In De lotgevallen behandel je in elk verhaal een ander kunstwerk door middel van fictie. Weet je nog hoe je het oeridee voor deze verhalenbundel kreeg?
Het begon als een vaag idee toen ik nog kunstcriticus was. Er gebeuren zo veel dingen als ik naar een kunstwerk kijk, maar voor mijn werk moest ik daarover schrijven binnen de journalistieke kaders. Het leek me leuk om die kaders eens helemaal los te laten, want sommige beelden prikkelen de verbeelding gewoon op een andere manier. Zo zag ik in 2003 een werk van beeldhouwer Ron Mueck. Het was een levensecht beeld van een vrouw die net bevallen is, met een rood, verfrommeld kindje op haar buik. Ik zag gewoon meteen de hele aanloop: de bevalling, wat voor type vrouw het was, in wat voor huis ze woonde, maar dat soort associaties kan je niet gebruiken als je werk gaat recenseren. Fictie schrijven was hierin een uitkomst. Kunstwerken kunnen mij verhalen ingeven, die ik zonder die werken niet had kunnen bedenken.
Sacha Bronwasser – De lotgevallen, Ambo|Anthos, 2024
De verhalen die in De lotgevallen worden gekoppeld aan kunstwerken zijn heel origineel. Hoe ging je hierbij te werk? Las je bijvoorbeeld expres nog geen achtergrondinformatie over het werk of de kunstenaar?
Ik probeer altijd eerst zelf te kijken naar een werk. Een kunstenaar heeft namelijk een taal en die taal is in dit geval beeld en dat beeld wil me blijkbaar iets vertellen. Ik probeer dan de boodschap van het beeld in die taal te verstaan. Met het schrijven van de verhalen in De lotgevallen ging het wel anders, omdat ik daarbij compleet losliet wat de kunstenaar bedoeld heeft. Dat zou ik natuurlijk in een journalistiek stuk nooit doen, maar in fictieverhalen kan ik de kunstenaar buiten beschouwing houden. Het kunstwerk is een zelfstandig ding, en daarin lijkt ook wel een beetje op het schrijven van een boek, heb ik inmiddels ervaren. Je geeft het boek aan de wereld, en de ontvanger gaat daar echt mee aan de haal. Iedereen leest er iets anders in. Ik wilde dat ook eens ten volle doen: mijn eigen verbeelding op zo’n kunstwerk loslaten.
Is deze vertelvorm, waarbij je kunst en literaire fictie met elkaar verbindt, iets waar je mee door wilt gaan?
Ja, daar wil ik zeker mee door. Ook vanwege de behoefte om een connectie te behouden met mijn oude vak als kunstcriticus. Er zit veel kunst in mijn eerste roman, in mijn tweede roman vooral veel fotografie, en die onderwerpen zijn gewoon deel van mij. Net zoals dat Mariken Heitman als bioloog in haar boeken veel verbinding maakt met de tuin en de natuur, heb ik dat met beeldende kunst. Kunst stimuleert mij gewoon heel erg in het schrijven.
Je hebt door het succes van Luister een groot lezerspubliek weten te bereiken. Vind je het leuk om nu te kunnen laten zien wat je naast romans schrijven nog meer in je mars hebt?
Ja, maar niet op een manier van ‘kijk eens wat ik kan’. Ik had een paar jaar geleden al een aantal van dit soort korte verhalen geschreven en had toen bij de uitgeverij aangegeven dat ik wel een verhalenbundel zou willen uitgeven. Ze waren enthousiast, maar ik was ook net begonnen aan het schrijven van Luister, mijn tweede roman, dus toen raadde de uitgeverij aan om eerst die roman af te maken. En daar hebben ze gelijk in gehad. Het succes van Luister heeft deuren heeft geopend, waardoor ik nu met deze verhalen veel meer lezers kan bereiken. Daar zitten ook lezers bij die normaal gesproken misschien niet zo snel een verhalenbundel zouden kopen, maar dat nu wel doen. Met deze heel verschillende korte verhalen krijgen lezers weer andere vormen van literatuur voorgeschoteld en hoop ik dat zij gaandeweg ook het plezier van het kijken naar kunst ervaren. Veel mensen denken dat zowel kunst als literatuur altijd heel ingewikkeld is, en ervaren een hoge drempel om ermee in aanraking te komen. Ik denk echter dat het ieders leven kan verrijken.
Hoop je met deze verhalenbundel die drempel iets te kunnen verlagen?
Ik hoor wel van mensen dat ze na het lezen van de bundel zin hebben om weer naar het museum te gaan. Ik wil natuurlijk niemand dwingen om iets te doen, maar hoop dat ik mensen kan aanmoedigen om zich vrij te voelen bij de ontmoeting met een kunstwerk. Zeker in het huidige narratief dat kunst iets moeilijks is, dat je ervoor gestudeerd moet hebben, of dat het een ‘linkse hobby’ is. Daar ageer ik echt tegen. Je ontneemt jezelf heel veel ruimte als je kunst niet in je leven toelaat. Kinderen zijn bijvoorbeeld altijd heel blij als ze met beeld in aanraking komen. Zij zijn ook heel vrij in het associëren of bedenken van verhalen, en dan maakt het helemaal niet uit uit wat voor gezin ze komen. Als ze dan opgroeien wordt kunst bekijken iets voor ‘anderen’ en dat is gewoon heel erg zonde.
Op welk verhaal ben je het meest trots?
Dat is alsof je moet kiezen tussen je kinderen. Het verhaal ‘Jongeman’ vond ik aanvankelijk best wel ingewikkeld. Het gaat over een oudere, dementerende man. Mijn ouders dementeren, dus het onderwerp – niet het verhaal, dat is fictie - is heel persoonlijk, maar dat vond ik niet eens het meest ingewikkelde aspect. Het moeilijkste vond ik om het verhaal geloofwaardig te krijgen. Kruipen in het hoofd van iemand met dementie is namelijk best een uitdaging. Ik laat de lezer uiteindelijk in en uit het hoofd van de dementerende man drijven. Dat zorgt voor veel perspectiefwisselingen, waardoor je je als lezer echt moet laten meeslepen. Ik geloof dat dat goed geslaagd is en daar ben ik heel blij om.
'De lotgevallen' verscheen 8 oktober bij Ambo|Anthos
De fictieve verhalen in deze bundel spelen zich af op verschillende plaatsen en onder zeer uiteenlopende omstandigheden. En ze strekken zich uit van het heden tot in de verre toekomst. Maar een ding is zeker: er is altijd een rol weggelegd voor een bestaand kunstwerk.
Meer over 'De lotgevallen'