Esther heeft niet bedacht wat ze zal zeggen tegen deze onverwachte gast die haar volgt, de nieuwe collega van Babs kennelijk. Ze is hier net komen wonen, kennelijk en het leek Babs wel leuk als ze wat mensen uit de wijk leerde kennen, kennelijk. Esther denkt maar steeds hoe schokkend het is dat iemand die jaren geleden, waar je alles van dacht te weten, zomaar van rol kan veranderen. Ze werd nota bene net aan haar voorgesteld, speelde woordeloos het spel mee en precies in dat korte moment was de heimelijkheid, die altijd al hun contact had getypeerd, terug van weggeweest. Vanzelfsprekend als een ademhaling en nee, ze weet dus niet wat ze tegen Juul moet zeggen. Er zullen uiteindelijk wel woorden worden gewisseld maar daar zal ze zich later niets van herinneren want ze ruikt nog precies hetzelfde. Focus. Op dit moment denkt ze alles tegelijk, ze weet dat Erik, goeie Erik, haar, zijn vrouw - zo zal hij het zeggen, mijn vrouw - straks zal bewieroken in zijn toespraakje, hij zal benoemen hoe fijn het is, weer allemaal samen, instemmende geluiden zullen klinken, de sprookjesachtige snoerverlichting die ze al zo lang wilde zal branden en hij zal haar geven wat ze wenst, die surfworkshop in Portugal, dat weet ze omdat ze geen geheimen voor elkaar hebben. Hij hoopte dat ze het niet erg vond dat ze het nu al wist – dat had hij een paar weken geleden gevraagd, je moest de dingen tegenwoordig zo lang van tevoren boeken en zelf hield hij niet van verrassingen - natuurlijk, had Esther geglimlacht en wat een heerlijk cadeau, wat heerlijk om je zo begrepen te voelen en Erik zou glimmen straks, dat gunde ze hem, omdat hij het juiste zei en het juiste gaf en dat ten overstaan van al hun vrienden, buren, familie. Ze herkent zichzelf niet, zo tot in haar haarvaten ontvankelijk, dat ligt vér achter haar, daar zou ze een uur geleden nog gif op ingenomen hebben. Ze snapt niet hoe je dat ten diepste kunt weten en tegelijkertijd, ze denkt het allemaal en met dat sluwe lijf van haar onder hoogspanning, in het paadje achter hun eengezinswoning, pakt ze Juuls polsen, de vrouw die zo lang geleden, zo veelvuldig en eigenlijk nog steeds, voor het slapen gaan in gedachten, want wie houdt ze hier nou eigenlijk voor de gek, die vrouw uit dat andere, getekende leven kijkt ze aan en gaat dan op haar tenen staan.
Bram loopt naar huis, door dezelfde straten als eerder vanavond, met hun oud-jonge huizen voorzien van zwart glimmende zonnepanelen op de daken, warmtepompen, HR++ glas. Klimaatbestendig, dat had Erik hem verteld, die nieuw was in het makelaarsvak en naar eigen zeggen iedere week hetzelfde huis verkocht.
Twee keer zoveel geparkeerde auto’s als eerder op de avond, iedereen is thuis. Hij passeert een ander ommuurd tuinfeestje, gedempt geklets, muziek. Verder niemand op straat, geen hondenpoep of peuken. Hier is alles goed. Het beeld van Erik, glimlachend in zijn zachtgele polo, verschijnt. Een vleermuis fladdert voor hem uit. Op een kruispunt gaat hij door zijn knieën, pakt de grote schroevendraaier uit zijn broekzak en begint tussen twee strak in verband liggende klinkers te wrikken. Waar hij eigenlijk woonde, had Erik hem gevraagd en Bram vertelde over de Groenedijk, een van de weinige oorspronkelijke straten, de lintbebouwing, knotwilgen, dat hij er was geboren, weilanden aan alle kanten toen nog, wulpen, grutto’s. Hij en zijn buren waren in korte tijd, ja hoe zou je het noemen, omsingeld, de vogels waren toen al lang vertrokken. ‘Of nou ja, omsingeld,’ zei hij toen de deurbel ging, zo bedoelde hij het natuurlijk niet, maar Erik was al weg. We zijn een relictpopulatie, denkt Bram, die tijdens zijn omscholing van kraanmachinist tot hovenier ook een vak ecologie volgde.
Eindelijk zit er beweging in, hij kan de schroevendraaier er als een breekijzer onder steken en de steen omhoog wippen. Met de klinker in zijn hand staat hij op. Een perfect rechthoekig gat blijft achter, ideaal voor straatgras, paardenbloem of akkerkool en later bramen of brandnetels. Hoe meer klinkers hij in de loop van de tijd zal weghalen, hoe makkelijker er in die rechthoeken uiteindelijk boompjes zullen ontkiemen. Tijd is onbelangrijk. Andy Dufresne, de held uit zijn lievelingsfilm The Shawshank Redemption deed ook twintig jaar over zijn ontsnappingspoging. Voor de zekerheid heeft hij afgelopen najaar in het Máximapark zijn zakken volgestopt met essensleutels en elzenproppen.
In zijn achtertuin legt hij de steen op het solide halfhoge bouwwerk in de hoek, naast zijn zorgvuldig opgekweekte zaailingen. Een hekel aan mensen heeft hij niet, hoogstens helpt hij het natuurlijke proces van successie een handje. De verschillende gloednieuwe bakstenen en klinkers vormen een soort Jenga-burcht. Ze stapelen goed omdat ze een standaardmaat hebben. De egel is voorlopig de enige burchtbewoner. Bram hurkt bij zijn zaailingen, trekt wat onkruid weg. Dit najaar zal hij wilgentenen stekken, die schieten wortel terwijl je erbij staat. Een broekbos, dat lijkt hem het juiste eindstadium hier en daarom zint hij nog op een manier om de vele sloten te verstoppen zodat het land weer nat wordt. Met een beetje geluk haalt de tijd hem in, want vroeg of laat zál het water komen. Als het gaat over wie er de langste adem heeft, de Leidsche Rijners of de natuur, dan weet hij het wel.