Amsterdam, 17 op 18 mei 2022
Hooggeachte minister Kuipers,
Deze brief is geschreven in afzondering. Het is midden in de nacht en ik zit achter het bureau waaraan ik gewoonlijk werk, in het huis dat ik met niemand deel, al ben ik sinds kort getrouwd. Mijn echtgenote (ik moet nog wennen aan dat woord) woont aan de andere kant van de stad, een situatie die deels is ingegeven door de woningmarkt, deels door de ruimte die een creatief leven nu eenmaal vergt. Momenteel is ze op reis, maar het simpele feit van haar bestaan heeft me een rust gebracht die ik voorheen als absurd zou hebben weggelachen. Juist verbondenheid – met een geliefde, familie, een gemeenschap – zorgt ervoor dat een mens goed alleen kan zijn. Iets wat u ongetwijfeld allang wist. Ik stel me tenminste zo voor dat een relatie sterk moet zijn om het veeleisende werk te verdragen dat u en uw vrouw doen.
Niet dat ik in de illusie verkeer dat een huwelijk mensen vrijwaart van eenzaamheid. God, nee. In huwelijken kan de diepste eenzaamheid bestaan, schreef Tsjechov al. De ijzige stiltes, de vervagende herinnering aan terloopse aanrakingen, het Siberische bed – we kennen allemaal de afschrikwekkende voorbeelden. Sommigen van ons zíjn zo’n voorbeeld, of zijn dat geweest.
Ik denk dat we het moeten hebben over eenzaamheid. Existentiële en situationele, langdurige en tijdelijke, pijnlijke en soms zelfs inspirerende, een caleidoscoop aan vormen die allen hun eigen baaierd aan emoties oproepen. In onze cultuur overheerst het idee dat eenzaamheid een individueel probleem is, terwijl de inrichting van een samenleving er grote invloed op heeft. Wat eenzaamheid tot een politiek probleem maakt. Ik richt me tot u, omdat uw departement zich actief met het vraagstuk bezighoudt, maar op een bepaalde manier is deze brief óók gericht aan uw collegae. Want de wetenschap dat de mens een sociaal dier is zou een uitgangspunt voor ál het overheidsbeleid moeten zijn. Wat het niet is.
(Ja, dit wordt een kritische brief.)
Op de site van het door uw departement geïnitieerde actieprogramma ‘Eén tegen eenzaamheid’ lezen we deze definitie: ‘Eenzaamheid is je niet verbonden voelen. Je ervaart een gemis aan een hechte, emotionele band met anderen. Of je hebt minder contact met andere mensen dan je wenst. Eenzaamheid gaat gepaard met kenmerken als negatieve gevoelens van leegte, verdriet, angst en zinloosheid en met lichamelijke of psychische klachten. Eenzaamheidsgevoelens kunnen invloed hebben op je gezondheid, welzijn en kwaliteit van leven.’ Leg dat eens naast de schrikbarende conclusies op vzinfo.nl, dat in opdracht van uw ministerie informatie van experts van binnen en buiten het RIVM aanreikt. Dat 47% van de volwassenen zich eenzaam voelt. Dat dat percentage het hoogst is onder laagopgeleiden. Dat het percentage hoger is in de stedelijke regio’s. Dat het percentage eenzame mensen stijgende is.
We hebben een periode achter de rug – zo de pandemie al achter de rug is – die deze trends verergerd heeft. Isolatie. Quarantaine. Avondklok. Gesloten scholen, sportverenigingen, cafés, theaters. Verpleegtehuizen zonder bezoek. Ziekenhuizen waar mensen in eenzaamheid stierven. Het heeft ons er allemaal bewust van gemaakt hoe slopend en ongewenst eenzaamheid is. Terwijl het voor velen allang een dagelijkse werkelijkheid was die door de pandemie hooguit wat verhevigd is.
Ik heb begrepen dat u een lezer bent. Laat me u daarom een paar boeken aanraden die aan dit thema raken. Er is de laatste jaren veel vanuit wetenschappelijke en filosofische hoek over eenzaamheid geschreven: van Olivia Laings essayistische The Lonely City: Adventures in the Art of Being Alone (2016), tot David Vincents A History of Solitude (2020). Maar om inzicht te krijgen in wát eenzaamheid is hebben we meer aan fictie. In zekere zin is Mary Shelleys Frankenstein (1818) een van de allereerste studies naar eenzaamheid, vervreemding en hunkering naar contact, terwijl vrijwel al het werk van de Japanse schrijver Haruki Murakami gaat over ontwortelde loners die leven in een laat-kapitalistisch, sociaal ontrafelend Japan. Maar het boek dat ik in het bijzonder wil aanraden, is een roman die ooit belangrijk voor me is geweest: Kurt Vonneguts Slapstick (1976). Het is de enige roman die ik ken waarin eenzaamheid uitdrukkelijk als politiek probleem wordt benoemd.
Misschien moet ik eerst iets zeggen over de omstandigheden waarin ik die roman las. Ondank de afzondering waarin ik u schrijf, ben ik niet eenzaam, maar ik ben het wel geweest, meermaals en langdurig. Misschien is het correcter te zeggen: ik heb aan eenzaamheid geleden, want in veel opzichten manifesteert het zich als een aandoening. Dat valt niet los te zien van een problematische jeugd en het sociale isolement dat daaruit volgde. Mijn vader overleed kort voor mijn achtste verjaardag, in de nacht van 17 op 18 mei, dezelfde nacht waarop ik deze woorden schrijf, en daarna raakte het gezin maatschappelijk en economisch op drift. De details voeren te ver, maar in kort bestek: we verarmden, ik werd op de middelbare school getreiterd, ik voelde me een buitenaards wezen dat was neergestort op aarde. Mijn oplossing was wegvluchten in boeken en eigen schrijfsels, en in zelfrechtvaardiging. Het zijn de uitzonderlijke geesten die tot eenzaamheid veroordeeld zijn! Isolement is een vruchtbare bodem voor wijsheid en creativiteit! Maar waarom voelde ik me dan vaak zo miserabel? De diepste eenzaamheid kwam toen ik uit huis ging, in tijden van armoede en (vermeende) uitzichtloosheid. Lezen hielp me de eenzaamheid te dempen en de wereld waartoe ik een enorme afstand ervoer iets beter te begrijpen. (En dan denk ik wat Ghandi ooit zei: ‘Wie smaak vindt in het lezen van goede boeken, is bij machte om de eenzaamheid te dragen, waar dan ook en met groot gemak.’ Wat klopt. Afgezien van het grote gemak.)
Ergens in die tijd las ik Slapstick. Het was niet mijn eerste Vonnegut, en zeker niet de beste – Slaughterhouse-Five (1969), God Bless You, Mr. Rosewater (1965) en Mother Night (1961) zijn betere boeken. Maar het was wel het boek dat het duidelijkst formuleerde wat ik onbewust aanvoelde: dat eenzaamheid hét fundamentele vraagstuk van het leven is. Een stille sloper. Sociale betonrot.
Slapstick is de autobiografie van ene Dr. Wilbur Daffodil-11 Swain, een onooglijke man die geïsoleerd is opgegroeid met zijn even onooglijke tweelingzus Eliza. Wanneer Eliza en hij dicht bij elkaar zijn, zo vertelt Swain, boren ze een intelligentie aan die niemand achter hen vermoedt – en het is in die verhoogde staat dat ze een plan ontwikkelen om de epidemische eenzaamheid in Amerika te bestrijden. Terwijl Eliza in een instelling verpietert, weet Swain het presidentschap te bemachtigen met de verkiezingsslogan ‘Lonesome No More!’ Het is het begin van een maatschappelijk experiment waarbij alle Amerikanen door toekenning van een tweede achternaam en een nummer een enorme extended family cadeau krijgen: 10.000 broers en zussen erbij, 190.000 neven en nichten. Het idee is dat mensen dan grotere bereidheid zullen hebben op elkaar te letten en elkaar te helpen. Bovendien moet het natuurlijke barrières als ras en klasse slechten.
Het is een absurd idee en niet echt een oplossing voor de fragmentatie waar Vonnegut zich druk over maakte, maar in de romanwereld werkt het. Al gaat Amerika ten onder aan het opraken van de oliereserves en een daadwerkelijke “Chinese griep” (de Chinezen zijn er in geslaagd zichzelf te verkleinen tot het niveau waarop je ze per ongeluk kunt inademen), de overgebleven mensen letten op elkaar en steken waar nodig een handje toe. Hoe krankzinnig het idee ook is, de schrijver dwingt ons na te denken over eenzaamheid: wat is het, wat richt het aan, welke rol speelt de inrichting van de maatschappij daarin, en wat te doen met die kennis?
Het is misschien raar om een roman aan te raden die tot Vonneguts zwakkere werk wordt gerekend, maar ik denk dat Slapstick een visionair boek is dat alleen maar aan zeggingskracht heeft gewonnen. Vonnegut schreef in reactie op een individualisering en atomisering van de samenleving die alleen maar verder heeft doorgezet, en die inmiddels ook op ons continent heeft huisgehouden. Wat me bevalt aan Vonneguts visie: hoewel hij altijd met weemoed sprak over de saamhorigheid en sociale samenhang die mensen hielpen de Depressiejaren beter te verdragen (Vonnegut was indertijd een tiener), was hij niet conservatief in zijn ideeën. Hij hoopte niet op een terugkeer naar het kerngezin of het primaat van de kerk. Integendeel. Hij toonde zich een humanist die ons uitnodigde na te denken over anderen manieren om mensen menswaardig te laten samenleven. Slapstick is daarvan het beste voorbeeld. Bovendien is het een slim, geestig en liefdevol boek – een ode aan Vonneguts jonggestorven zus en aan alle onaangepaste buitenstaanders.
Natuurlijk, er zijn omstandigheden die bijdragen aan individuele eenzaamheid waarop de overheid weinig tot geen invloed heeft. Maar dat ontslaat politici niet van de plicht zich bewuster bezig te houden met de omstandigheden waarop wél invloed kan worden uitgeoefend. Om het bot te zeggen: beleid dat niet bijdraagt aan het terugdringen van eenzaamheid, sterker, dat de toename ervan voedt, getuigt van een moreel falen. Ik denk dan aan ineffectief armoedebeleid, aan het uitkleden van het sociaal vangnet, de uitverkoop van de publieke ruimte, en al die andere politieke keuzes die samenleven voor velen onhaalbaar hebben gemaakt. Beleid waarvan sociaal isolement klaarblijkelijk een acceptabele uitkomst is. Corona heeft laten zien hoezeer het thema ook uw beleidsterrein raakt: vanuit alle lagen van de bevolking, maar vooral onder jongeren, hebben we schrikbarende signalen opgevangen. Ik denk dat het maatschappelijke probleem van eenzaamheid in de kern scherpe vragen stelt over de huidige participatiemaatschappij, het geloof in een meritocratie met een nadruk op ‘eigen verantwoordelijkheid’ en over een kapitalisme dat ontworteling en vervreemding aanwakkert. Schrijver Wilson Taylor haalt in zijn essay over Slapstick in dat kader Hannah Arendts ideeën over atomisering aan, door Arendt aangemerkt als een gewelddadige karakteristiek van de moderniteit. ‘Dit proces richt de sociale orde te gronde,’ schrijft Taylor, ‘vernietigt gemeenschappen en families en creëert een cultus van het individu. Het geatomiseerde individu is teruggeworpen op louter zichzelf – het individu is het fundament en het ideaal van modern kapitalisme.’ Dit alles is in strijd met de wetenschap dat de mens een sociaal dier is. Beleid dat niet vanuit die kerngedachte is ontstaan, is onmenselijk.
Uw eigen ministerie is, als gezegd, bezig met het thema. Het goede is dat er op bestuursniveau dus nog besef is gedaagd van het belang van eenzaamheidsbestrijding. Het slechte is dat de manier waarop dat gebeurt een schoolvoorbeeld is van een pleistertje plakken op de fikse wond die zelf is toegebracht. Annelot Prins schreef er onlangs in De Nederlandse Boekengids dit over: ‘Wanneer eenzaamheid wel een onderwerp in de politieke arena is, lijken de effecten van ongelijkheid een blinde vlek. Eenzaamheid onder ouderen, bijvoorbeeld, wordt zelden gekoppeld aan de afbraak van de verzorgingsstaat. In plaats van naar politieke oplossingen te zoeken, grijpen sociale en politieke instituties naar individuele zoethoudertjes, en vaak meteen in een gemedicaliseerd circuit.’
Ik vermoed dat deze (soms wat geagiteerde) brief geschreven is vanuit een wereldbeeld dat ver verwijderd is van de leidende principes van dit kabinet. Of die principes daadwerkelijk de uwe zijn, weet ik niet. Maar u steunt ze wel door in dit kabinet zitting te hebben. Tegelijk biedt u dat een mogelijkheid bij te sturen. Ik ga ervan uit dat ik u niet kan overtuigen dat te doen, maar hopelijk kan Vonnegut dat wel. Of een van de andere genoemde schrijvers. Het bestrijden van de eenzaamheidspandemie is er belangrijk genoeg voor.
Met de meeste hoogachting,
Auke Hulst
Een zonnig fantasietje
'Slapstick' (1976) was de favoriete roman van Renate Dorrestein. 'Zo ontzettend grappig, zo ontzettend ontroerend', zei ze in een interview. Vonnegut zelf omschreef zijn roman als een 'zonnig fantasietje': 'Ik zou mijn eigen pessisme niet overleven als ik niet zo'n klein, zonnig fantasietje zou hebben.' De roman verscheen in 1977 bij Meulenhoff in de Nederlandse vertaling van Dolf Koning.
Lees ook dit stuk in de Washington IndependentAuke Hulst
'Auke Hulst is een groot schrijver en 'De Mitsukoshi Troostbaby Company' is, tot nader order, zijn magnum opus,' aldus de Volkskrant over Hulsts laatste roman. De roman werd ook genomineerd voor de Libris Literatuurprijs 2022.
Lees meerErnst Kuipers
Ernst Kuipers (1959) is minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in het kabinet-Rutte IV. Daarvoor was hij voorzitter van de Raad van Bestuur van het Erasmus MC. In 2019 stelde hij lezers van de Libelle gerust dat lezen op de wc geen gezondheidschade veroorzaakt.
Lees meer over Ernst Kuipers
Alexis
Rapporteer
Fraai stuk.
2 jaar geleden