Wie ben je? Ben je je werk? Ben je je omgeving – je familie, je vrienden, het huis waarin je woont? Ben je je verleden – wat je hebt meegemaakt, hoe je je daarbij voelde, wat je er nog van weet? Kun je je herinneren wie je was? Kun je meten wie je bent? Kun je voorspellen wie je zal worden?
Wie ben je? Welke positie neem je in – in je leven, in de dagelijkse realiteit, in het gezin waarin je opgroeide, in de samenleving? Speel je de hoofdrol of een van de bijrollen? Observeer je het leven van een afstand? Denk je dat je niets bijdraagt als je het leven observeert van een afstand? Dat je geen deel uitmaakt van het geheel? Want dan heb je het mis.
Op een maandag word ik dronken. De ronde tafel waar mijn familie en ik aan zitten – een oom, twee zusjes, drie vrouwen-van – houdt alles bijeen: de geschiedenis die ons bindt, de verhalen die we elkaar vertellen, een stamboom, bloed en dna. Het houdt dit moment bijeen, het hier, nu. Als de glazen leeg zijn en het café sluit, sta ik op van de tafel en val om. De cirkel is gebroken. Slingerend ga ik naar huis, met nog één gedachte in mijn hoofd: niet vallen niet vallen niet vallen.
Het snoephuis is een collectief. Het is niet één maar meer stemmen, niet één maar meer perspectieven, en alle soorten rollen. Kun je me vertellen wie je bent als ik niet weet wie de anderen zijn? Zijn de bijrollen niet de reden dat jij de hoofdrol speelt? Hangt wie je bent niet samen met wie je was, en met wie je zal worden?
In Het snoephuis vormen verhalen een geheel, vormen personages een groep – soms tegen wil en dank. Het snoephuis speelt hier, nu maar ook toen en later. Tijd bestaat niet en tijd is het enige dat bestaat. De tijd speelt met ons, creëert niet één maar meer werkelijkheden.
Welke is echt? Wat betekent dat: echt?
Op een maandag word ik dronken. Op domme benen ga ik naar mijn domme huis. Dit weet ik nog: ik probeer een berichtje te versturen met mijn telefoon maar alles tolt en alles stribbelt tegen, als in een van die frustrerende dromen waarin niets lijkt te lukken. Ik kan de letters niet vinden, ik kan de woorden niet vormen. Er is geen betekenis, geen logica. Er is geen narratief. Er is alleen de worsteling.
Het snoephuis is een verhaal – maar wie vertelt het? Er is een stem maar de stem is niet de verteller. De stem verandert van vorm, schikt zich, vermomt zich, verstopt zich. Het snoephuis is een voorspelling en een waarschuwing. Het is het “dan” dat volgt op “wat als”. Wie Het snoephuis leest, of Bezoek van de knokploeg, of een van de andere boeken die samen een oeuvre vormen, op zichzelf ook weer een collectief, voelt dat het geschreven is. Dat het bedacht is. Maar door wie?
Wie ben je?
Op een maandag word ik dronken. Met domme vingers tik ik domme letters op mijn domme telefoon. Waarvoor kun je woorden gebruiken? Je kunt ze gebruiken om instructies te geven. Je kunt ze gebruiken om iets te verkopen. Om te vertellen wie je bent, of om te vragen wie de ander is. Wie ben je? Om H-E-L-P te spellen in een berichtje.
In Het snoephuis ordenen woorden de werkelijkheid. Ze ontrafelen of compliceren haar. Woorden verhelderen en verbloemen, ze draaien er omheen. Ze communiceren en ze verbinden, vergroten het raadsel of lossen het op. Maar wat vertellen ze?
Op een maandag word ik dronken, maar het is niet zomaar een maandag, het is de geboortedag van mijn dode vader. De ronde tafel houdt alles bijeen: de anekdoten, sterke verhalen, zijn goede kanten en zijn slechte, de klank van zijn stem, een lach waarin plezier weerklinkt, en hoon. Eerder zaten we aan dezelfde tafel, hieven we dezelfde glazen, vertelden we dezelfde verhalen, ieder jaar opnieuw. We kennen de dans, we herhalen de passen – niet vallen niet vallen niet vallen.
Op een maandag word ik dronken en ik worstel om er betekenis aan te geven. De cirkel, het vallen, de klank van zijn stem. De dans, de herhaling, de ronde tafel. Het vallen, niet vallen. Ik worstel om betekenis te vinden in de cirkel die de tafel maakt. Ik ga naar huis – slingerend, dom, op domme benen, alleen. Ik worstel om betekenis te vinden in het alleen-zijn.
Op een dinsdag word ik wakker in een huis dat niet past. Het zit te strak bij de schouders, laat mijn polsen bloot, als een jas die de mijne niet blijkt. De sporen – een hoopje kleren op de gang, een deur die openstaat, laarzen op het aanrecht – zijn als woorden. Ik probeer ze te lezen maar ze willen geen zinnen vormen. Dit verhaal heeft geen verteller.
Een luchtballon stijgt op, het uitzicht ontvouwt zich. In de kale woestijn strekt zich een sculptuur uit, een landschap dat niet door de natuur is geschilderd maar door de mens gemaakt. Door één mens – dit verhaal wordt verteld door één verteller. Wat op de grond chaos leek, blijkt vanaf deze hoogte coherent te zijn. Wat van dichtbij losse woorden waren, is vanaf een afstand proza. Het ontroert omdat het klopt. Er zit betekenis in de logica, schoonheid in de logica. Wat is kunst anders dan dat? Wat is een verhaal anders dan dat?
Miles, zie hem daarboven in die luchtballon, zijn hoofd zo klein als een speldenknop. Miles is zijn geloof in het leven verloren – niet vallen niet vallen niet vallen – maar hij vindt het terug, hier, nu, als hij ziet dat er betekenis zit in ordening, schoonheid in ordening. Als hij beseft dat er mensen zijn, kunstenaars noemen we ze, die wat chaos leek kloppend maken. Wat is schoonheid anders dan dat? Miles gelooft weer in het leven en hoe kan hij dat beter tot uiting brengen dan door het te beëindigen? Hoe kun je beter voorkomen dat je zult vallen dan door te springen?
Op een maandag word ik dronken. De letters vormen woorden, de woorden vormen een vraag: Wie ben je? Ik raap mijn kleren op van de grond. Ik vorm nieuwe zinnen. Ik zoek betekenis in de logica, schoonheid in de logica. Van een gebeurtenis maak ik een verhaal, dat verhaal verbind ik aan een boek en aan een schrijver. Hoe zou ik beter een ode aan haar kunnen brengen dan door betekenis te vinden in iets wat zo willekeurig leek, door logica te vinden in de chaos?
Wie is Jennifer Egan? Ik vraag het me af als ik haar boeken lees, Het snoephuis in het bijzonder. Ik vergeet wie ze is, al lezende, ik zie vaag een man voor me en moet mezelf corrigeren, maar nooit vergeet ik dat deze boeken geschreven zijn, dat ze geconstrueerd zijn, bedacht, geordend, van betekenis voorzien. Nooit vergeet ik dat deze losse woorden verhalen zijn. Een sculptuur in de woestijn. Een tafel die een cirkel vormt. Een dans die zich herhaalt.
Hoe zou Jennifer Egan beter een ode kunnen brengen aan de verteller dan door zichzelf onzichtbaar te maken in het verhaal?
Book Talk Jennifer Egan
Jennifer Egan was voorjaar 2022 te gast bij ILFU. Nina Polak interviewde haar, en Basje Boer sprak een laudatio uit. Bekijk een fragment via onderstaande link. ILFU Members kunnen de hele Book Talk, inclusief laudatio, terugkijken via ILFU Premium.
Bekijk fragmentILFU Bookclub: Het snoephuis
Voorafgaand aan de Book Talk schreef Nina Polak vier Bookclub-artikelen over Het snoephuis voor wie zich meer wilde verdiepen in de thema's in de roman.
Lees het eerste artikel hierPose
Op intuïtieve en associatieve wijze onderzoekt Basje Boer in Pose – Over hoe we kijken en wie we spelen de vrouwenrollen die ons worden voorgeschoteld en de blik waarmee ze worden bekeken. Aan de hand van klassieke en populaire films, persona’s en personages en iconen uit de popcultuur, laat ze ons zien hoe aantrekkelijk het spel van kijken en bekeken worden is – en ook hoe gevaarlijk. Zouden we ons tegen de clichés moeten verzetten? Of is het rollenspel ons te dierbaar?
Meer informatie