Een grotere wereld om in te verdwijnen, die gun ik ons allemaal

Op 15 november, de Internationale Dag van de Gevangen Schrijver, lanceerde PEN een ambassadeursactie. Tatjana zet zich de komende tijd in als ambassadeur voor de Palestijnse dichter Mosab Abu Toha, die in december 2023 genoodzaakt werd te vluchten uit Gaza, zijn thuis: 'Uit zijn essays en gedichten spreekt urgentie die ik in iedere vorm van literatuur zou willen zien.' In deze column staat ze stil bij zijn werk en hoe hij haar ook naar andere Palestijnse schrijvers leidt.

Tags

Column

Word ILFU Member en steun onze schrijvers en verhalen

Vertel me meer

Met een paar honderd mensen op De Dam in Amsterdam eerder dit najaar. Palestijnse vlaggen, kufiya’s om de nek of het hoofd geknoopt, protestborden tegen het nog altijd gedogen van een genocide door heersende machten overal ter wereld. Stemmen klonken, sommige schril, smekend, andere vol, woedend, luid, ik voelde ze allemaal in mijn buik. The people united will never be defeated. Ik werd die nacht meermaals wakker met steeds die zin in mijn hoofd. Laat deze woorden werkelijkheid worden dacht ik.

Ik schreef de Palestijnse schrijver Mosab Abu Toha een paar weken later een eerste brief. PEN Nederland initieerde een ambassadeursproject voor onderdrukte schrijvers. Komend jaar breng ik met een paar andere Nederlandse schrijvers het werk en de onmenselijke situatie van gevangen of gevluchte schrijvers (nog meer) onder de aandacht. Toha is een van deze schrijvers. Uit zijn essays en gedichten spreekt urgentie die ik in iedere vorm van literatuur zou willen zien. De beelden dringen zich als vanzelf op, zo zintuiglijk: de sinaasappel- en guavebomen waaronder hij middagen sterke thee dronk met zijn zussen, de maftoul van zijn schoonmoeder, die kun je haast ruiken, de maisvelden waar hij uren doorbracht, tot rust kwam. Alles weg, alles weggevaagd. Zijn Gaza, waar hij gevangengenomen werd en waaruit hij moest vluchten met zijn jonge gezin.

Laat deze woorden werkelijkheid worden dacht ik.

Als vanzelf dacht ik ook aan zijn werk toen ik vorige week het essay van Alma Mathijsen las: ‘Biscuit in tijden van bezetting’. Hierin maakte ik kennis met het werk van schrijver Mazen Maarouf, landgenoot en collega van Tabu. Mathijsen geeft weer hoe Maarouf humor in zet als stijlmiddel om de meest gruwelijke realiteit niet verteerbaar te maken, maar om die juist helderder te tonen: ‘In beide boeken van Maarouf trof ik iets dat ik nooit eerder zag: een mogelijkheid voor verbeelding in de meest gruwelijke omstandigheden. Juist wanneer alles hopeloos en oneindig lijkt. Niet om te vluchten in een fantasie maar om alles scherper te zien. Het is precies zoals Maarouf het zelf zegt, humor schept een ruimte die groter is. Zijn werk geeft ons de kans om na te denken, om adem te halen, en niet te verzinken in de enige emotie die ons wordt voorgeschoteld: wanhoop. De wereld die Maarouf schept is zoveel groter.’

Mathijsens essay is de eerste in onze nieuwe serie ‘Literair Monument’ waarin schrijvers een literair monument bouwen voor een andere schrijver die hen raakt, beweegt, intrigeert, aan het denken zet, inspireert. Welke literaire stemmen mogen (nog) wijder verspreid en luider gehoord worden? Welke schrijvers scheppen die grotere wereld die Mathijsen zo trefzeker schetst aan de hand van Maroufs werk. Een grotere wereld om in te verdwijnen, die gun ik ons allemaal. Om lering uit te halen, om ons te verplaatsen in anderen, om onszelf een spiegel voor te houden, om beter te willen doen, beter te willen zijn. Hoe heerlijk dat er zo veel literatuur is om ons daarin te leiden.

Een grotere wereld om in te verdwijnen, die gun ik ons allemaal.

‘Ik wil dat taal wint,’ zo besloot ik mijn brief naar Toha. Na een betoog over nietigheid, wanhoop, machteloosheid. Die is er nog steeds, natuurlijk is die er nog steeds, maar alsjeblieft, laat taal winnen, de meest pure, prachtige, grappige, verbeeldende, ons soms ook tot wanhoop drijvende taal.