Fragment 379
1932
Dit hele universum is een boek waarin elk van ons een zin is. Afzonderlijk hebben wij allen slechts een klein beetje betekenis of leveren we hoogstens een deel van de betekenis; alleen uit het geheel wordt duidelijk wat elk van de zinnen wil uitdrukken. Sommige zinnen springen op van de pagina en bepalen de betekenis van een heel hoofdstuk of de gehele intentie van de tekst; dat zijn de genieën. Andere zijn losse woorden die in hun eentje een zin vormen of als bijvoeglijk naamwoord iets treffend weten te typeren maar niets toevoegen wat van belang is voor het geheel; dat zijn de mensen met talent. Sommigen van ons zijn vraag- en antwoordzinnen en leiden een leven in dialoogvorm; dat zijn de mensen van de daad. Sommige zinnen zijn bedoeld om de dialoog vloeiender te laten verlopen, ze vertragen hem soms zodat hij daarna vlotter lijkt te gaan, verbale leestekens van de retorica; dat zijn de intellectuelen. De meeste mensen zijn nagenoeg inwisselbare zinnen, zonder kleur of reliëf, slechts bedoeld om de ideeën en metaforen aan elkaar te rijgen en het verhaal vooruit te helpen. Ze zorgen ervoor dat de uitblinkers kunnen uitblinken en bestaan eigenlijk alleen in dienst van hun bestaan.
Zijn wij immers niet allemaal, in steeds wisselende combinaties, samengesteld uit een onveranderlijk assortiment van menselijke bouwstenen, zoals een zin is opgebouwd uit eenvoudige woorden en zij weer uit simpele lettergrepen? Is onze individuele liefde niet tevens de liefde van ons allemaal en huilen wij in ons verdriet geen universele tranen? En toch huilt en bemint elk van ons ook op zijn eigen unieke wijze: er zit in onze volzinnen steeds een bijvoeglijk naamwoord dat ons laat opgaan in de massa en ons tegelijk uniek maakt.