Amitav Ghosh pleit in zijn boek voor herstel van het contact tussen mens en omgeving

Tijdens Exploring Stories, ILFU's festivaldag op 30 september, gaan David van Reybrouck en de Indiaas-Amerikaanse schrijver Amitav Ghosh in gesprek over wat hen stuurt en verbindt: de zorg voor de toekomst en de relatie met de aarde waarop we leven. Ghosh schreef er De vloek van de nootmuskaat (2023) over, waarin hij de geschiedenis van het kolonialisme verweeft met de klimaatcrisis. Programmeur Mirjam van Hengel vraagt je naar de woorden van beide auteurs te luisteren en even stil te staan bij de verloren eenheid tussen mens en natuur.

Tags

Exploring Stories

Word ILFU Member en steun onze schrijvers en verhalen

Vertel me meer

De wijsheid van het land

door Mirjam Hengel

Ze hebben veel gemeen: schreven allebei boeken over kolonialisme, hebben allebei een prachtige literaire pen en ruimen in hun non-fictieboeken veel ruimte in voor verhalen en de kracht van verhalen. Ook waar het gaat om wat hen ten diepste beweegt: de zorg voor de aarde, haar bewoners en de toekomst.

In zijn Huizingalezing sprak David van Reybrouck twee jaar geleden over hoe de mensheid – de moderne, die afstand nam van vroegere vormen van kolonialisme – nu toekomstige generaties plundert. Wie de aarde uitwoont, vernietigt de toekomst.

Het is exact wat ook Amitav Ghosh schrijft aan het eind van zijn boek De vloek van de nootmuskaat: ‘Een groot deel, zo niet het grootste deel van de mensheid leeft vandaag de dag zoals de kolonisten ooit deden – deze mensen zien de aarde als een inerte entiteit die voornamelijk bestaat om te worden geëxploiteerd en ten nutte gemaakt, met behulp van technologie en wetenschap.’

Die exploitatie, het handelen vanuit het perspectief van de-wereld-als-grondstof, is een hevige vorm van geweld en ze treft zowel mens als natuur. Ghosh doorkruist voor zijn betoog de geschiedenis van afgeslachte bewoners van de Banda-eilanden in de zeventiende eeuw, van verdreven inheemsen in Noord-Amerika in de negentiende en klimaatvluchtelingen uit Bangladesh in onze tijd – allemaal groepen die het oorspronkelijke contact met hun wereld, hun grond, hun bron van leven verloren. En zijn boek is één grote demonstratie van de uitspraak van historicus Johan Huizinga die Van Reybrouck citeert: ‘Het is niet enkel schoonheid die verloren gaat bij de schending van de ongerepte natuur. Toch is ook die schoonheid een heel groot ding. Wie haar waar dan ook, in haar volle zuiverheid heeft gekend, die weet welk een levenswaarde zij vertegenwoordigt. Het is veel meer dan een idyllische of romantische achtergrond die verdwijnt, waar een landschap verminkt wordt. Er gaat iets teloor van een zin van het leven zelf.’

De levenswaarde is bij Ghosh de kracht van het land, van de aarde als ‘een levende, vitale entiteit waarop vele soorten wezens verhalen vertellen’. Cruciaal daarbij is niet hoe mensen de natuur onderwerpen en onderworpen hebben, maar hoe ze samenwerken met die natuur, haar wijsheid delen, bij haar horen. Mag dat zweverig klinken: Ghosh is een wetenschapper die nergens zijn helderheid verliest en vanuit grondige research behoedzaam op zoek gaat naar verhalen voorbij of voorafgaand aan wetenschappelijke kennis. Dat vraagt moed en het vraagt een oplettend oor en oog voor verhalen en details. De vrucht van een boom, een kruid, een put.

Ghosh is een wetenschapper die nergens zijn helderheid verliest en vanuit grondige research behoedzaam op zoek gaat naar verhalen voorbij of voorafgaand aan wetenschappelijke kennis.

De vloek van de nootmuskaat begint met de beschrijving van een heel klein monumentje: een paar zuilen en een plaquette in het stadje Banda Neira op de Banda-eilanden in Indonesië. Het monument markeert de put waarin de resten werden gestort van veertig Bandanezen, ‘veertig grote zonen van de Banda-eilanden’. Ze werden in 1621 geëxecuteerd op bevel van Jan Pieterszoon Coen, om het monopolie op de handel in nootmuskaat af te dwingen. Een gebeurtenis die ook Van Reybrouck beschrijft in zijn boek Revolusi: ‘het hele eiland werd uitgemoord, tussen de tien- en vijftienduizend mensen kwamen om en de vrijgekomen grond werd toegewezen aan VOC-beambten die hem lieten bewerken door duizenden vers geïmporteerde slaven. Vandaag bestaat daar een woord voor: genocide.’ Ook Ghosh noemt het zo en schrijft ontluisterend over onderwerping en herbevolking, over de gruwel van mensen die geloven in hun recht bepaalde groepen te vernietigen, natuurbronnen te beteugelen, landschappen te molesteren en om te zetten in louter productionele bronnen.

Een paar hoofdstukken verder staat Ghosh aan de andere kant van de wereld opnieuw voor een onooglijk monumentje: dat wat de Four Corners in het zuiden van de Verenigde Staten markeert, de grens tussen de vier staten Utah, Arizona, Colorado en New Mexico. Twee rechte lijnen op een betonnen sokkel, gering. Maar het grenst aan het land dat voor de oorspronkelijke inwoners, in de woorden van Ghosh, een ‘Land’ was, de ‘Glinsterende Wereld’; de wereld die een metafysische betekenis had voor de oorspronkelijke bewoners, de Diné (Navajo).

Ik was daar deze zomer. Ik reisde rond in het gebied, in Navajo Nation, het grootste reservaat in de huidige Verenigde Staten. Grote gedeelten van het land ogen erbarmelijk, eindeloos en bar. Desolaat soms, met uitgestrekte badlands, droog, heet, kaal en verloren. De meest fantastische landschappen liggen hier – the Painted Desert, Monument Valley – maar ook de meest gekwelde en uitgeteerde. Het is arm gebied. Veel dorpen en gehuchten zonder stroom, geen stromend water. Geteisterd door de covid-pandemie die hier de meeste levens van de VS eiste. Geteisterd door belabberde gezondheidszorg, door armoede en werkeloosheid, door alcoholisme dat zo’n hoge vlucht nam dat vrijwel het hele gebied nu dry is. Reizen in dit gebied ontneemt je het ene moment de adem vanwege de schoonheid en verkilt je het volgende door de zichtbare verwondingen, de haveloosheid, de trailers verstrooid over de vlakten, omringd door schroot.

Ghosh laat zien hoe het land dat de oorspronkelijke bewoners hier terugkregen nadat ze er verjaagd werden, bepaald niet het land was waarop ze eeuwen geleefd hadden. Wat Coen in de zeventiende eeuw de Bandanezen aandeed, deden kolonel Kit Carson en zijn mensen in de negentiende eeuw de Navajo aan: ‘ze verbrandden voedselvoorraden, kapten hun boomgaarden en doodden hun vee; ze versloegen de Diné door het levensweb dat hen in leven hield te vernietigen.’ Geruïneerd werden de bewoners gedwongen naar New Mexico te lopen, een gebied waar niets groeide, ze stierven bij duizenden. Toen ze uiteindelijk, lang nadien, terugkeerden schijnt een van de stamhoofden te hebben gezegd: ‘We wilden heel graag met het land praten. We hielden er zo van.’

Als je iets met geweld een bepaalde richting op duwt gaat het uiteindelijk stuk.

Zo’n citaat is cruciaal voor het verhaal van Ghosh, die wil laten zien hoezeer epistemisch geweld, ongelijke machtsverdeling en economisch-technocratische dictatuur de aarde niet zozeer uitput, als wel haar betekenis ontneemt. ‘Veroverd, inert en serviel, kan de aarde niet langer veredelen noch verrukken, noch nieuwe aspiraties voortbrengen’, schrijft hij. Hij schetst een beeld van een gemaltraiteerde planeet waar mensen ooit mee samenwerkten – de onuitputtelijke bronnen, de vruchtbaarheid, de verbinding met dieren die tot voedsel dienden maar voor wie ook gezorgd werd – maar die gaandeweg dusdanig beïnvloed en verstoord werd dat de natuurlijke samenhang verdween. Zijn relaas over hoe ecologie economie wordt is aangrijpend en komt neer op: als je iets met geweld een bepaalde richting op duwt – hij spreekt in die context van terraforming – gaat het uiteindelijk stuk.

Op dezelfde reis lees ik Steinbeck, The Grapes of Wrath, de antikapitalistische klassieker over de arbeidersfamilie Joad die in de crisis voor de Tweede Wereldoorlog naar California trekt in een rammelende vrachtwagen over Route 66. Op zoek naar een beter leven maar berooider eindigend dan ze begonnen – net als de Bengaalse vluchtelingen die Ghosh in 2018 spreekt in Italië.

Een van Steinbecks personages, een ex-dominee, heeft het over hetzelfde uiteenvallen dat Ghosh beschrijft: ‘Ik begon te denken hoe heilig we waren toen we één waren, en hoe de mensheid heilig was toen ze een eenheid was. En ze wordt alleen maar onheilig als één rampzalige kleine mens een ander de brokken uit de mond wegpikt, ermee vandoor gaat, om zich heen slaat en ruzie zoekt. Zo iemand vernietigt de heiligheid.’

Heilig is een groot woord en religieus beladen. Ghosh gebruikt het niet maar zegt uiteindelijk hetzelfde, in een pleidooi voor herstel van de eenheid tussen mens en omgeving. Herstel van ruimte voor mensen die in plaats van hun natuurlijke omgeving te zien als bron van economisch gewin, deelnemen aan ‘de wijsheid van het land’. Herwinnen van een intuïtief gevoel voor de vitaliteit van de aarde, noemt hij het. Hij vindt het bij inheemse denkers, sjamanen – én bij verhalenvertellers. Zo eindigt zijn boek met de literatuur, nota bene de Nederlandse. Hij noemt Couperus en Maria Dermoût en hun boeken De stille kracht en De tienduizend dingen als voorbeelden van verhalen waarin geluisterd wordt naar andere stemmen dan die van macht, economie en technologie.

Waar Van Reybrouck zijn Huizingalezing afsloot met enige ogenblikken stilte om te denken aan de levende soorten die nog tijdens zijn lezing waren uitgestorven, vraagt Ghosh aan het slot van zijn boek aandacht voor de stemmen van ‘niet-mensen’. Die van de aarde, van de wind, van de bomen die bossen vormen ouder dan mensen, van de dieren die hun land kennen, dieper dan mensen. Het appel dat beide schrijvers doen is even hoopvol als angstaanjagend – want hoeveel stilte en oor kan onze tetterende, inhalige mensheid opbrengen?

Naar hen luisteren is een begin.

Verder lezen

Amitav Ghosh, De vloek van de nootmuskaat. Boodschap aan een planeet in crisis (AtlasContact, 2023)

David van Reybrouck, Het kolonialisme van de toekomst (De Bezige Bij, 2023)

David van Reybrouck, Revolusi. Indonesië en het ontstaan van de moderne wereld (De Bezige Bij, 2020)

Bestel vast je tickets voor Exploring Stories

Meer lezen?