Brief aan de minister: welke roman zou Wopke Hoekstra moeten lezen?

Twintig schrijvers vormen een 'literair schaduwkabinet'. Ze schrijven elk een brief aan een minister uit het kabinet-Rutte IV, met daarin een leesadvies. Geen non-fictie; geen self-help of op feiten gestoelde analyses van maatschappelijke onderwerpen, maar fictie, romans, gedichten en verhalen die je in het hoofd van iemand anders verplaatsen. En dat is essentieel voor bewindslieden die aan het hoofd staan van een democratie. Vandaag aflevering 1: Philip Huff heeft een leestip voor Wopke Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken. Heb je zelf ook een goede romantip voor Hoekstra, laat die dan hieronder achter in de comments.

Tags

Literair Schaduwkabinet Politiek
Philip Huff (foto: Daniel Cohen) en Wopke Hoekstra (foto: Martijn Beekman)

Word ILFU Member en steun onze schrijvers en verhalen

Vertel me meer

Geachte excellentie, beste Wopke,

 

Wij kennen elkaar niet. Toch schrijf ik je nu een brief. (Ik hoop dat je het mij toestaat te tutoyeren, maar iedereen weet dat corpsballen buiten de groentijd onderling geen ‘u’ zeggen, en met ‘iedereen’ bedoel ik: iedereen die bij het corps heeft gezeten.) Het is de eerste van een reeks brieven van schrijvers aan de ministers van het kabinet Rutte IV. De schrijvers kiezen een literair werk uit – een roman, een verhalenbundel, een gedicht – waarvan zij denken dat het deze minister vooruithelpt. Maar, Wopke, wat is de kans dat je deze brief leest? Ik heb, merk ik, moeite met het werkelijk schrijven van een brief als de brief eerder essay is dan epistel.

Ik heb één keer eerder een brief geschreven aan iemand van wie ik zeker wist dat hij hem niet zou lezen: het was een nawoord bij een heruitgave van Nooit meer slapen van Willem Frederik Hermans, bijna twintig jaar na zijn dood, in de vorm van een brief. Dat was het verzoek van de uitgeverij en ik voldeed eraan, hoe stompzinnig het ook voelde. Bij de andere publieke brief die ik aan een onbekende schreef, schatte ik de kansen op lezing door de geadresseerde hoger in. Dat zegt overigens veel meer over mijn hoop en gemoedstoestand toen – we schrijven april 2013 – dan de daadwerkelijke waarschijnlijkheid. Het was Een Brief aan de Koning in de krant, gericht aan Willem-Alexander, ten tijde van zijn kroning. ‘Verbeeld u zich eens in een ander’ was de gebiedende wijs van de kop van mijn pleidooi. Daarin verdedigde ik de centrale gedachte – een gedachte die ik ook uitwerk in de essaybundel Het verdriet van anderen – dat lezen, veel lezen, veel fictie lezen, ons vooruit helpt. Dat wie dit veel doet zich, in de woorden van Max van Duijn, inlaat met onvoorspelbare fictiewerelden en ‘op lange termijn een trainingseffect ondervindt’.

Ik heb één keer eerder een brief geschreven aan iemand van wie ik zeker wist dat hij hem niet zou lezen

Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat wie veel romans en verhalen leest, beter wordt in het zich verplaatsen in anderen. De intimiteit van fictie verrijkt ons. En die vaardigheid ons in anderen te kunnen verplaatsen, ook wel empathie genoemd, maakt ons betere mensen, betoogde ik. En Wopke, ik dacht: Willem-Alexander heeft óók bij het corps gezeten, die gaat zeker lezen wat ik te zeggen heb (mijn verplaatsing in hem).

Tegenwoordig blaas ik over het vermogen van fictie iets minder hoog van de toren. Ik geloof niet langer dat veel lezen je een beter mens maakt, wellicht wel dat het je een iets beter begrip geeft van de wereld, of – in ieder geval – je de mogelijkheid biedt een deel ervan iets beter te begrijpen. En, wie weet, iets van compassie op te kunnen brengen voor anderen.

De Deense filosoof Søren Kierkegaard (net als jij een gelovig mens) onderscheidde in ons leven drie fases, ik parafraseer even: onze jeugd, waarbij ons van alles overkomt, gebeurtenissen waar wij eerder slachtoffer dan dader van zijn; het midden van ons leven, waarin we willen veranderen wat er allemaal mis is, terugkomen op wat ons is aangedaan; en onze oude dag, waarin we inzien dat niets ooit zal veranderen.

Jij werkte, zoveel is bekend, na je studietijd – als volwassen man, dus – als consultant. Verandering is een consultants bread and butter. Dat wil zeggen: hij wordt ingehuurd om met de blik van een buitenstaander naar de gang van zaken te kijken en daarna met suggesties voor verbetering te komen. Wellicht verbaast het mij daarom zo dat je – vergeef me de directheid, maar zoals corpsballen elkaar onderling tutoyeren, sparen ze elkaar evenmin – zo’n conservatieve, voorspelbare CDA-voorman bent geworden. Een dichtgeknepen oog voor de rampzalige gevolgen van de intensieve veehouderij, van de commerciële luchtvaart, een nadruk op veiligheid – ik pak de website er even bij: ‘terrorisme, georganiseerde misdaad en alledaagse vormen van overlast en criminaliteit zorgen voor een toenemend gevoel van onveiligheid’ – en, jawel, ‘ouderenzorg’ als uitgekozen standpunten. Amice, ik hoop dat je me de volgende observatie toestaat: jouw partij – jouw, ja, want je bent naast minister van Buitenlandse zaken nog altijd ‘voorman’ van het Christen-Democratisch Appèl – holt al dertig jaar de publieke sector uit, vergroot zo de kloof tussen arm en rijk, belemmert de kansengelijkheid (in Nederland bepaalt je socio-economische achtergrond in steeds hogere mate je kansen), en op het gebied van immigratie zijn de standpunten van je partij op velerlei wijzen te labelen, maar geen van allen doen een appèl op medemenselijkheid of compassie.

Deze CDA-aanpak staat model voor de opstelling van het kabinet in het algemeen. Ik denk dan, bijvoorbeeld, aan jouw uitlatingen als minister van Financiën over Zuid-Europese landen, waar je nu, op Buitenlandse Zaken ook weer mee wordt geconfronteerd. De consultant in jou constateert dat er iets mis is met de financiën in die landen, maar gaat voorbij aan het feit dat die landen relatief jonge democratieën zijn, met een veel lager bnp dan Nederland en een veel grotere klasse-ongelijkheid, en dat een groeiende schuldenlast en gebrek aan investeringsmogelijkheden niet gaan helpen met het oplossen van die problemen.

Amice, ik hoop dat je me de volgende observatie toestaat: jouw partij – jouw, ja, want je bent naast minister van Buitenlandse zaken nog altijd ‘voorman’ van het Christen-Democratisch Appèl – holt al dertig jaar de publieke sector uit.

Of wat te denken van je recente speech over pro-Europese samenwerking inzake Oekraïne enerzijds en de lafhartige uitvoering van de sancties tegen Rusland anderzijds: de consultant heeft een mooi verhaal, maar waar is de politieke actie?

Of wat te denken van de afvaardiging naar het WK Voetbal in Qatar. De motie van de Tweede Kamer van deze maand houd jij ‘in beraad’, vanwege economische en strategische belangen in Qatar. De vraag wat zwaarder weegt – deze belangen of mensenrechten – is een principiële discussie. Mensenrechten lijken vooralsnog geen principieel punt. De consultant, of: de bottom line, regeert. Het gaat allemaal om ‘rendement’ en ‘winstgevendheid’. En branding, natuurlijk.

Je zou bijna zeggen dat ook de politiek consultants inhuurt om de belangen van de gevestigde orde te dienen, het slechte nieuws voor de medewerkers te brengen: de kwetsbaren hebben pech en moeten nog meer lasten dragen, de mensen die deze ellende hebben veroorzaakt mogen blijven. En, Wopke, eerlijk is eerlijk: door je lot zo te verbinden met dat van Mark Rutte heb je die verdachtmaking erg sterk op je genomen, nietwaar? Is dat dan, vraag ik me af, waarvoor je de politiek bent ingegaan? Is dit jouw kenmerkende ‘nu doorpakken’? Zeg je het me? Want ik zeg het je maar even: je komt niet echt aangesloten over, zo, niet echt progressief. En dat wil je volgens mij wel zijn, want je begint bij elke grote beslissing over je loopbaan over Liselot, je vrouw, en dat jullie eerst moeten overleggen.

Over feminisme gesproken: wilde jij geen ‘feministisch buitenlandbeleid’? Vorige week beloofde je ‘brede consultaties’ – het woord alleen al – op te zetten om dat beleid te ontwikkelen. Maar ook hier weer bleek het gat tussen je voorkomen en de praktijk groot. Wopke, je blokkeerde de benoeming van de eerste vrouw ooit op een van de hoogste ambtelijke functies op jouw departement, die van de directeur-generaal politieke zaken. Ze had alle sollicitatieprocedures succesvol doorlopen, maar bij het allerlaatste, obligate ‘klikgesprek’ - een formaliteit, normaal gesproken - ging het mis. En wat denk je? (Dit weet je.) Je koos voor een man, Wopke. Misschien moet je, als je een feministisch buitenlandbeleid wilt, beginnen met enige vorm van feminisme in je eigen personeelsbeleid? Of wat zegt Liselot?

Om terug te komen op dat appèl van medemenselijkheid en compassie, Wopke: een roman is verzonnen nabijheid, een die het – soms – lukt om het onderscheid tussen mensen op te heffen en een andere plek tot leven te brengen (de Starbucks kennen we allemaal wel). Fictie moet je lezen zoals je over straat loopt, om Marguerite Duras te parafraseren. Je loopt, je leest, je doorkruist een stad, je doorkruist een leven, je bent dat leven, de uitzichten, de invallen, de gevoelens en gedachten, de gebeurtenissen – zowel die die ons zoveel overkomen als die die wij veroorzaken – de drang om te handelen.

Om terug te komen op dat appèl van medemenselijkheid en compassie, Wopke: een roman is verzonnen nabijheid, een die het – soms – lukt om het onderscheid tussen mensen op te heffen en een andere plek tot leven te brengen.

Lisa Hallidays Asymmetry behoort voor mij, samen met Percival Everetts Erasure, Maggie Nelsons The Argonauts, Ocean Vuongs On Earth We’re Briefly Gorgeous, Eula Biss’ Having and Being en Jennifer Egans A Visit from the Goon Squad, tot de voorhoede van de Amerikaanse romankunst van de afgelopen twintig jaar. In Hallidays roman spelen nationaliteit, kansen(on)gelijkheid en internationale betrekkingen een grote rol. De roman speelt op meerdere continenten en raakt aan veel: seksisme, studieschuld, succes, racisme, intolerantie, onverdraagzaamheid, onmenselijke immigratiewetgeving, de terreur van ‘terrorismebestrijding’ – kortom, over de asymmetrie van machtsverhoudingen – en, jawel, de liefde en de dood. Het boek is, mocht je menen het nodig te hebben, ook te zien als een spoedcursus, ‘Van Wopke naar Woke Hoekstra’.

De roman in drie delen begint met ‘Folly’, een deel over Mary-Alice, die zichzelf liever Alice noemt. Alice is een jonge vrouw in New York, redacteur, zo rond de eeuwwisseling, en komt in het park in contact met een oudere man, een succesvolle schrijver, Ezra Blazer. En meteen gaat het over de machtsverhouding tussen de twee; hij gevestigd, beroemd, zelfs, rijk, zij zoekende, onbekend, armlastig. En als hij voorstelt bij hem af te spreken, te gaan wandelen of op een andere dag te gaan wandelen, zegt zij: bij jou. En als hij zegt: heel goed, halfvijf? Zegt zij, ja. En dan zegt ze: Weet je wat? Vijf uur.

Een constant licht, zelfs grappig spel dus, maar elk spel – anders is het geen spel – kent elke ronde opnieuw winnaars en verliezers. Soms gaat iemand in dezelfde ronde van winnaar naar verliezer. Dit deel van het boek gaat over een jonge vrouw en oudere man, over het ontluiken van het ene en de onttakeling van een ander leven. Soms heeft het boek hier iets weg van ouderenzorg, en anders interesseren hun gesprekken over de Irak-oorlog je wellicht vanuit het oogpunt van veiligheid. De twee hebben een doorlopende discussie of je kunt schrijven over wat je kent of je juist kunt verplaatsen in iets of iemand anders. Als je niet schrijft over wat je kent, of, anders gezegd, als je schrijft over wat je niet kent, kan dat niet overtuigend zijn.

Tegenwoordig ben ik voor mezelf kamp Blazer: ik schrijf – voorlopig nog? – over wat ik ken omdat ik het ben. Maar Halliday liet me zien dat wat ík doe niet voor elke schrijver hoeft te gelden. Want in het tweede gedeelte, ‘Madness’ wordt Amar Jafaari, een Amerikaanse staatsburger van Irakese-Koerdische komaf, op Heathrow apart genomen en ondervraagd over zijn bestemming, Irak, waar zijn broer, een dokter, is verdwenen. The proof is in the pudding. Hoe kan een witte vrouw uit Medfield, Massachusetts, zo’n bewustzijn geven aan haar boek – het bewustzijn van een zwarte man met wortels in het Midden-Oosten? Als zij het kan, dan moeten wij corpsballen ons wellicht ook in anderen kunnen verplaatsen, Wopke. Zodat we een idee krijgen over iets basaals als, ik noem maar wat, mensenrechten, in plaats van mannelijke privileges.

Het eerste gedeelte is ook interessant in het licht van de #metoo-beweging, die in 2017 eindelijk op stoom kwam. Een roman schrijven is natuurlijk een klus van jaren en toen Asymmetry in 2018 verscheen, stond de romance uit het eerste deel ineens middenin het maatschappelijk debat. ‘Hij wilde de mensheid kennen en weerspiegelen, niet veranderen of er een moreel project van maken,’ zei Halliday over Philip Roth, op wie zij haar personage Blazer heeft gebaseerd. Het geldt ook voor haar fictieve personage. Toch ontkomt de lezer er niet aan zelf een oordeel te vormen over wat er op papier plaatsvindt.

In het tweede deel, en dit is het werkelijke kunststuk van de roman, verplaatst Halliday haar vertelling naar een detentieruimte van de douane en immigratie op een groot Europees vliegveld, omdat de autoriteiten aldaar Jafaari niet vertrouwen. Als hij het land binnen mag, zo vrezen ze, verdwijnt hij wellicht in de ‘illegaliteit’. Terwijl hij wordt ondervraagd en wacht, lang wacht, haalt Jafaari herinneringen op aan zijn leven in Amerika en zijn familie in Irak. Dit stuk, geschreven vanuit het bewustzijn van de jonge, pas gepromoveerde econoom, overtuigt net zo sterk als het eerste deel. Het is of Halliday wil bewijzen dat je niet hoeft te (be)schrijven wat je bent. Dat het belang van iets ontstaat door hoe goed je het doet. Zoals gezegd, het geeft de (schrijvende) burger moed. Als zij het kan, dan kan ik het ook. En jij. En toch stemt het ook verdrietig, want wat Halliday wel lukt, een ander kennen en snappen, lukt haar personages niet.

Als zij het kan, dan moeten wij corpsballen ons wellicht ook in anderen kunnen verplaatsen, Wopke.

Dit gedeelte is wellicht het meest interessant voor jou in je functie als minister van buitenlandse zaken. Ik bedoel dan niet alleen vanwege het reizen, van het ene naar het andere bewustzijn – in dit geval dus niet als witte man met de privileges van een EU-paspoort en een regeringsvliegtuig, maar als een man van kleur die óók een Irakees paspoort heeft en door zijn uiterlijk als ‘ongewenst’ en ‘illegaal’ wordt bestempeld – maar vooral omdat dit gedeelte de weerslag is van de geboorte van een (Jafaari’s) politiek bewustzijn, jawel, politieke ambitie: het midden van ons leven, het midden van het boek, waarin we willen veranderen wat er allemaal mis is, terugkomen op wat ons en anderen is en wordt aangedaan.

Gelovig worden en ons in de armen van God werpen of gek worden, dat waren volgens Kierkegaard de twee opties die we bij het ouder worden hadden. Ik geloof zelf niet zo in God. Eerder in verkenning en verdieping, in toewijding, inzet en verandering. Samengevat: in literatuur en politiek. Want dat is, zoals gezegd, wat vrijheid voor mij behelst. De hoop en het geloof en de wil het anders te doen. Werken aan een wereld waarin je wil geloven. (Die laatste zin is misschien een goede CDA-slogan, Wopke? Christenen, niet als dienstbodes van de rijken en de fortuinlijken, maar als voorvechters van de rest en een goede omgang met de aarde.)

Het derde deel van het boek – de titel kom je vanzelf tegen – is een weerslag van een interview met Blazer bij het Engelse radioprogramma Desert Island Discs. Ook hier weer wekt Halliday iemand anders op dan zijzelf en maakt ze van de zelf-feliciterende, redelijk misogyne Blazer een nog menselijker personage. Hij feliciteert ‘een jonge vriendin’ zelfs met een korte roman over een man die heel ver van haar eigen belevingswereld afstaat. Ja, het boek schuift als een accordeon in elkaar – dus ook voor de literaire puzzelaars (las ik nou ergens dat jij van puzzelen houdt?) is het interessant. Dit gedeelte wekte bij mij de jaloezie. Ik ben zelf al jaren een trouw luisteraar van de podcast van het programma, toch kwam de zet een fictief personage in deze “echte” omgeving te plaatsen nooit in me op. Evengoed verbleekte de jaloezie bij mijn recente herlezing indrukwekkend snel. Het idee is zo goed uitgevoerd dat ik me afvraag of het bij mij in betere handen was geweest. Ach, misschien gebruik ik het deel gewoon als voorbeeld, als mogelijkheid. En doe ik het gewoon anders door er een Volkskrant-Magazine-interview van te maken. Hoewel, wat doe ik dan met de foto’s?

Enfin, Wopke, als ik je nu niet heb overtuigd van de kunde en intelligentie van Hallidays boek, dan gaat me dat hoe dan ook niet meer lukken. Laat je me weten wat je vond?

 

Hartelijks, 

Philip

Welke roman zou jij Wopke Hoekstra aanbevelen en waarom? Ben je ILFU-lid, laat je reactie dan hieronder achter in de comments. De beste aanbevelingen nemen we mee in de leeslijst voor Wopke Hoekstra.

Een literair fenomeen

Lisa Halliday licht in haar roman ‘Asymmetrie’ de wanverhoudingen van onze huidige tijd uit en rekt de grenzen van fictie tot het uiterste op. The New Yorker sprak van een literair fenomeen en noemde de roman betoverend. Vertaald door Lisette Graswinckel. In 2018 was Lisa Halliday te gast op het ILFU.

Lees meer

Philip Huff

Philip Huff schreef met 'Wat je van bloed weet' een roman over opgroeien in een gewelddadig gezin, over de wording van kind tot man, en over de liefde. 'Huff is in dit boek een schrijver met een missie,' volgens NRC, 'de roman snijdt door de ziel.'

Lees meer

Wopke Hoekstra

Wopke Hoekstra is Minister van Buitenlandse Zaken en tweede viceminister-president in het kabinet-Rutte IV. Sinds december 2020 is hij tevens politiek leider van het CDA.

Lees meer