"Zo gaat dat nou eenmaal als je je eigen land kwijt bent en iedereen ergens anders terechtkomt. Het is als een kralenketting waarvan de draad knapt, de kraaltjes springen alle kanten op en rollen door tot ze ergens in een willekeurig gleufje belanden en zich daar nestelen. Sommige kraaltjes blijven rollen, die vinden nergens een plek om te rusten. Zo zijn wij, als kraaltjes uitgestrooid over de hele wereld, hopend dat we ooit weer aan elkaar geregen zullen worden. Maar die hoop vervaagt steeds meer." (p.155)
Op het moment dat een oorlog zoals in Afghanistan begint en familieleden beginnen te vluchten, gaat er iets kapot wat niet meer gemaakt kan worden, als een kralenketting die breekt. De draad knapt en alle kralen gaan rollen tot ze ergens terechtkomen. Je blijft achter met het verlangen naar het moment dat de ketting nog heel was. Het pijnlijke vind ik dat de kinderen en kleinkinderen van de eerste generatie geen idee meer hebben van hoe de ketting eruit zag. Maar ze verlangen er wel naar, naar iets denkbeeldigs dus, naar iets wat ze alleen via de verhalen van hun ouders meegekregen hebben, maar zelf nooit ervaren hebben. Zo raakt dit trauma generaties ook op een andere manier.