Brief aan de minister: Jamal Ouariachi schrijft minister Micky Adriaansens over literatuur als vrijplaats

Twintig schrijvers vormen een 'literair schaduwkabinet'. Ze schrijven elk een brief aan een minister uit het kabinet-Rutte IV, met daarin een leesadvies. Geen non-fictie, geen zelfhulpboeken of op feiten gestoelde analyses van maatschappelijke onderwerpen, maar fictie, romans, gedichten en verhalen die je in het hoofd van iemand anders verplaatsen. En dat is essentieel voor bewindslieden die aan het hoofd staan van een democratie. Vandaag aflevering 13: schrijver Jamal Ouariachi heeft een leestip voor Micky Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat. Heb je zelf een tip voor Adriaansens, laat die hieronder achter in de comments.

Tags

Literair Schaduwkabinet

Word ILFU Member en steun onze schrijvers en verhalen

Vertel me meer

Beste Micky Adriaansens,

Ik schrijf u deze brief — nee, wacht, ik ga u tutoyeren, ik wil het over intieme zaken hebben. Ik schrijf je deze brief, Micky, twee dagen nadat een religieuze fanaticus uit Allahs vreemdelingenlegioen een (gelukkig mislukte) poging deed schrijver Salman Rushdie te vermoorden.

De religieuze fanaticus ziet fictie aan voor blasfemie. Zo hij al iets anders leest dan zijn religieuze teksten, leest hij romans als politieke statements. Komen die statements niet overeen met zijn eigen denkbeelden, dan moeten zij bestreden worden. Als het even kan met de dood van de auteur tot gevolg.

Nu zeg je misschien: ‘Wat heb ik daarmee te maken, als minister van Economische Zaken en Klimaat?’ Even geduld, Micky, we komen vanzelf waar we wezen moeten.

Het toekennen van een maatschappelijke betekenis aan literatuur is niet alleen een hobby van de moslimfundamentalist. Al jaren, en de laatste jaren steeds ferventer, pogen allerhande lieden uit het literaire veld ons wijs te maken dat literatuur nut heeft. Van lezen word je empathischer, je vergroot er je leesvaardigheid mee en je vocabulaire, je steekt er wat van op. Kortom: lezen is nuttig.

Die neiging duikt helaas ook op in veel van de andere brieven uit deze reeks, de brieven van mijn collega’s aan jouw collega’s: de neiging aan literatuur een nutsfunctie toe te kennen. Welke maatschappelijke lering kunnen we trekken uit fictie? Nu ja, misschien is dat niet hun schuld, misschien ligt het aan het concept: brieven van schrijvers aan ministers.

Maar het is wel jóúw schuld, Micky. Of in ieder geval de schuld van de partij waarvan je lid bent, de VVD, en het economische model dat jij als minister van Economische Zaken (en eh… o ja, Klimaat) uitdraagt: het neoliberalisme, een systeem waarbinnen de overheid de kleuterjuf is van de vrije markt. Een partijdige kleuterjuf, want haar warme gevoelens gaan vooral uit naar bedrijven en niet naar ‘consumenten’, zoals de juf ons mensen pleegt te noemen.

Van lezen word je empathischer, je vergroot er je leesvaardigheid mee en je vocabulaire, je steekt er wat van op. Kortom: lezen is nuttig.

Bedoeld of onbedoeld heeft dat systeem, vooral onder de zielloze leiding van Mark Rutte, geleid tot een samenleving waarin alleen het winstgevende bestaansrecht heeft. Al het andere mag in de stront zakken.

Voor de culturele ‘sector’ (dat huiveringwekkende bedrijventerreinwoord) betekent dit bijvoorbeeld dat zij voortdurend haar eigen maatschappelijke ‘nut’ moet bewijzen. We zien geëngageerd toneel, videokunst die ‘machtsstructuren’ bevraagt, dansgezelschappen die met streng diversiteitsbeleid maatschappelijke gelijkheid willen afdwingen, beeldend kunstenaars die zich in dienst stellen van de gemeenschap — en ja, dus ook de literatuur, die de empathie en een reeks andere kwaliteiten zou bevorderen.

Die empathie moet dan wel uitgaan naar de zwarte vrouw met een migratieachtergrond of naar de homoseksuele moslim op het voetbalveld. Nooit hoor je dat het belangrijk is empathie op te brengen voor de extreemrechtse complotdenker en dat het daarom zinvol is de romans van Leon de Winter te lezen.

Ik wil maar zeggen: waar met ‘nut’ geschermd wordt is de politieke ideologie nooit ver weg, en zo zijn we weer terug bij de Rushdie-affaire, al zal ik natuurlijk nooit durven beweren dat leesbevorderaars hun ideologie met het kromzwaard afdwingen.

Jamal Ouariachi © Arnout Hulskamp
Micky Adriaansens © Martijn Beekman

Relevantie

Mijn collega-auteur Arie Storm, die ik onlangs interviewde voor het radioprogramma Kunststof, noemt schrijven (en lezen) het meest irrelevante wat een mens kan doen, en juist daarin schuilt volgens hem de kracht ervan. Je wint er de oorlog in Oekraïne niet mee, maar je kunt in literatuur wel totaal eerlijk zijn. In mijn eigen woorden samengevat: literatuur is een vrijplaats die losstaat van de eisen die de maatschappij normaal gesproken aan mensen, instituten en vakgebieden stelt.

Een vrijplaats, Micky. Pas als je de kunst bevrijdt van het juk der relevantie, genees je haar ook van politieke besmetting.

Wat stel ik me daar bij voor, irrelevante kunst, irrelevante literatuur?

Je wint er de oorlog in Oekraïne niet mee, maar je kunt in literatuur wel totaal eerlijk zijn.

Ik heb een boek voor je, Micky, het heet À Rebours (1884), het is geschreven door de Frans-Nederlandse auteur Joris-Karl Huysmans, het is lang geleden door Jan Siebelink vertaald als Tegen de keer.

Hier gaat het over. Hertog Jean des Esseintes is de laatste telg uit een vervallen adellijk geslacht. Neurotisch en bleekzuchtig, afgestompt door een leven van lustbevrediging, en vervuld van walging over de platte Amerikanisering van de maatschappij, verlaat hij Parijs en trekt zich terug in een afgelegen landhuis nabij het dorp Fontenay.

‘Als een kluizenaar was hij rijp voor de afzondering; hij was het leven moe en verwachtte er niets meer van; als een monnik ook was hij overstelpt door een immense moeheid; hij wilde tot zichzelf inkeren en niets meer gemeen hebben met de profanen, waaronder volgens hem alle nuttigheidsfilosofen en dwazen vielen.’

In Fontenay creëert Des Esseintes voor zichzelf een universum van kunstmatigheid. Het kunstmatige wordt door hem beschouwd als ‘het kenteken van het menselijk vernuft. De natuur, zo was hij gewoon te zeggen, heeft haar tijd gehad.’

Hij geeft zich over aan een reeks opeenvolgende obsessies, waarin dat thema van de kunstmatigheid nooit ver weg is.

Hij koopt een reuzenschildpad om de inrichting van zijn huisje te verfraaien: ‘Het was een gril, bij Des Esseintes opgekomen kort voor zijn vertrek uit Parijs. Op een dag keek hij naar zijn glanzend Perzisch tapijt dat, al naar de zilverachtige schittering die over de inslag van de wol liep, aladingeel en pruimenviolet kleurde, en hij had bij zichzelf gedacht: het zou een goed idee zijn op dit tapijt iets te plaatsen dat bewoog en donker genoeg was om de felheid van deze tinten scherper te doen uitkomen.’

Enter de schildpad.

Maar het gewenste kleureneffect blijft uit. Hij laat het schild van het beest overtrekken met goud, hij laat het inleggen met zeldzame edelstenen, echte én artificiële, hij maakt er een hele studie van (‘aspergegroene chrysoberyl, preigroene bastaardsmaragd, olijfgroene olivien’), en als het beest klaar is, sterft het onder zijn verstikkende last.

Des Esseintes maakt een letterkundige studie van de Latijnse literatuur, verliest zich vooral in christelijk-Latijnse auteurs. Hij legt een excentrieke verzameling bloemen aan (‘Na de kunstbloemen die de werkelijke naäpen, wilde hij natuurlijke bloemen die er precies zo uitzagen als onechte.’). Hij mijmert over zijn verleden vol perverse seksuele escapades en herinnert zich speciale bonbons: ‘Parels van de Pyreneeën’, ze ‘bevatten een druppel sarcanthusolie en een druppel, in klontjes suiker gekristalliseerde vrouwelijke essence’ — ik schreef al, Micky: ik wil het over intieme zaken hebben…

Geplaagd door reukhallucinaties verdiept Des Esseintes zich in parfums: ‘Wat hem bijzonder boeide in het maken van parfums was de graad van precisie die bereikt werd bij de imitatie van het echte aroma. Parfums worden bijna nooit gemaakt van de bloemen waarvan ze de naam dragen; en de kunstenaar die zo dwaas is om zijn ruwe materialen alleen aan de natuur te ontlenen, kan slechts een onwaarachtig, stijlloos bastaardwerk scheppen.’

Dat zijn tot nadenken stemmende woorden, Micky, breed toepasbaar, maar nu dreig ik de fout te begaan deze woorden van Huysmans ‘nut’ toe te kennen.

Er is geen ‘nut’. Je hoeft ze alleen maar in je hoofd te laten rondzingen, je te laten bedwelmen door de associaties die de taal oproept.

Terug naar Parijs

De ene obsessie na de andere volgt, alles doortrokken van een perverse fascinatie met verrotting, ontbinding, ziekte, waanzin. Des Esseintes’ bezigheden putten hem uit, zijn zinnen raken almaar meer overprikkeld, zijn eenzame afzondering leidt tot neerslachtigheid, en op den duur raakt hij ook fysiek in verval, is niet meer in staat tot eten. Hij kwijnt weg, tot een uiteindelijk geraadpleegde arts hem, na een eerste reeks medische behandelingen, beveelt terug te keren naar Parijs. Hij moet weer onder de mensen komen om van zijn neuroses af te geraken.

Ik verklap alvast het einde, Micky, maar bij een roman waarin de taal belangrijker is dan de plot, mag dat: Des Esseintes volgt het ‘vonnis’ van de arts op.

Hij haat de wereld waar hij naar terug moet, de platte wereld van geld en burgerlijke genoegens, een wereld met als resultaat: ‘de onderdrukking van alle intellect, de ontkenning van alle eerlijkheid, de vernietiging van alle kunst […]. Dit was de grote strafkolonie Amerika, overgebracht naar ons continent; de immense, onpeilbare, onmetelijke lompheid van de bankier en de nouveau-riche straalde als een verwerpelijke zon over de heidense stad, die, op haar buik, onreine lofzangen uitstootte voor het goddeloze tabernakel van de banken!'

Komt bekend voor, Micky? Nou, laten we Tegen de keer vooral niet lezen als een maatschappelijke aanklacht. Het enige ‘nut’ van dit kunstwerk, is het gebrek aan nut. Het is wonderschoon, bizar, vaak ook hilarisch. Het biedt een kijkje in een geest met sterk encyclopedische neigingen — maar je leert er niets van. Het ontleent al zijn waarde aan zichzelf.

Waar ik naartoe wil, Micky: Huysmans brak met de literaire stroming waarbinnen hij als schrijver tot wasdom gekomen was: het naturalisme. In een voorwoord bij Tegen de keer, geschreven twintig jaar na publicatie van de roman, zegt Huysmans: ‘deze school [het naturalisme, JO], die de onvergetelijke verdienste gehad heeft werkelijke personen in een exact beschreven milieu te plaatsen, was gedoemd een pas op de plaats te maken, zich eindeloos te herhalen.’

Huysmans en zijn tijdgenoten botsten, als ik het zo mag interpreteren, tegen de grenzen van de werkelijkheid op. Je kunt uit de werkelijkheid niet meer halen dan erin zit. Wat Des Esseintes in de roman zegt over het maken van parfums, zou je ook kunnen verbinden — als een tegeltjeswijsheid — aan het werk van de schrijver: ‘de kunstenaar die zo dwaas is om zijn ruwe materialen alleen aan de natuur te ontlenen, kan slechts een onwaarachtig, stijlloos bastaardwerk scheppen.’

 We leven in een reality-tijd, Micky, in een tijd van ‘echt gebeurd is altijd beter dan verzonnen’. Het zal je niet verbazen dat ik een causaal verband zie tussen het alles plat en banaal makende neoliberalisme van jouw VVD en wat ik dan maar ‘neonaturalisme’ zal dopen.

Een literatuur die er alles aan doet een zo exact mogelijke kopie te zijn van de werkelijkheid, maakt zichzelf overbodig. Die literatuur verlaat de vrijplaats van de kunst, en treedt toe tot de wereld van alledag.

We leven in een reality-tijd, Micky, in een tijd van ‘echt gebeurd is altijd beter dan verzonnen’.

Ziel

Jouw chef, Micky, is een man zonder visie. De belangen van het grootkapitaal gaan bij hem, bij jouw partij, altijd, altijd boven die van de burger (ik vertaal even: de ‘consument’).

Maar wij zijn geen consumenten. Als ik op straat loop, zie ik mensen, geen consumenten. Ik zie mensen met een ziel, en die ziel is geen kooporgaan, zoals een neus wel een reukorgaan is.

Met de ziel bedoel ik niet per se dat troebele religieuze begrip, volbehangen met morele vraagstukken. Ik bedoel: de subjectieve ervaring en betekenisgeving die niet louter uit de feitelijke werkelijkheid te verklaren zijn. Pardon? Ik bedoel: wat het betekent om een mens te zijn.

Ben ik verliefd, Micky, dan kan ik daar met mijn gezond verstand niet bij. Ik kan pogingen doen te verklaren waarom, waarom die ene? Ze is vlijmend intelligent, zeg ik tegen mezelf, ze is mooi – God, wat is ze mooi –, welbespraakt, haar geest verrast me elke dag, ze heeft een lach om voor te sterven, haar liefde voor muziek beantwoordt de mijne, haar geur woelt zowel weke tederheid als woeste lust in me los — en toch vang ik met die constateringen niet de essentie van verliefdheid.

Gek genoeg lukt dat wel wanneer ik een man en een vrouw verzin en hen verliefd op elkaar laat worden in een verzonnen decor. In een roman. Ik ga hier geen pogingen doen dat mysterie te verklaren, ik laat het gewoon bestaan. Ik erken dat het bestaat, en jij, Micky, zou er misschien wel baat bij hebben hetzelfde te doen. Jij en de jouwen. De blauwe liberalen.

Lees Huysmans. Lees Tegen de keer. Je hebt er niks aan. Maar het betekent alles.

Lieve groeten,

Jamal Ouariachi

Herfstdraad

Een schrijver verhuist met zijn gezin naar een buurt waar Het Kruispunt opereert, een stichting die verplichte informatieavonden en workshops organiseert met een antiracistisch oogmerk: van de strijd tegen microagressies en culturele toe-eigening tot de ‘dekolonisatie’ van de plaatselijke snackbar. Al snel begint de schrijver zich te verzetten tegen de benauwende identiteitspolitiek van Het Kruispunt, terwijl zijn vrouw, van Marokkaanse afkomst, juist meer en meer in de ban raakt van het programma. De spanningen lopen op, een scheiding dreigt. Desillusie en vertwijfeling drijven de schrijver uiteindelijk in de armen van Deftig Rechts, een conservatief-nationalistisch genootschap van schijnbare vrijdenkers, maar ook hier krijgt extremisme al snel de overhand. In Herfstdraad dompelt Jamal Ouariachi de lezer met sardonisch genoegen onder in de duistere sferen van woke links en nationalistisch rechts: extreme werelden die bij nadere beschouwing verdacht veel op elkaar lijken. Maar Herfstdraad is ook het aangrijpende verhaal van een man die de vergankelijkheid van alles wat hem dierbaar is onder ogen moet zien.

Meer over dit boek

Tegen de keer

In ‘Tegen de keer' van J.-K. Huysmans komt slechts één personage aan bod. De neurotische edelman Jean des Esseintes (deels gebaseerd op een tijdgenoot van Huysmans: Robert de Montesquiou) ontvlucht het drukke leven van Parijs in een afgelegen villa, waar hij een eigen paradijs creëert met zijn luxe leefstijl. Hij geeft zich over aan zijn esthetische verlangens met klassieke literatuur, kunst, exotische juwelen en sensuele ervaringen. ‘Tegen de keer’ sloeg bij verschijning in als een bom, en is een ultiem voorbeeld van wat de decadente literatuur wordt genoemd.

Lees meer over Tegen de keer

Micky Adriaansens

Micky Adriaansens (VVD) is sinds 10 januari 2022 minister van Economische Zaken en Klimaat. Daarvoor was zij van 11 juni 2019 tot 10 januari 2022 Eerste Kamerlid voor de VVD. Adriaansens was voorzitter van de Raad van Bestuur bij adviesbureau Twijnstra Gudde. Eerder was zij onder meer advocaat, directeur thuiszorg bij een zorgonderneming, directeur van het genootschap van fysiotherapeuten en bestuursvoorzitter van zorginstellingen in Lelystad. Adriaansens was voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport en hield zich als Eerste Kamerlid onder meer bezig met immigratie en asiel, justitie en koninkrijksrelaties.

Meer over minister Adriaansens