Fragment 100
Ik heb medelijden met de armen. En met de rijken trouwens ook. Eigenlijk heb ik meer medelijden met de rijken, want die zijn ongelukkiger. Wie arm is, kan nog denken dat hij wel gelukkig zou zijn als hij niet zo arm was.
Wie arm is, heeft maar één zorg, of één zorg die zijn leven beheerst, namelijk dat hij arm is. Wie rijk is, heeft die zorg niet en zit daardoor met alle andere mogelijke zorgen opgescheept. Ik heb nog nooit een rijkaard gezien die gelukkiger was dan een armoedzaaier, tenzij men onder geluk de koopwaar van een modewinkel of een juwelier verstaat, of een maaltijd in een chic restaurant.
De armen zijn gelukkig, want ze hebben een illusie: ze denken dat de couturier, de juwelier en de chef-kok handelaren in geluk zijn. Dat geloven ze. De rijken niet, zij zijn de atheïsten van het geloof in de haute couture.