Het verhaal van mijn roman, Clap When You Land, kent een paar centrale thema’s: de pijn die een familie doormaakt in de nasleep van een internationale tragedie, hoe een nationaal trauma bepaalde etnische groepen in ongelijke mate raakt, en hoe persoonlijke vreugde en wanhoop uit balans kunnen raken in de weegschaal van het publieke gevoel. Het verhaal gaat over twee zussen, Yahaira en Camino, die niet van elkaars bestaan afweten tot hun vader omkomt bij een vliegramp en een van hen een schadevergoeding ontvangt van de luchtvaartmaatschappij. Het is losjes gebaseerd op vlucht 587 van American Airlines, die in 2001 crashte op weg van New York naar de Dominicaanse Republiek.
Toen dat vliegtuig neerstortte, twee maanden na de aanslag van 11 september op het World Trade Center, was ik dertien jaar oud. Ik herinner me de schokgolf die de val van die vlucht door mijn gemeenschap zond: meneer Gallego, de vader van mijn stoepkameraadje, had aan boord gezeten; een vriend die mijn vader van de kapper kende had aan boord gezeten; het leek alsof iedereen wel iemand kende die iemand kende die bij de ramp was omgekomen. Er werd gewaakt bij kaarslicht voor de ingang van appartementengebouwen om de doden te herdenken, er werden hora santas gehouden in huizen waar buurtgenoten met de benen buiten hingen, er werden gebeden opgedragen tijdens de wekelijkse mis. Onder een loodzwaar leed hechtten we ons samen.
Het is merkwaardig om in een tijd te leven waarin mijn boek verschijnt midden in een crisis van een heel andere aard. En toch zie ik enige overeenkomst tussen de manier waarop mijn gemeenschap omging met vlucht 587 en hoe we momenteel om lijken te gaan met corona. Het lijkt harder nodig dan ooit dat we onszelf blijven vertellen: we zijn niet alleen.
Sinds de begindagen van de corona-epidemie heb ik steeds lang aan de telefoon gezeten met mijn moeder, die honderden kilometers bij me vandaan is en toch, nu we allebei in quarantaine zitten, praten zij en ik veel meer met elkaar en in allerlei opzichten lijkt de fysieke afstand tussen ons te zijn weggevaagd. Het enige wat ertoe doet is of ik haar voorkeursmerk rijst kan vinden in een boodschappenapp. Samen boodschappen doen is onze nieuwe activiteit geworden nu ik haar zoveel mogelijk help om binnen te blijven. Het doet me denken aan samen boodschappen doen toen ik klein was, alleen hoef ik deze keer niet angstig in de rij te blijven wachten als ze belooft dat ze ‘snel nog eventjes één dingetje gaat pakken’. Ze heeft mijn man zelfs een uitnodiging gestuurd om mee te doen aan haar wekelijkse videogebed met de broers en zussen. We ontwikkelen nieuwe en liefdevolle vormen van contact. En ik ontdek steeds meer dat naarmate de wereld langzamer is gaan draaien, ik nog continu op zoek ben naar de juiste emotionele golflengte, maar me ook overgeef aan mijn diepe verlangen om meer aandacht te hebben voor de mensen en de plaatsen die me lief zijn.
Mijn beste vriendin en ik hebben in de afgelopen vijf maanden vaker gefacetimed dan in de tien jaar daarvoor: we willen niet alleen horen, maar ook zien dat het met de ander goed gaat. Alles is dezer dagen een reden voor contact: we sturen elkaar selfies van onze woekerende wenkbrauwen, maken een gedeelde lijst aan in onze notitieapp om de filmtips van de ander bij te houden. Toen zij weer naar kantoor moest, moedigde ik haar aan terwijl zij een fiets uitzocht als nieuw vervoermiddel.
De afgelopen maand heb ik een voordracht gehouden via Instagram Live, de eerste keer dat ik op die manier contact maakte met mijn volgers. En al had ik gepland om twintig minuten voor te lezen, uiteindelijk werd het een schrijfpraatje van een uur: omdat er vragen waren, en omdat ik zo dolblij was om contact te hebben met andere mensen dat mijn introverte zelf zich liet meeslepen. Mijn allereerste online epidemie-optreden vond plaats op verzoek van de buurtbibliotheek: daardoor kon ik in gesprek gaan met docenten, ouders en lezers uit de hele stad die mijn boek hadden gelezen in het kader van de social distancing-leesclub van de bibliotheek. Ik twitter me suf over recent verschenen titels in een poging medeschrijvers te steunen, vooral als het om een debuut gaat. In overleg met onafhankelijke boekhandelaren probeer ik creatieve manieren te verzinnen om hen te helpen overeind te blijven. Samen met tweehonderd andere mensen beleefde ik via mijn beeldscherm hoe een goede homie zijn proefschrift verdedigde op Harvard.