Artis en Iljitsj
1.
Artis is schoonmaker van beroep. Hij werkt nu voornamelijk in de horeca, kleine cafés en restaurants, maar een paar jaar terug werkte hij als kamermeisje voor een hostel in de binnenstad. Dat was aan de ene kant een makkelijke klus, de gasten moesten zelf hun bedden afhalen en Artis hoefde alleen maar de zak hoeslakens, dekbedovertrekken en handdoeken in de grote wasmachine te proppen. Aan de andere kant was het ook een smerig karwei omdat de gasten van het hostel over het algemeen jong waren en het daarom niet heel nauw namen met de hygiëne. Als Artis de wasmachine had aangezet, ging hij met een grote, blauwe vuilniszak door de slaapzalen en de badkamers en hij vulde de zak met gebruikte condooms, achtergelaten shampooflessen, kluwen nat haar en scheermesjes. Hij gooide de inhoud van de kleine prullenbakken erbij en liep de grote trap af naar beneden om hem aan de straat te zetten. Vaak trof hij daar de vuilnismannen en hoefde hij de zak alleen maar aan te geven en op een ongelukkige dag deed hij dat met een zak waar een scheurtje in zat, waardoor de zak aan de onderkant openbarstte toen de vuilnisman hem over zijn schouder wilde gooien. De vuilnisman zuchtte, keek Artis verwijtend aan en liep naar de zijkant van de vuilniswagen om een bezem te pakken. Artis bukte zich en pakte tussen de zakdoekjes, daglensverpakkingen en gebruikte museatickets een metalen mondharp van de grond.
Dit gebeurde tien jaar geleden. Sinds hij de mondharp vond heeft Artis hem in een laatje in zijn tv-meubel bewaard. Artis woont in een kleine kamer, tv kijken kan alleen liggend op bed en eten alleen bij de kleine tafel bij het raam.
Het is nacht, een nacht in de tweede lente van de pandemie en Artis staat in een Grieks restaurant de keuken schoon te maken. De restaurants mogen mondjesmaat weer open, hoewel de tafeltjes nog ver uit elkaar staan. Artis staat het grote fornuis te boenen als zijn telefoon gaat. Hij neemt niet op, kijkt alleen naar de naam op het scherm en loopt de keuken uit, de donkere zaak in waar de stoelen omgekeerd op de tafels staan. Hij opent met een grote sleutelbos de voordeur van het restaurant. In het voorportaal staat een jonge vrouw. Het heeft blijkbaar geregend, want haar haar is nat en er liggen druppels op haar olijfgroene regenjas. Zonder iets te zeggen geeft Artis de vrouw een knuffel, laat haar passeren en gebaart dat hij nog even verder moet met schoonmaken in de keuken. De vrouw knikt, pakt een van de stoelen van een tafel achterin de zaak en gaat zonder haar jas uit te doen zitten.
Als Artis klaar is met het fornuis, de aanrechten en de vloer zet hij al zijn schoonmaakspullen in de hoek naast de keukendeur, klikt het tl-licht uit en loopt het restaurantgedeelte weer in. Daar zitten nu negen mensen. Ze zitten verdeeld aan drie tafels, glimlachen naar elkaar, maar zeggen niets, het lijkt alsof ze willen giechelen zoals kinderen doen die zich op schoolkamp verstoppen voor de meester. Artis glimlacht ook. Hij gaat op de stoel naast de eerst binnengekomen vrouw zitten.
Tijdens de lockdowns kwam het schoonmaakwerk van Artis stil te liggen, dus kreeg hij geldzorgen en moest hij interen op zijn spaarrekening. Zijn vrienden kon hij alleen een-op-een zien in het grote park met de heuveltjes in het centrum van de stad, door de avondklok zat hij ’s avonds alleen thuis. Hij keek televisie. Steeds vaker voelde het alsof zijn hele bestaan een mislukte, eerste pannenkoek was. Terwijl de hete pan perfect gebakken pannenkoek na perfect gebakken pannenkoek afleverde, lag hij op een apart schoteltje op de hoek van het aanrecht. Dan wreef hij in zijn ogen, vrij hard. Na een kwartier wrijven vermande hij zich en begon hij zijn kamer op te ruimen. Zijn jas en hoodies aan de kapstok aan de deur, zijn schoenen onder het bed, zijn aanstekers in het tv-meubel.
Artis pakt de mondharp uit zijn zak. De jonge vrouw met de olijfgroene regenjas heeft twee halfdoorzichtige fotorolkokertjes voor zich op tafel gezet waar ze thuis een beetje rijst in heeft gegoten. Tegenover haar zit een jongen met lang haar, met een T-shirt van een Finse metalband, die een blauwe plastic neusfluit in zijn hand houdt. Naast hem zit een jongen met rood haar en sproeten en een liniaal die hij op de tafelrand kan laten trillen. Er is een meisje met een kam en een plastic consumptiemuntje waarmee ze langs de tanden raspt, een jongen met een postelastiek waarop hij lage tonen kan spelen, een jongen met een speelgoedxylofoon, een meisje met een rode kazoo, een jongen met twee halflege bierflesjes die hij voor zijn lippen houdt en als laatste een meisje van ongeveer tien dat normaal niet tot zo laat op zou mogen blijven. Ze heeft een zilveren belletje van een oud stuk kerstversiering in haar hand.
Het is stil in Riga, bijna niemand is op straat. De met geel straatlantaarnlicht beschenen stoepen zijn verlaten omdat alle kroegen, cafés en restaurants om tien uur gesloten moeten zijn.
In het Griekse restaurant speelt een orkest. Het orkest speelt zo zacht als ze kunnen, in het donker, de leden van het orkest willen niet dat de politie erachter komt dat ze het restaurant ’s nachts gebruiken om te repeteren. Het is het orkest van Artis. Terwijl Artis naar zijn vrienden en hun instrumenten kijkt, speelt hij zachtjes op de mondharp, aait de mondharp meer dan dat hij eraan plukt. Voorzichtig schudt de jonge vrouw met de fotorolkokertjes. Voorzichtig doet de kam en de consumptiemunt rasp rasp. Voorzichtig schudt het kleine meisje met haar zilveren belletje. Heel zachtjes doet mijn mondharp ploing.
2.
Iljitsj luistert soms urenlang naar Riga. Na de opstanden in Wit-Rusland in de zomer van 2020 hadden hij en de andere mannen van zijn bureau van de directeur te horen gekregen dat er geluisterd moest worden naar alle hoofdsteden in voormalig sovjetrepublieken. Dat luisteren moest bij zowel de officiële regering als de oppositie en het maakte niet uit of die regering Ruslandgezind was of juist niet. Alles wilde de directeur weten. Iljitsj was ingedeeld bij het team voor de Baltische staten, met vijf anderen was hij verantwoordelijk voor Riga. Met hulp van een Letse agent was al gauw vastgesteld dat de leider van de oppositiepartij weliswaar werkte op het partijkantoor in de binnenstad, maar dat hij er de voorkeur aan gaf om belangrijke beslissingen te bespreken én te nemen boven een goed bord eten. De tweede pandemie-winter had aan dit gebruik een einde gemaakt, maar toen de Letse regering besloot dat de restaurants weer open mochten, had de partijleider zijn gewoonte weer opgepakt. Joseph, een van Iljitsj’ collega’s, had zelfs een patroon in het restaurantbezoek ontdekt en nu waren ze zover dat ze de partijleider vierentwintig uur per dag konden horen.
Vandaag heeft Iljistsj dienst van tien tot vier in de ochtend en behalve op het kanaal van de slaapkamer van de premier, die snurkt, is er nergens iets te horen.
Dat blijft zo tot half één. Dan slaat het rijtje lampjes uit die bij het favoriete Griekse restaurant van de oppositieleider horen. Iljitsj zet zijn koptelefoon op en klikt het kanaal aan.
Iljitsj begrijpt niet goed wat hij hoort. Hij hoort geen stemmen, hij hoort muziek, maar het is geen muziek die uit een radio komt. Het is een ijl soort muziek, bijna alsof het zichzelf alweer vergeet voordat het goed en wel gespeeld is, zo zacht dat Iljitsj het volume van zijn koptelefoon volledig moet opendraaien om het goed te kunnen horen. Iljitsj hoort een bas, maar hij kan het instrument niet goed thuisbrengen, een soort contrabas ter grootte van een envelop met een klankkast van rubber in plaats van hout. Hij hoort een raspgeluid alsof iemand steeds weer in plastic poedersneeuw gaat staan. Hij hoort het belletje van een arrenslee, maar zo ver weg en eenzaam dat het niets kerstigs meer heeft. Het enige instrument dat Iljitsj duidelijk herkent, is het zachte geluid van een mondharp. Maar hij herkent het alleen maar omdat hij er ooit, lang geleden, zelf één had.
Even plotseling als de muziek is begonnen, houdt de muziek om half twee op. Het is muisstil op het kanaal en Iljitsj hoort geen muzikanten praten. Hij vervloekt het feit dat ze alleen microfoons hebben geïnstalleerd. Er klinkt heel even het geschuif van stoelen en vlak daarna een deur die voorzichtig open en dicht gaat en in het slot wordt gedraaid. Daarna niets meer.
In de twee en een half uur dat zijn dienst nog duurt zoekt Iljitsj in de verslagen van het Griekse restaurant of iemand van zijn collega’s ooit iets soortgelijks heeft gehoord. Hij vindt niets. Iljitsj gaat met de koptelefoon op zijn hoofd en het kanaal open op zijn bureaustoel zitten, in de hoop dat de muziek nog een keer klinkt. Als zijn collega hem om vier uur af komt lossen, moet die hem op zijn schouder tikken om Iljitsj met zijn ogen dicht gespannen zit te luisteren.
‘Wat luister je?’ vraagt de collega.
‘Niets’ zegt Iljitsj en hij staat op en trekt zijn jas aan.
Iljitsj pakt de metro naar de buitenwijk waar zijn flat staat. Omdat het midden in de nacht is, is de wagon leeg op een bedelaar na die zijn lege hand bij het gezicht van Iljitsj houdt. De bedelaar stinkt naar alcohol en pis, het duurt lang voordat hij doorloopt. Nu is Iljitsj alleen. Hij ziet zijn spiegelbeeld in het bolle raam van de metro, hij ruikt zijn eigen koffieadem onder zijn mondkapje. Hij is moe, maar slapen gaat niet.
Iljitsj opent de deur van zijn appartement. Het is een klein appartement, de flat is hoog en koud, meerdere keren per maand wordt het water afgesloten als er een leiding knapt. Iljitsj loopt zijn kleine badkamer in om zijn handen te wassen en gaat daarna naar zijn woon- en slaapkamer, waar hij op de bank neerploft. Naast de bank staat een kleine, kartonnen doos, in elkaar gezet met nietjes in plaats van lijm. Iljitsj tilt het deksel eraf en haalt er een ukelele uit.
Ver beneden Iljitsj rijden auto’s met koplampen witter dan de sterren, maar in het hele pand is het stil. Iljitsj zet zijn linkerhand in een A-akkoord en strijkt, nee aait met de vingers van zijn andere hand over de snaren van de kleine gitaar. Als een boot die over stil water gaat, terwijl het al dagen donker is.
Zelfportret (Ready Made)
Roos van Rijswijk schreef haar verhaal bij de combinatie van Marina Abramović' Art Must Be Beautiful, Artist Must Be Beautiful (1975) en diverse portretten van vrouwen door onder meer Johan van Bronchorst, Gerard van Honthorst en Jan van Bijlert.
Lees hier het eerste verhaal in deze serieDouble Act
Hoe verbeelden kunstenaars van toen en nu de menselijke emotie? In Double Act treffen videokunst en zeventiende-eeuwse schilderijen elkaar in een tentoonstelling die onderzoekt wat het betekent om mens te zijn. Te zien in het Centraal Museum van 8 okt 2022 — 15 jan 2023. Alle verhalen verschijnen ook in een speciaal magazine, te verkrijgen in het museum.
Misschien vind je dit interessant
Members hebben een streepje voor:
- Met jouw bijdrage betalen we schrijvers om nieuwe verhalen te maken
- 100% van de ledeninkomsten gaat naar schrijvers
- Ontvang de wekelijkse Membernieuwsbrief
- Krijg 20% korting op alle festivaltickets en 5% op het cursusaanbod
- Krijg gratis toegang tot livestreams en premium content
- Volg schrijvers en thema's die je interessant vindt
- Bewaar verhalen die je mooi vindt in je Mijn ILFU-bibliotheek
- Krijg 8x per jaar gratis toegang tot onze ILFU book club, met optredens van auteurs
- Word onderdeel van onze gemeenschap: reageer op verhalen en discussieer mee
- Krijg (als je voor een jaar betaalt) toegang tot onze masterclass Poëzie
Heb je al een account?
InloggenWord ILFU Member en krijg 20% korting op alle tickets
- Krijg 20% korting op alle festivaltickets en 5% op het cursusaanbod
- Met jouw bijdrage betalen we schrijvers om nieuwe verhalen te maken
- Volg schrijvers en thema’s die je interessant vindt
- Bewaar je favoriete verhalen in je Mijn ILFU-bibliotheek
- Krijg 8x per jaar gratis toegang tot de ILFU book club
- Krijg gratis toegang tot livestreams en premium content
- Krijg (als je voor een jaar betaalt) toegang tot onze masterclass Poëzie
Ben je al Member? Log in om te profiteren van de korting
Inloggen