Je kunt je waarschijnlijk nooit helemaal onttrekken aan je wortels, en dat is ook niet nodig. Maar als je wortels dieper de aarde in trapt zonder er licht op te schijnen, ze niet voldoende voedt met water, regelmatig doorlucht, is de kans op groei kleiner. Dat is denk ik het grootste inzicht dat ik de afgelopen paar jaar kreeg.
Na het overlijden van mijn moeder in 2008 – ik was zestien – heb ik jeugdpijn, de rouw om haar verlies en een grote onrust die ik altijd heb gevoeld jarenlang weggeduwd, ontkent, de aarde in getrapt. Als eind twintiger haalde de onrust me in: ik had las van angsten en stemmingswisselingen, een ernstig dominerende eetstoornis en weinig energie en levenslust.
Tijdens een intensief therapietraject waarin ik de diagnose uitgestelde rouw kreeg, leerde ik veel over emotieregulatie, over hoe het loont om trauma in de ogen te kijken, hoe zwaar of verdrietig ook, het is altijd beter om wél te weten. Om er beweging in aan te brengen. Ik besloot in het leven van mijn moeder te duiken in de hoop alsnog te kunnen rouwen. Tijdens deze zoektocht stuitte ik op een familiegeheim dat veel van mijn moeders en mijn eigen zwaarte en disfunctionele relatie ten opzichte van ons lichaam en zelfbeeld verklaarde. Hierover schreef ik de autofictieve roman Ik zal je nooit meer (2022). Mijn leven bestond anderhalf jaar vooral uit schrijven, huilen, wandelen en het consumeren van zo veel mogelijk kunstvormen rond deze thematiek; just to get me through the day. Want kunst helpt. Kunst biedt ruimte voor reflectie, voor houvast, voor troost, voor herkenning.
7 tips over intergenerationeel trauma en rouw