Liesbeth van Nes voor Het café zonder naam van Robert Seethaler (De Bezige Bij)
Als er iets is waarin de gelauwerde Oostenrijkse auteur Robert Seethaler uitblinkt, is het het observeren en schilderen van de levens van gewone mensen. Met het door Liesbeth van Nes soepel en trefzeker vertaalde Het Café zonder naam schreef hij een roman drie draait om het wedervaren van eenvoudige cafébezoekers in het naoorlogse Wenen. Het verhaal begint in 1966, als hoofdpersoon Robert Simon, een 31-jarige brave borst die tot dan toe zijn geld heeft verdiend met het doen van klusjes op de Karmelitermarkt, een leegstaande kroeg pacht. Hij knapt de boel op en na de opening wordt het café, dat naamloos blijft, al snel een ontmoetingsplek voor mensen van divers pluimage: buurtbewoners, marktkooplieden, winkeliers, oude dames, boksers, allen met hun hun eigen temperament en hun eigen verhalen. Verhalen die niet spectaculair, maar wel vaak grappig, aangrijpend of anderszins bijzonder zijn.
Al vrij snel komt het van het platteland afkomstige meisje Mila bij hem werken, nadat ze, na ontslagen te zijn bij de textielfabriek, op een dag van honger is flauwgevallen en door de slager van straat is geraapt. Die neemt haar mee naar het café en stelt Simon voor haar in dienst te nemen. Na enig gepeins zegt Simon:
‘Wat mij betreft in orde.’[…] ‘We proberen het. Hoe heet je?’
‘Mila.’
‘Ik heet Simon. Het café heeft geen naam. Als je er een bedenkt, zeg het me dan.’
‘Goed,’ zegt Mila. ‘Maar ik beloof niks.’
Weinig woorden, zoals de meeste personages in de roman nogal bondig zijn in hun uitspraken. En naast de goed getroffen, levensechte dialogen leveren ook de beschrijvingen een kraakhelder beeld op:
In het blauwe licht achter de van regen wazige etalageruit stond Johannes Berg een stuk vlees te bewerken dat als een grote, donkere homp voor hem op het hakblok lag.
Geen grote woorden, geen schokkende gebeurtenissen, maar toch word je als lezer als het ware meegezogen in de vertelling. Je hebt het gevoel dat je er zelf bij bent, op het caféterras of in de gelagkamer, vanaf de opening van het café tot de onvermijdelijke sluiting, zo’n tien jaar later.
De vertaling hapert geen moment. Liesbeth van Nes vertaalde al meerdere romans van Seethaler, waaronder Een heel leven en De Weense sigarenboer, en met Het café zonder naam heeft ze opnieuw een welhaast vlekkeloze vertaling afgeleverd, waarin de gebruikte taal geheel in lijn is met het register van de brontekst: niet te modern en ook niet te ouderwets, niet te eenvoudig of juist te moeilijk. Een vertaling kortom waarin de heldere, ongekunstelde stijl van de auteur zeer fraai tot uiting komt.