld mee te stutten. Mochten ze toch een keer een uitstapje wagen naar de wereld der verzinselen, dan lezen ze bij voorkeur een ideeënroman, waarin de personages vehikels zijn voor overtuigingen. Voor deze mensen biedt klimaatfictie ongetwijfeld uitkomst.

(Tekst gaat verder onder het boekenoverzicht)

Amitav Ghosh - Te groot om ons voor te stellen (The great derangement)
Kim Stanley Robinson - Het ministerie voor de toekomst (The ministry of the future)
Richard Powers - Tot in de hemel (The overstory)
Richard Powers - Verwilderd (Bewilderment)
John Steinbeck - De druiven der gramschap (The grapes of wrath)

Een van de meest geprezen titels uit dit genre is The Ministry of the Future, geschreven door Kim Stanley Robinson, een Amerikaan die in de sci-fi-scene al eerder furore maakte met zijn Mars-trilogie, en in deze recente roman probeert te onderzoeken hoe de komende decennia eruit zouden kunnen zien. Het boek opent met een hittegolf in India, waarbij miljoenen mensen om het leven komen en ik kan je zeggen: het is nogal een verschil of je in de krant of in wetenschappelijke studies leest over de gevolgen van extreme hitte, of dat je meeleeft met een personage dat het aan de lijve ondervindt. 

Maar hoe kan het dan dat het boek me, als roman, stiekem een beetje tegenstond?

Ik heb het boek meermaals aangehaald in mijn journalistieke artikelen, omdat Robinson zo literair beschrijft waar ik de woorden niet voor kon vinden. Het was alsof hij met andere middelen hetzelfde probeerde te zeggen: word wakker, mensen! De klimaatcrisis bestaat niet alleen in abstracte toekomstscenario’s. De stormen, hittegolven, overstromingen waarover we vandaag in de krant lezen zijn slechts een bescheiden voorproefje van wat ons nog te wachten staat. The Ministry of the Future doet wat een klimaatroman moet doen: onze chaotische toekomst invoelbaar maken. 

Maar hoe kan het dan dat het boek me, als roman, stiekem een beetje tegenstond? 

Misschien heeft er juist mee te maken, dat het verhaal me te veel deed denken aan de artikelen die ik tijdens mijn dagelijkse doomscrollsessies voorbij zie komen. Het kan vast waardevol zijn, om de waarschuwingen van klimaatwetenschappers te verpakken in een fictief verhaal, maar waarschuwende fictie levert niet direct een goede roman op. Sterker nog, volgens mij dwingt het label cli-fi de literatuur in een keurslijf dat de verbeeldingskracht beknot.

Een klimaatroman is als een themalied: de compositie kan knap in elkaar steken, maar door de vooraf bepaalde boodschap zal het nooit écht verrassen. Zo’n genre geeft de literatuur een taakje mee. Het plot, de personages, de zorgvuldig gepolijste zinnen, ze staan allemaal in dienst van het hogere doel: bewustwording creëren. Een nobel doel, dat zonder meer, maar de vraag is of we op deze manier de crisis van de verbeeldingskracht te boven komen.

Dat The Grapes of Wrath over vijftig jaar waarschijnlijk nog steeds geldt als een klassieker, komt doordat het iets tijdloos blootlegt over de menselijke toestand. Steinbecks boek gaf me meer inzicht in de wankele symbiose tussen mens en milieu dan welke cli-fi ook.

Ik lees geen fictie om mijn kennis te vergroten, of om te leren hoe ik de wereld kan verbeteren. Ik wantrouw romans waarvan de boodschap aan de oppervlakte ligt. Na een dag lang murw gebeukt te zijn door verontrustend klimaatnieuws, heb ik behoefte aan schrijvers die zoekende zijn. Ik zeg niet dat ik in romans wil kunnen vluchten, ontsnappen aan de alarmerende realiteit die zich elke dag aan ons opdringt, maar in de wereld van fictie mag er ruimte zijn voor ambiguïteit, voor de morele schemerzone, voor de raadsels die zelfs de knapste wetenschappers nooit zullen ontcijferen.

Een boek als The Overstory van Richard Powers maakte indruk, omdat het me op een subtiele manier losweekte van mijn antropocentrische wereldbeeld. Bomen figureren in deze mozaïekroman net zo prominent als mensen en na afloop bleef ik achter met een gevoel van verwondering, zonder dat ik het idee had dat ik hier een ‘les’ voorgeschoteld kreeg. 

Dat idee had ik wel bij Powers’ nieuwste roman, Bewilderment, waarin de subtiliteit ontbreekt. De hoofdpersonen, een verweduwde wetenschapper die onderzoek doet naar verre planeten en zijn autistische zoontje die niet kan begrijpen hoe achteloos we onze thuisplaneet verwoesten, vormen te duidelijk een spreekbuis voor de zorgen van de auteur. Het kind vertolkt de woede van de jonge generatie, de vader het vermogen van volwassenen om de klimaatcrisis weg te redeneren. Je voelt aan alles dat Powers zich uitdrukkelijk had voorgenomen om een klimaatroman te schrijven, alsof het boek niet meer is dan een verhalend antwoord op de vraag die op de achterflap staat: ‘Hoe kunnen we onze kinderen de waarheid vertellen over deze prachtige, bedreigde planeet?'

Toen John Steinbeck in 1939 The Grapes of Wrath publiceerde had nog vrijwel niemand van het broeikaseffect gehoord. Maar je hoeft geen letterkundige te zijn om te zien hoe dit verhaal over families die hun geboortegrond moeten verlaten vanwege uitgeputte bodems en hardvochtige banken, zeggingskracht heeft voor onze tijd. Het zou me niets verbazen als  klimaatromans zoals The Ministry of the Future en Bewilderment over vijftig jaar hopeloos gedateerd aanvoelen. Dat The Grapes of Wrath over vijftig jaar waarschijnlijk nog steeds geldt als een klassieker, komt doordat het iets tijdloos blootlegt over de menselijke toestand. Steinbecks boek gaf me meer inzicht in de wankele symbiose tussen mens en milieu dan welke cli-fi ook. 

***

Zadie Smith liet zich onlangs per e-mail interviewen door De Volkskrant en kreeg de vraag of literatuur iets teweeg kan brengen in de huidige maatschappij. Dit is wat ze antwoordde: 

Literatuur is iets heerlijks. Literatuur is een uitdaging en een puzzel. Literatuur is iets waarvoor we ons uitzonderlijke vermogen om te denken en te voelen kunnen aanwenden, als lezers én als schrijvers. Elke roman heeft een ander effect, een ander doel, een andere intentie. Sommige romans zijn duidelijk bedoeld om ‘de maatschappij’ te beïnvloeden; sommige romans willen niet meer dan dat. Voor andere geldt dat niet.

Zadie Smith

Natuurlijk kunnen boeken iets teweegbrengen in de echte wereld, erkende Smith en als ze heel eerlijk was hoopte ze dat dat ook geldt voor haar romans. Maar een roman is geen pamflet. De kracht van fictie is dat het tegenwicht kan bieden aan de eenvormige taal van de politiek, dat het de dubbelzinnigheid niet uit de weg gaat. Ik geloof niet dat het lezen van literatuur ons betere mensen maakt, of dat een boek het smelten van gletsjers kan stoppen. Ik geloof wel dat romans onze denkkaders kunnen oprekken en ons uitdagen om tussen de regels betekenissen te ontdekken, zelfs al zijn die daar niet bewust achtergelaten door de auteur.

De klimaatcrisis is inmiddels alomtegenwoordig, ook in de hedendaagse literatuur, al was het maar omdat zelfs de meest navelstaarderige schrijver zich moet verhouden tot de wereld om zich heen. Het beste medicijn tegen de crisis van de verbeeldingskracht, zijn niet de boeken die zijn geschreven als een wake up call. Het zijn de verhalen die ontspruiten aan een geest die worstelt met onoplosbare vragen. En naarmate de planeet verder opwarmt en de wereld zoals we die kennen plaats maakt voor het ongewisse, dringen die vragen zich alleen maar nadrukkelijker op. Als lezer van literatuur verwacht ik geen antwoorden, ik verwacht een heerlijke puzzel. Laat het doomscrollen maar aan de journalisten over.