Het is 1982. Een fijnbesnaarde aristocratische Ier raakt van slag als zijn vermogen bijna op is, want daarmee dreigt zijn leisurly life te eindigen. Daarom besluit hij een bank te overvallen. Eerst koopt hij een wapen. Om geen sporen achter te laten, schiet hij de wapenhandelaar dood. Daarna steelt hij een auto, wat de eigenaar (een jonge verpleegkundige) ook noodlottig wordt. Als onervaren crimineel laat hij natuurlijk juist wel allerlei sporen achter. Toch weet hij lang uit handen van justitie te blijven omdat hij met zijn understated distinction zo’n onwaarschijnlijke verdachte is. Hij verkeert in de hoogste kringen; als hij wordt gearresteerd, is hij gezellig aan het logeren bij de minister van justitie. Het veroorzaakt een groot politiek schandaal, de minister moet aftreden, en de Ierse regering valt bijna.
Vind je dit vergezocht klinken? Het is echt gebeurd. Marc O’Connell reconstrueert de moorden en de afloop, en ontmoet ook de dader, die tot levenslang werd veroordeeld, maar wegens goed gedrag sinds 2012 weer vrij is. Geen fictie, maar wel een meesterlijke vertelling met alle ingrediënten van een politieke thriller. De zaak heeft John Banville trouwens geïnspireerd tot een fictief verhaal: The Book of Evidence (1989; vertaald door José Rijnaarts als Het boek der getuigenis), maar dat moet ik nog lezen.