De Lezersmars – waarom iedereen Svetlana Alexijevitsj zou moeten lezen

Welk boek zou iedereen moeten lezen? In aanloop naar ILFU's Lezersmars voor vrijheid en democratie dragen auteurs en lezers boeken aan die ons inlevingsvermogen uitdagen, ons laten stilstaan bij onze vrijheden en de onvrijheden van anderen. Marja Pruis is schrijver, columnist en redacteur van De Groene Amsterdammer, voor de Lezersmars selecteert zij De oorlog heeft geen vrouwengezicht van Svetlana Alexijevitsj. Zelf een boek aandragen? Dat doe je hier.

Dit artikel verscheen eerder in De dissidente leeslijst, samengesteld door Xandra Schutte en uitgegeven door Dasmag en De Groene Amsterdammer.

Tags

Lezersmars Read dangerously
Foto: Bob Bronshoff

Word ILFU Member en steun onze schrijvers en verhalen

Vertel me meer

Onze intieme oorlog

De Oekraïners vechten door tot het einde. Laat het nog een jaar duren, nog twintig jaar, we verdrijven ze uit ons land. Als we ons niet verenigen, worden we vernietigd.

Aldus de in Oekraïne geboren en in Wit-Rusland getogen schrijfster Svetlana Alexijevitsj (1948), die in de Russische media te boek staat als staatsvijand. In hetzelfde jaar als waarin bekend werd dat ze de Nobelprijs voor Literatuur ontving, 2015, stond ze op het Onafhankelijkheidsplein in Kiev te kijken naar de vele foto’s en namen van mannen die om het leven waren gekomen bij de annexatiepogingen van Rusland. ‘Huilen om het lot van anderen heeft niets met haat te maken,’ zei ze destijds.

Die haat is inmiddels, met het oorlogsgeweld waarvan we nu iedere dag getuige zijn, iets meer op de loer komen te liggen. Ze bracht haar kinderjaren door in Oekraïne. Iedere zomer ging ze naar haar oma in Vinnytsja, waarvan ze bang is dat het inmiddels gebombardeerd is. Ze heeft er nog steeds familie, en ligt ’s nachts wakker om hun lot.

Dat ze de Nobelprijs kreeg maakte het haar aanvankelijk mogelijk om terug te keren naar Minsk, waar ze volop participeerde in het verzet tegen het regime van Poetin-vriend Loekasjenko. Na diens corrupte verkiezingsoverwinning in 2020 moest ze opnieuw uitwijken en vond ze ballingschap in Berlijn. Aldaar werkt ze aan een boek over de geschiedenis van haar land. ‘Ik zit hier niet om Oorlog en vrede te schrijven, maar om te luisteren naar mensen en proberen te begrijpen waarom sommigen barbaren worden en anderen niet. We zullen ooit moeten leven met degenen die ons sloegen en martelden. Hoe kunnen we onszelf niet verlagen tot haat?’

Het luisteren van Alexijevitsj leidt tot indringend werk dat zich bevindt tussen journalistiek en literatuur, en nergens mee vergeleken kan worden. Timothy Snyder karakteriseerde het in de New York Review of Books op z’n Pools als ‘literatura faktu’. In haar eigen land, Wit-Rusland, wordt ze niet uitgegeven sinds Loekasjenko aan de macht is. Het eerste boek dat ze wilde publiceren, in 1983, maar dat door verschillende uitgeverijen werd geweigerd, verscheen in 2016 in het Nederlands als De oorlog heeft geen vrouwengezicht. Dankzij de perestrojka kon het boek waarin ze haar luisterende literaire methode beproefde alsnog na twee jaar verschijnen. Hoe ze het inleidt is tekenend voor haar aanpak en toon: persoonlijk, urgent, en op een bepaalde manier simpel. ‘Ik schrijf een boek over de oorlog. Ik, die niet van oorlogsboeken houd, ofschoon ze in mijn jeugd bij al mijn leeftijdsgenoten tot de lievelingslectuur behoorden. Dat is niet echt verbazingwekkend. Wij waren de kinderen van de overwinning. Kinderen van de overwinnaars. Wat herinner ik me van de oorlog? Mijn kinderlijke onbehagen jegens onbekende en angstaanjagende woorden. Over de oorlog werd onomwonden gesproken: op school en thuis, bij bruiloften en partijen, op feestdagen en op het kerkhof. Ook onder kinderen. Een buurjongen vroeg me eens: wat doen die mensen toch onder de grond? Hoe leven ze daar? We wilden het geheim van de oorlog ontraadselen. Toen begon ik over de dood na te denken. En hield daar niet meer mee op, het werd het hoofdthema van mijn geheime leven.’

Het is een simpelheid die gerechtvaardigd is als je je tot aan je oren in een woelende, gewelddadige wereld bevindt. Een simpelheid ook die je je kunt veroorloven als je het over grote dingen hebt. Bovendien is het een effectieve manier om je lezers mee te nemen op een helse tocht. Onomwonden, dwingend, en je persoonlijke geschiedenis verbindend met die van alle mensen die door deze oorlog geraakt zijn.

Haar Oekraïense grootvader, de vader van haar moeder, sneuvelde aan het front. Haar Wit-Russische grootmoeder, de moeder van haar vader, stierf bij de partizanen aan tyfus. Van de drie zonen die naar het front werden gestuurd, keerde er eentje terug: Svetlana’s vader. Elf iets verdere familieleden werden tezamen met hun kinderen door de Duitsers levend verbrand. Zo was het in ieder gezin, schrijft ze. Bij iedereen.

(Artikel gaat verder onder de aankondiging.)

Doe mee aan de Lezersmars voor vrijheid en democratie

Op 20 september organiseren we de Lezersmars. Een symbolisch weerwoord van boekenliefhebbers tegen censuur, autocratie en ondemocratische bewegingen die overal ter wereld opduiken. Een krachtig statement vóór literaire vrijheid en de verbindende kracht van literatuur.

Lees meer

In het dorp waar ze opgroeide, oorspronkelijk Pools, toen Oekraïens, erna Sovjet-Russisch, in de oorlog bezet door de Duitsers en na de oorlog weer helemaal Sovjet-Unie, werd nog lang Duitsertje gespeeld. ‘Hände hoch! Zurjuck! Gitler kaputt!’ ‘We kenden geen wereld zonder oorlog,’ schrijft ze. ‘De wereld van de oorlog was de enige wereld.’ De helft van de boeken in de schoolbibliotheek ging over de oorlog. Op school werd de kinderen geleerd van de oorlog te houden. Ze schreven opstellen over hoe ze in de oorlog zouden sterven. Ze droomden erover. Alleen kreeg Alexijevitsj steeds meer oor voor de stemmen op straat die een ander verhaal vertelden. Zoals ze er ook oog voor kreeg dat na de oorlog het dorp van haar jeugd volkomen vrouwelijk was.

Alexijevitsj beschrijft zichzelf in verschillende documenten als iemand die lange tijd een boekenmens was: evenzeer aangetrokken door als bang voor de werkelijkheid. En zoekende naar woorden, en een vorm, om die werkelijkheid proberen te vatten. ‘Ik zocht naar een genre dat kon ontsluiten hoe ik de wereld zag, hoe mijn ogen en oren bezig zijn.’ Toen ze de roman Khatyn (1971) las, van de Wit-Russische schrijver Ales Adamovitsj, was dat een schok zoals ze die eerder alleen nog had ervaren bij het lezen van Dostojevski. In deze roman zit de verteller in een bus die hem terugbrengt naar zijn dorp Khatyn. Hij keert als een blinde man terug uit de oorlog, en kan zijn oude kameraden alleen nog maar horen. De roman was volkomen opgebouwd uit stemmen. Ze wist: ik heb gevonden wat ik zocht.

Het schrijven van haar eerste boek, waarvan in Rusland minstens twee miljoen exemplaren werden gedrukt en dat in het Engels verscheen als War’s Unwomanly Face, werd ingegeven door het verlangen vrouwen, zowel de soldaten als de achterblijvers, te vragen naar hun ervaringen in de oorlog. Allereerst omdat ze zich realiseerde dat alles wat van de oorlog bekend was, afkomstig was van mannenstemmen. Niemand had ooit iets gevraagd aan haar grootmoeder. Of aan haar moeder. Maar ook omdat ze ervan uitging dat het voor vrouwen, als draagsters van het leven, moeilijker was om te doden. Een veronderstelling die werd gelogenstraft door de verhalen die ze optekende. Gruwelijke getuigenissen, door Alexijevitsj zorgvuldig en zonder enig commentaar vastgelegd, alsof het allemaal lange innerlijke monologen zijn. Het feit dat ze zelf vrouw was, en jong, maakte haar een veilige gesprekspartner. Ze werd aangesproken als meisje, dochtertje, kindje. Als je er oor voor hebt blijkt oorlog een uiterst intieme aangelegenheid. Op de eerste plaats draaide alles weliswaar om vernietiging, verlies, dood, afgebeuld worden, maar oorlog betekende ook: zingen, verliefd worden, haren in de krul zetten.

Haar kracht is haar naïviteit, ook na lang nadenken weet ik geen betere aanduiding van de houding waarmee Alexijevitsj haar informanten tegemoet treedt, of het zou onverschrokkenheid moeten zijn – maar dat is in feite een vorm van naïviteit. De verschrikkingen die zij uit de mond van overlevers optekent, blijven onverminderd verschrikkelijk omdat zij die plaatst in een context van verwondering. Hoe kan het dat ik hier tegenover iemand zit die dit allemaal heeft gezien en gevoeld? Hoe kan het dat zij dit heeft moeten meemaken? Dit suggereert een litanie waarin voortdurend die hoe-kanhet-dat-vraag wordt opgevoerd, de ogen permanent hemelwaarts gericht – God, bent u daar? Wist U hiervan? – maar dan zou het erop lijken dat we hier met een zalvende kwezel van doen hebben. Alexijevitsj laat zich weliswaar inspireren door de woorden van apostel Paulus – ‘Als ik het evangelie verkondig, is er voor mij geen reden tot roem; de noodzaak daarvan is mij immers opgelegd. Wee mij als ik het evangelie niet verkondig’ – maar is op de eerste plaats een strateeg, een literator, die onbevangenheid retorisch inzet om door te kunnen stoten naar de moeder aller vragen: hoe kan het dat er oorlog wordt gevoerd? Ze noemt zichzelf een schrijver in de traditie van Dostojevski. Ik moet Dostojevski’s vraag stellen, schrijft ze in haar inleiding, na de verzuchting dat de mens groter is dan de oorlog: hoeveel mens zit er in een mens en hoe verdedigen we die mens in onszelf?

Zeven jaar lang nam ze gesprekken op met honderden vrouwen. In de vernieuwde editie van De oorlog heeft geen vrouwengezicht geeft de schrijfster aan welke passages zij heeft moeten schrappen van de censor – vaak verwijzingen naar seksualiteit en menstruatie – en welke passages zij zelf heeft geschrapt – gruwelijke, sadistische details. De censor verweet haar dat zij met haar boek de vrouw vernederde, de heldin onttroonde en van haar een gewone vrouw maakte. ‘De Sovjetvrouw is geen dier,’ kreeg zij te verstaan. ‘U denkt dat de waarheid is dat wat er in het leven gebeurt. Dat wat op straat ligt. Nee, waarheid is dat waarvan we dromen. Hoe we willen zijn. We hoeven uw kleine geschiedenis niet, we willen de grote geschiedenis.’

Natuurlijk is het wel ‘gewoon’ de grote geschiedenis die Alexijevitsj met koppige regelmaat vastlegde, op een heel eigen en toch wel subliem te noemen manier. Het is niet dat haar wijze van geschiedschrijving het ondraaglijke draaglijk maakt. Evenmin stevent ze af op een historische duiding, wat haar onderscheidt van bijvoorbeeld Solzjenitsyn. De enige manier waarop ze de heersende kaders en verhalen tegen kan gaan, is door heel dicht bij de ervaringen en herinneringen van de betrokkenen zelf te blijven. Niet verklarend, maar feitelijk, banaal, dagelijks en gedetailleerd, zodat het vuil, het bloed en de angst, de idiotie kortom, van de pagina’s af te scheppen zijn. Het ondraaglijke geeft ze een menselijk gezicht, door in te zoomen op individuele geschiedenissen, en van iedere actor zijn of haar unieke stem te laten klinken. Gestuurd door haar vragen natuurlijk, en uiteindelijk door haar gecomponeerd, ingedeeld, van hoofdstuktitels voorzien als ‘Er waren soldaten nodig... Maar ik wou ook mooi zijn...’, ‘Dat was ik niet...’, ‘Over Roodkapje en de vreugde in de oorlog een kat aan te treffen’. Ze wil weten hoe mensen de oorlog ingingen. Wat ze als laatste tegen hun geliefde zeiden. Hoe afscheid werd genomen. Hoe op ze gewacht werd, op de jonge mannen. ‘Ik schrijf niet over de oorlog, maar over de mensen in de oorlog.’

(Artikel gaat verder onder de aankondiging.)

Terugkijken: de Belle van Zuylenlezing van Svetlana Alexijevitsj

In 2024 kwam Svetlana Alexijevitsj naar ILFU Festival om de Belle van Zuylenring in ontvangst te nemen, en de bijbehorende Belle van Zuylenlezing te geven. ILFU Members kunnen dit programma terugkijken – en nog meer dan honderd andere programma's. Probeer het ILFU lidmaatschap nu 1 maand gratis.

De Belle van Zuylenlezing

Anders dan de Poolse schrijver en journalist Kapuściński, met wie zij weleens wordt vergeleken, is ze niet bezig personages te construeren. Zij heeft geen personages, alleen stemmen. Tot nog toe schreef ze op deze manier boeken over de Sovjetoorlog in Aghanistan (Zinc Boys, 1989), over de generatie van haar ouders, helden van de Tweede Wereldoorlog, die in de jaren negentig van de vorige eeuw zelfmoord pleegden (In de ban van de dood, 1993), over de gevolgen van de ramp in Tsjernobyl (Wij houden van Tsjernobyl, 2005), en over haar eigen generatie, die het einde van de Sovjet-Unie meemaakte (Het einde van de rode mens, 2013). Dat laatste boek schreef ze in ballingschap en publiceerde ze kort na haar terugkeer in Wit-Rusland.

Alexijevitsj is een staatsgevaarlijk schrijver. Niet omdat ze erop uit is om een beweging in gang te zetten, maar omdat ze pijnlijk precies laat zien welke consequenties ideeën kunnen hebben. Hoe in naam van een collectieve waan mensen tot onnoemelijk lijden worden veroordeeld. In haar inleiding tot Het einde van de rode mens schrijft ze weer zo akelig nuchter en to the point zoals ik het bij niemand anders heb gelezen: ‘Het communisme had een krankzinnig plan: het herscheppen van de oude mens, de oude Adam. Dat lukte ook nog: de homo sovieticus. De sovjetsukkel. Die mens ken ik goed. Ik ben er zelf een.’ Om vervolgens te beschrijven hoe je deze mens, ook al woont hij tegenwoordig in verschillende staten, onmiddellijk herkent. Met hun eigen woordenboek, hun eigen opvattingen over goed en kwaad, helden en martelaren. Ze hebben een speciale betrekking tot de dood. Ze zitten vol haat en vooroordelen.

En ze kunnen heel goed praten, vul ik daar dan maar bij aan. En hun luisteraars aan het huilen maken. Wie als toneelmaker op zoek zou zijn naar een tekst waarin ‘alles’ zit, zou Alexijevitsj’ werk moeten opslaan. Ik stel me voor hoe het verhaal van Ljoedmila Ignatenko zou klinken, de vrouw van de overleden brandweerman Vasili Ignatenko, dat werd opgetekend in haar boek over Tsjernobyl. De vrouw die verzweeg dat ze zwanger was om maar bij haar radioactief besmette man in de buurt te kunnen blijven. ‘We waren net getrouwd,’ zegt ze. ‘We hadden nog niet genoeg van elkaar kunnen krijgen.’ Al die dingen die ze doet, hoe ze verband om zijn handen wikkelt, de troep die ze uit zijn mond pulkt... ‘Eigenlijk moet ik dit niet vertellen! Het moet niet opgeschreven worden!’ Gedachtepuntjes horen erbij. Net als uitroeptekens. Bij ons zou je er niet mee moeten aankomen, maar bij Alexijevitsj doen ze hun hartverscheurende werk.

Svetlana Alexijevitsj – De oorlog heeft geen vrouwengezicht

Tijdens de Tweede Wereldoorlog vochten ongeveer een miljoen vrouwen in het Rode Leger, maar hun verhaal is nooit verteld. In De oorlog heeft geen vrouwengezicht verzamelde Svetlana Alexijevitsj de herinneringen van honderden van hen die scherpschutter waren, tanks bestuurden of in veldhospitaals werkten. Hun verhaal is niet het verhaal van strijd alleen, maar dat van mensen in oorlog: wat gebeurde er met hen, hoe werden ze door de oorlog veranderd? Hoe was het om te leren te doden? Samen vertellen ze het niet-heroïsche verhaal van de oorlog, dat ontbreekt in eerdere getuigenissen van veteranen. Alexijevitsj publiceerde haar boek in 1985, maar heeft het in 2002 compleet herzien, waarbij ze gedeelten heeft kunnen toevoegen die oorspronkelijk ten prooi waren gevallen aan de Sovjet-censuur.

Meer informatie

De dissidente leeslijst – Samengesteld door Xandra Schutte

De onvrijheid rukt op, autoritaire leiders drukker hun hakken in het vrije woord, in Poetins Rusland zijn bepaalde woorden zelfs in de ban gedaan. In De dissidente leeslijst werpt de redactie van De Groene Amsterdammer nieuw licht op romans die in onderdrukking zijn geschreven en die hun lezers toch een glimp van vrijheid gaven, al had hun publicatie vaak grote consequenties voor de auteurs. Hoofdredacteur Xandra Schutte stelde met haar collega’s een leeslijst samen met drieëntwintig essentiële dissidente romans – een hernieuwde kennismaking met subversieve meesterwerken, van midden vorige eeuw tot nu.

Meer informatie