Ze willen iets van elkaar, met elkaar, maar dat kan niet omdat ze ieder in een ander leven thuishoren, daar misschien ook thuis zijn. Die andere levens eisen hen op, ze hebben daarin veel te doen.
Misschien hebben ze eraan gedacht en verlangd, een hotelkamer, de auto ergens tussen de weilanden, een treintoilet, een strandwandeling in de mist en dan de duinen in. Misschien hebben ze er niet alleen over gedacht, maar ook over gesproken of, terwijl ze over het water uitkeken, gevoeld dat ze erover zouden wíllen spreken. Het is aan hen te zien dat ze dat niet durven. Het zijn bedeesde mensen, ze hechten aan omstandigheden waarvan ik me een voorstelling kan maken omdat ik zelf ook bedeesd ben.
Paar dagen geleden werd er op die brug gefilmd. Er was een brief van de producent over gekomen met verontschuldigingen en maar ten dele te begrijpen informatie over de speelfilm. Dat gebeurt vaker en de brieven lees ik snel en oppervlakkig. Ik zie wel, denk ik dan. Een film zie je per slot van rekening ook, het is niet nodig je er van tevoren druk over te maken.
Ineens was het zover, een simpele scène: een man en een vrouw, jonge mensen met vrolijke, energieke gezichten, kusten elkaar, best lang, en keken elkaar dan aan, waarschijnlijk hartstochtelijk en veelbetekenend - dat kon ik niet goed vaststellen. Na de kus kwam iemand van de crew een jas om de vrouw heen slaan. De man deed een paar stappen terug en verdiepte zich gespannen in zijn mobieltje.
Ik dacht: gelukkig komt de minister van Justitie en Veiligheid niet voorbijfietsen, want die had drastisch een einde aan deze gebeurtenis gemaakt. Tegelijkertijd besefte ik dat het allemaal ook erg ingewikkeld is. Als we de film over enige tijd zien denken we misschien helemaal niet aan deze dagen, terwijl die dagen niet voorbij hoeven te zijn. We denken daar in de bioscoopzaal dat het nu eenmaal zo gaat met mensen die elkaar licht geven en licht maken. Op een brug kus je elkaar dan, want een brug is daar een uitstekende plek voor, beter dan voor een drogist of slagerij, een brug is een plek tussen alles in, boven water, soms hoog boven water. In de bioscoopzaal zijn we in een werkelijkheid die zich onttrekt aan onze alledaagse. Daarin kan alles.
Als de actrice de jas om zich heen heeft, kijkt ze ingetogen naar iets wat wij niet kunnen zien, misschien denkt ze na over de tekst die ze dadelijk moet uitspreken, niet op de brug, want daar kussen en kijken ze alleen, maar op een andere plaats in het leven dat voor hen bedacht is, een park, een café, de luchthaven. Misschien denkt ze na over die kus en net als ik aan de minister van Veiligheid en Justitie die het allemaal niet mag zien, anders zijn ze er gloeiend bij, wat ze overigens terecht vindt, ze kent zieken in haar omgeving.
Mijn moeder zei vroeger vaak tegen me: ‘Het is maar film.’ Dan keek ik naar iets waarmee ik me geen raad wist, meestal dode dieren. Ik hield niet van die woorden: het is maar film. De bedoeling was dat ik dacht dat het echt was. Alles is echt! Dat vond ik toen ook al.
Veel mensen verzetten zich tegen deze tijd, tegen wat er allemaal niet mag. Mijn ouders zouden zeggen dat het best meevalt. Zij hebben immers de oorlog meegemaakt en dan heb je verstand van wat meevalt en wat niet. Ze leven niet meer, wat ik vaak betreur. Vind ik het erg dat ze deze crisis niet kennen? Ik hoor de lachende stem van mijn moeder: ‘Wil je nooit huidhonger zeggen, jongen! Vader en ik vragen ons echt niet af of het verschrikkelijk is dat jullie ons niet komen knuffelen. Jij vindt dat toch ook zo’n benauwend belachelijk woord, knuffelen? We zijn geen kleuters! Geen zorgen, hoor.’
Het is maar film. Toch gebeurt het, daar op de brug, het is niets, twee mensen die elkaar kussen, het is voor de film. Omdat ik de brief niet goed gelezen heb weet ik niet of die ernstig of vrolijk is, misschien ernstig én vrolijk, wat het allerbeste is, voor iedereen.
Het is kunst. Misschien knijpt de overheid een oogje toe. Kussen is kunst geworden.