De gedichten uit Winterbloeiers, de tweede bundel van Yentl van Stokkum, zijn ideaal leesvoer voor de omstandigheden waarin ik mij nu bevind. Namelijk: op een vol strand tijdens een hittegolf in het zuiden van Frankrijk. Probeer die bestemming wel zo klimaatneutraal mogelijk te bereiken want, zoals de bundel onderschrijft, gaat de wereld naar de tering. Mijn iPhone werkt niet meer (oververhit), maar om mij heen heb ik verschillende Nederlanders al horen zeggen dat de gevoelstemperatuur rond de 40 graden ligt. Een ideaal moment dus om de bloedhete zomerbundel van Van Stokkum te (her)lezen.
Laat je door de titel niet op het verkeerde been zetten. Winterbloeiers gedijt bij zweetdruppels en zonnestralen. Je zou het 'klimaatpoëzie' kunnen noemen, maar daar doe je de gedichten tekort mee. Het hete klimaat fungeert eerder als toepasselijk decor voor een onstuimige liefdesrelatie die net als de wereld lijkt te vergaan. Het lyrisch ik is standvastig op zoek naar liefhebberij en zingeving in extreme (weers)omstandigheden. Alsof juist in de realisatie dat ons leven op aarde eindig is, het grootste verlangen naar intimiteit kan ontstaan. Want intiem is de bundel in meerdere opzichten. Van Stokkum spreekt de lezer aan als een vriendin waar ze een wijntje mee drinkt, beschrijft hete scènes tussen geliefden en toont een kwetsbare blik op onze brandende aarde.
Dat doet ze op bezwerende wijze, waarmee de toon van haar debuutbundel Ik zeg Emily wordt voortgezet. Waar die bundel bezeten was van Emily Brontë, voert Van Stokkum in Winterbloeiers hommels, groene parkieten en Grote Liefde op. Het beschrijft dat overweldigende gevoel van je verliezen in iemand anders en toont dat liefde, net als de klimaatcrisis, bijna ongrijpbaar is. Met de nadruk op bijna want, en dat maakt deze bundel mij zo dierbaar, de gedichten benadrukken ook juist de agency die we wél hebben als mens. Hoe we ons gisteren mwah kunnen voelen en vandaag een herrezen feniks.
En bovendien: het ‘bijna ongrijpbare’ in woorden vatten… is dat niet precies de taak van de dichter?
Een van de slechts twee titelloze gedichten uit de bundel illustreert dat goed. Het opent met:
waarna Van Stokkum een stroom van gedachten op de lezer loslaat, zonder interpunctie en zonder adem te halen. Ze bezweert ons, zoals ze dat als geen ander kan, met onverwachte vergelijkingen en herkenbare beelden. Er wordt gezegd: gisteren was niet mijn dag, gisteren was het net niet:
Maar dan vindt de ommekeer plaats. Van Stokkum kondigt de breuk in het gedicht aan met ‘maar dat was gisteren’, om vervolgens een nieuw relaas af te steken over vandaag. Ze raast op hetzelfde tempo door, maar nu heeft het lyrisch ik haar draai gevonden. Alsof ze wakker werd en dacht: vandaag gaan we het even anders doen dan gisteren. En je voelt dat er alleen op deze manier over vandaag geschreven kan worden omdat gisteren gisteren was.
Het tweede deel is een krachtige stortvloed. Het beschrijft nu niet meer wie het ik was, maar wat het ik wenst en dat ze daar recht op heeft. Er galmt een zekere gretigheid in door die me aan de krachten van de natuur doen denken. Zoals de wind roept ‘ik mag hier waaien’, eigent het lyrisch ik haar verlangens toe zonder bescheiden- en zachtheid te verliezen:
Ik zit nog steeds op dat strand in Zuid-Frankrijk en de golven zijn sterk vandaag. Ze slaan dicht op de kust om en vinden schuimend en met veel lawaai hun weg weer terug het open water in. Ik kan moeilijk ontkennen dat mijn interpretatie van dit gedicht gevoed wordt door deze omgeving. De zee lijkt ook ‘dat compleet oprechte onverschrokken hele ding’ op te willen eisen en ik voel de behoefte om de laatste zinnen van het gedicht terug te roepen naar de golven.
Net als de natuur is liefde bijna ongrijpbaar. Gisteren was de zee kalm, vandaag is ze woest. Gisteren hield je van iemand, vandaag wat meer of minder. Gisteren voelde je je ‘een gebroken naald’, vandaag ben je ‘de blauwe ogen van de letteren’.
We hebben gisteren nodig om vandaag te duiden, en de poëzie van Yentl van Stokkum helpt ons daar een (zwetend) handje bij.
Poëzie is een Daad
Foto: Keke Keukelaar
Poëzie is een Daad is een literair collectief bestaande uit dichters Joost Oomen en Yentl van Stokkum en redacteur Stefanie Liebreks. Sinds februari 2021 delen ze met z'n drieën afwisselend elke dag een gedicht op hun Instagramkanaal. In 2023 verscheen hun bloemlezing Voor alle dagen, Honderd-nog-wat gedichten zonder gelegenheid. Tot aan de 41ste Nacht van de Poëzie lees je vanaf nu om de week een tekst over het gedicht dat zij die dag op Instagram plaatsen.
Op 9 september verschijnt 'Dobberen', de debuutbundel van Sophia Blyden
In Dobberen schijnt Sophia Blyden licht op het gebied tussen meisje en moeder in. Hoeveel controle heb je over je lichaam, grenzen en toekomst? Als we allemaal zowel daders als slachtoffers zijn, kunnen we alleen de vinger naar onszelf wijzen.
Meer lezen?