Sprookjesachtig?
‘Als je met Belarussen over hun land praat, krijg je altijd eerst beschrijvingen over hoe mooi het land is. Hoe liefelijk het landschap, hoe fijn het is om in de natuur te zijn. Dat is altijd het eerste wat je te horen krijgt, een soort idyllisch beeld. Dat is bij de mensen in Alexijevitsj boeken ook zo, je hoort altijd over hun liefde voor het landschap en de omgeving waarin ze leven. Daarbij voelen ze zich deel van het grotere geheel, van verhalen – waarheden – die worden doorgegeven. Die zijn belangrijk en worden niet weggezet als mogelijke fictie. Kijk: mensen in Belarus hebben altijd in een totalitaire staat geleefd waardoor ze weten dat het officiële verhaal niet per se waar is en de omgang met waarheid diffuser is. Dat zie je terug in die boeken, dat is wat ik sprookjesachtig noem.’
De kracht van haar werk is een sterk voorbeeld van de kracht van literatuur, van taal, van stijl: hoewel ze journalistiek te werk gaat laat ze ruimte aan de verbeelding.
‘Ze is niet bezig de lezer actief te helpen. Ze bouwt geen bruggetjes tussen haar verhalen, je moet zelf de verbanden zoeken, of voelen misschien zelfs wel. In de journalistiek is dat eigenlijk natuurlijk een no-go. Daar moet je de lezer altijd helpen. Zij laat ruimte voor suggestie. Het kan dus ook dat de ene lezer echt iets anders leest dan de andere. De veelheid van stemmen in haar werk zorgt ervoor dat het ook op een veelheid van manieren gelezen kan worden. Het is superbelangrijke geschiedschrijving maar tegelijk laat het zien wat er is om mens te zijn. Zo laat ze ook partijmensen aan het woord, met hetzelfde respect en dezelfde empathie als anderen, omdat ze onderscheid maakt tussen instituties en persona.’
Haar misschien bekendste boek hier is De oorlog heeft geen vrouwengezicht. Welke rol spelen de vrouwen, van oudsher niet de helden van de geschiedenis, in haar werk?
‘In het officiële Sovjetverhaal waren vrouwen zogenaamd net zo belangrijk als mannen. Er werd samengewerkt, ook vrouwen gingen de oorlog in. Zij laat eigenlijk zien dat er wel degelijk verschil is in de beleving van mannen en vrouwen. Door de cultuur, maar ook van bovenaf, door hoe de maatschappij is ingericht. Ze laat vrouwen zien als soldaten, artsen, piloten, maar ook veel als moeders – een enigszins algemeen geaccepteerde rol om je maatschappelijk uit te spreken. Met de vraag ‘waar is mijn zoon?’ was het Sovjet-regime nooit blij en het huidige Russische regime evenmin, maar de maatschappij accepteert wel dat moeders dat vragen.
Verder laat ze vrouwen vooral als zelfstandige personen aan het woord, dus niet als een soort gemythologiseerd, geëmancipeerd, fantastisch sterk wezen, of als aanhangsel van de man in het gezin, of als de sterke persoon die het gezin draaiend houdt terwijl de man drinkt – om maar even wat clichés te noemen. Ze laat gewoon iedere vrouw op zichzelf zien, met een eigen verhaal, zonder te generaliseren. De vrouw niet generaliseren is op zichzelf al bijzonder, daarmee voegt ze echt belangrijke verhalen toe aan de geschiedschrijving.’
Het zijn vaak heel sterke vrouwen, die ze portretteert.
‘Dat is niet zo gek. Als je meemaakt wat die Sovjetvrouwen meemaakten, dan ga je of dood of je wordt sterk. Maar zij denkt daar voorbij, ze laat de kaders gewoon helemaal vieren. Ze portretteert mensen als mens. Ze geeft ze weer als individu, ieder heeft zijn eigen verhaal. Daaruit kun je misschien een collectief verhaal halen maar dat is heel anders dan andersom: een collectief verhaal vertellen waar de individuele stukjes inpassen. Dat op zichzelf is al revolutionair. Als iemand haar een liefdesverhaal vertelt, ook al rijden daarbij de tanks door de straten, dan hoort zij een liefdesverhaal. Journalisten hebben eerder de neiging dan te zoeken naar het oorlogsverhaal, maar zij laat zien dat een liefde in oorlog nog steeds een liefde is. En toont daarmee dat tanks in de straat anders zijn als je net verliefd bent, dan als je net een kind bent verloren. Dat is ijzersterk.’