Lisa Weeda over het tijdloze activisme van Svetlana Alexijevitsj

Op 28 september nam de Belarussische Svetlana Alexijevitsj de Belle van Zuylenring in ontvangst voor haar oeuvre. Schrijver Lisa Weeda sprak diezelfde avond een laudatio uit voor Alexijevitsj, waarin ze liet zien wat het belang van echte geschiedschrijving is. Een ode aan de Nobelprijswinnaar die de grenzen van de literatuur opnieuw uitvond en de geschiedenis herschreef met de stem van het individu.

Opslaan

Tags

Laudatio Belle van Zuylen
Foto: Maarten Mooijman

Word ILFU Member en steun onze schrijvers en verhalen

Vertel me meer

Brief aan Svetlana Alexijevitsj

Lieve Svetlana Alexijevitsj,

Ik schrijf je hier vandaag maar een brief, een monoloog misschien, ik doe maar wat duizenden mensen de afgelopen jaren hebben gedaan: tegen je aan praten. Hortend en stotend, openvallend, brekend, vol liefde, en in vreemde brokkelige stukken, zoals een mens nou eenmaal is.

Lieve Svetlana,

In 2016 reisde ik een maand naar Oekraïne samen met een fotograaf. We reisden door het land, bezochten verschillende steden en spraken met meer dan honderd jonge Oekraïense mensen, de eerste generatie geboren na de val van de Sovjet-Unie. Nieuwe mensen, vrije mensen. Mensen die op waren gegroeid in een democratie: raketbouwers, kunstenaars, IT-specialisten, fixers, yogaleraressen, boerenzonen. We ontmoetten een Joodse jongen in Odesa, hij zei dat alles helemaal naar de haaien ging in West-Europa, dat de vruchtbaarheidscijfers 'daar waar jullie wonen' zo laag waren, dat er straks geen bevolking meer over zou zijn. Ik zat tegenover hem in zijn café en luisterde naar hem, keek naar zijn zwangere vriendin, hoorde hem vertellen hoe hij een voetbalelftal aan kinderen wilde, inclusief bankzitters. Toen we het café verlieten, zei de fotograaf tegen mij: die vent is gek, wat een verhaal. Ik was net begonnen met het lezen van Het einde van de Rode Mens, en dacht aan hoe u (mag ik tutoyeren?) uw boeken opbouwde, hoe er honderden mensen aan het woord kwamen over een onderwerp, hoe u zo min mogelijk wilde spreken in uw boeken, hoe u vertelde (zag ik in een later interview): ‘ik schrijf liever zelf niet te veel in deze boeken, de stem van de auteur is onbetrouwbaar.’ Ik vertelde de fotograaf over uw werk, en over hoe vanaf de pagina’s van uw boeken tientallen mensen met allemaal verschillende ideeën en achtergronden met mij spraken vanaf het papier, alsof ik naast ze zat, en dat ik ze allemaal voor waar aan wilde zien, dat ik ze allemaal als mens wilde beschouwen. ‘Dus, nee,’ zei ik, ‘wat deze jongen zegt is niet raar, dit is gewoon zijn verhaal, een van duizenden.’

Toen ik terug thuiskwam van de reis, haalden mijn ouders me op van het vliegveld. Onderweg vertelde ik honderduit over de mensen die ik had ontmoet, over hoe de oorlog in de Donbas impact had op alle delen van hun dagelijks leven, hoe ik een jong koppel, George en Oksana had ontmoet in Dnipro. En hoe zij, samen met hun zoontje Leo en George’s moeder Jelena, halsoverkop uit Donetsk waren vertrokken toen de raketten pal naast hun net gekochte appartement begonnen te vallen. Ik vertelde mijn ouders hoe weinig spullen ze mee konden nemen, maar hoe George per se zijn langspeelplaten niet achter wilde laten, en hoe hij later nog terug was gegaan voor de lichtblauwe magnetron van zijn moeder. Nog jaren dacht ik aan die magnetron, aan hoe die voor een ander niets uit zou maken, maar voor de moeder van George wel.

Mijn vader reed. Tijdens het wachten voor een rood stoplicht zei hij: ‘dit zijn heel mooie verhalen, maar die verdwijnen allemaal. Ze verdwijnen achter de geschiedenis zodra die straks in een kort aantal zinnen in de boeken beschreven wordt. Dat is wat de mensen in de toekomst zullen lezen, een paar zinnen, meer niet.’

De moed zonk me in de schoenen. Ik had zin om hem vanaf de achterbank op zijn hoofd te timmeren. Hoe kun je de geschiedenis zo kapot maken, zo stuk? Wat is de geschiedenis meer dan mensen, dan hun verhalen?

Lieve Svetlana,

‘De literatuur zit te krap in haar grenzen,’ zei je eens. Ik weet niet meer wanneer, want ik houd nogal onduidelijke aantekeningen bij in mijn iPhone, maar ik weet wel dat die zin van jou was en dat die vaak door mijn hoofd spookt. Omdat deze zin wat mij betreft zeer waar is. De literatuur durft het soms niet aan, al die hortende en stotende meerstemmigheid, al die plotloos lijkende levens die een gesprek met elkaar aan gaan over iets ongrijpbaar groots, als een schitterend mozaïek.

Als ik aan jouw boeken denk, lieve Svetlana Alexijevitsj, dan denk ik geregeld aan een kristallen Swarovski beeldje dat bij mijn Oekraïens-Russische oma in de woonkamer stond. Het was rond, iets groter dan een pingpongbal, de onderzijde was plat. Het was van glimmend onbekrast kristal (mijn oma poetste het altijd netjes op), en zat vol met aaneengeschakelde driehoekige vlakken, veertig of vijftig, meer misschien, allemaal perfect geslepen. Als de zon op dit veelhoekige swarovski-beeldje viel, vulde de woonkamer van mijn oma zich met tientallen verschillende kleuren.

Als kind ging ik altijd naast haar zitten met die swarovski bal in mijn hand, en keek ik hoe zij weer eens naar anderen luisterde, terwijl zij zelf (zou ik later ontdekken) een dijk van een levensverhaal in haar kontzak had zitten, zo groot als de geschiedenis van Oekraïne zelf, zo groot als alle tegenstrijdigheden van een leven in de Sovjet-unie en een leven in oorlogstijd: een oom die doodvroor in een goelag, een nicht die verliefd werd op een man die niets van politiek wilde weten en daardoor gevaar liep met de dood tot gevolg, een oom die met de Duitsers mee ging vechten omdat hij ooit zijn vrienden geëxecuteerd had zien worden, het verlies van een zus door een grote hongersnood. Allemaal menselijke verhalen, meer niet, kleine druppels op de gloeiendhete plaat van de alomvattende, soms vreemd ingewikkelde en ongelofelijke geschiedenis.

Die soms felgekleurde woonkamer was de plek waar zij, mijn grootmoeder, vaak alleen maar zei: ‘Nee, nee, wat maakt het uit, vroeger, dat is geweest.’

Deze uitspraak van mijn oma verwierp jij compleet met jouw boeken. Jij volgde juist alle normale stemmen van normale mensen naar warme liefdevolle woonkamers, donkere moerassen, grauwe werkplekken, verlaten steden, mooie begraafplaatsen. Ik leerde van jou: menselijke verhalen zijn eindeloos fascinerend en belangrijk. En de waarheid van de normale mens ook.

En die menselijke ‘waarheid’, leerde jij mij, die schuilt niet in vragen over ‘grote politiek’, die gaat niet over ‘de enkele zinnen, die straks in de geschiedenisboeken overblijven’, zoals mijn vader zei. Nee, schrijf jij (en dan citeer ik direct uit het voorvoord van Het einde van de Rode Mens): “De geschiedenis interesseert zich alleen voor feiten, de emoties blijven buiten beschouwing. Maar het gaat juist om de andere verhalen; om liefde, afgunst, jeugd, ouderdom. Tijd, geschiedenis gaat over muziek, dansen en kapsels.’

Op een feest van mijn uitgeverij, de uitgeverij die jouw werk in het Nederlands uitgeeft, ontmoette ik ooit de corrector van jouw boeken. Ze had een vol glas witte wijn vast, dat ze zwierig heen en weer bewoog terwijl ze praatte over jouw werk, ik denk dat ze het in het bijzonder had over De oorlog heeft geen vrouwengezicht, een boek dat mij met vele klappen tegelijk tegen de grond wist te werken, in al haar duister, en al haar tederheid.

‘Het was zo godverdomme gruwelijk om te lezen,’ zei de corrector steeds, terwijl ze heen en weer zwaaide met dat glas en steeds scheuten wijn over mijn kleren heen gooide, ‘droevig en mooi en hard. Ik kon dat toch niet in een ruk door zitten corrigeren? Ik moest pauzes nemen!’

Dat is denk ik het verschil, lieve Svetlana Alexijevitsj: van platte, schoolse geschiedenisboeken hoeven we geen pauzes te nemen. Die saaie teksten gaan gewoon het ene oor in, het andere oor uit, en daarna is er een overhoring over jaartallen en hoogtepunten, over dat ene geweerschot en dat ene verdrag, over een pact hier en een pact daar. Daar blijft geen bal hangen.

En dat is een groot gemis, 1) op empathisch vlak (want dit soort feiten voel je niet in je lichaam) en 2) als het gaat over de toekomst (want als je niet weet wat leed is, of liefde, of diep verdriet, hoezo zou je het dan een ander niet aandoen?).

Ik zou daarom graag pleiten voor het volgende: laten we boeken zoals jij ze schrijft lezen in de geschiedenisles. Boeken waarin jongens terugkeren uit de Afghaanse oorlog en een dorpsgenoot met een keukenbijl vermoorden, ‘op de Afghaanse wijze,’ en die keukenbijl gewoon weer terugleggen in de keukenla van hun moeder. Boeken waarin die moeder naar de gevangenis gaat om haar zoon op te zoeken en de honden van de gevangenis de hele tijd hoort janken. Kijk, dat is wat oorlog doet en is, dat onthoud je wel. Daar wil je wel over overhoord worden – of, nou ja, ik wel tenminste.

We zouden moeten lezen over de man die teruggaat naar de verboden zone van Tsjernobyl om zijn oude voordeur uit te scharnieren te tillen. Hij bindt die deur op het dak van zijn auto en rijdt ermee naar zijn nieuwe huis. Op die deur kan hij zijn overleden dochter leggen, voordat zij begraven wordt, precies zoals zijn vader ooit op die deur gelegen heeft toen hij stierf. Dat is Tsjernobyl, dat is hoe lang een nucleaire ramp doorzingt: een aan straling overleden kind lang.

Lieve Svetlana, we leven, denk ik, in een tijd van steeds smaller wordende waarheden, van steeds meer hapsnap-flits-activisme, van steeds catchier wordende headlines, van steeds minder diep lezende mensen.

(Hier in het westen, in ieder geval, zijn er nog maar weinigen die weten wat het betekent, om, zoals jij deed bijvoorbeeld, elke zondag de straat op te gaan om te protesteren tegen een regime, tegen een dictator. We hebben geen idee waar we die energie en kracht vandaan moeten halen, hoe we dingen een halt toe moeten roepen, hoe we op moeten staan, terwijl de boel hier in Europa toch ook echt met een rotgang aan het afglijden is en we jouw woorden, uitgesproken in een interview zouden moeten horen en meteen zouden moeten toepassen: ‘Er moeten internationale mechanismen komen, en als er een opkomende dictatuur ontstaat, moeten die mechanismen die in de kiem smoren. Anders kijken we allemaal machteloos toe en vragen we elkaar: “Wat kunnen we doen?”’)

We leven in een tijd van steeds kortere concentratiespannes, van oproepen die viral moeten gaan en makkelijk deelbaar moeten zijn, van enen en nullen, van snel kunnen kiezen, van vlug willen weten waar je bij hoort. Jij laat juist zien dat de menselijke waarheid eindeloos geschakeerd is, eindeloos tegengesteld, eindeloos paradoxaal, eindeloos uiteenvallend in verschillende kleuren.

Bij elke herlezing valt jouw werk meer en meer dit heden in. Soms zagen jouw boeken denk ik zelfs de toekomst: een tijd waarin de vrijheid, zoals het verleden al liet zien, te gevaarlijk bleek te zijn voor wie niet wist hoe ermee om te gaan – simpelweg omdat diegene het nooit geleerd had. Jouw werk evolueert met de tijd mee, legt het heden soms nog beter onder een vergrootglas dan toen je de woorden ooit op papier zette. Jouw schrijven, is, in mijn optiek, een tijdloze vorm van activisme. Een zacht doordreunend soort activisme, dat het heden ontstijgt, maar nooit loslaat.

Jouw werk is geen korte uithaal die in zijn eentje op een zeepkist uit alle macht wat staat te roepen, nee, jouw werk is een koor, is een massa aan mensen zo ver je kijkt. En als je die massa op zou willen sluiten of weg zou willen halen, tot stilte zou willen manen, zou je niet weten bij wie je zou moeten beginnen. Van deze massa kan je geen paar zinnen maken in een geschiedenisboek, deze massa is als die bol in mijn oma’s woonkamer: als je er licht op schijnt valt het uiteen in duizend verschillende kleuren. In een eindeloos aantal stemmen dat één en dezelfde vraag nooit hetzelfde zal beantwoorden. En misschien is precies dat het beangstigende, of, nee, het sterke, aan jouw boeken.

Misschien is precies dit wat er zo belangrijk en gevaarlijk is: juist deze massa, die eindelijk vrij vertelt hoe het weggestopte, tot korte zinnen verkapte, verzwegen verleden was, kan een korte, zakelijke zin uit een saai geschiedenisboek uiteen laten vallen in duizenden boeiende losse stemmen die je nooit meer loslaten, die altijd bij je blijven, die je ziet als je vandaag het nieuws aan zet, als je je telefoon openswipet.

Jouw boeken bewijzen dat duizenden ooggetuigen, die massa, opgebouwd uit zoveel individuen die eindelijk door jou en het papier en mensen overal ter wereld gezien werden, iets waard zijn. Die boeken laten, net als jij, de maker van deze boeken, zien dat een stem, de stem van het individu, een duw aan de geschiedenis kan geven die niemand verwacht.

Tot slot zou ik daarom willen zeggen, lieve Svetlana: geen duizendtal zinnen is voldoende om te benadrukken wat jouw werk voor mij als schrijver betekent, maar vooral: hoe belangrijk het is om juist nu jouw werk te lezen, in deze compleet omkieperende tijd, tijdens deze gelivestreamde geschiedschrijving die zich om ons heen voltrekt, terwijl we niet weten waar we moeten kijken, naar wie we moeten luisteren of wat onze stem waard is. Jouw werk omvat alles wat we nu moeten weten als we vragen hebben over hoe we leed willen voorkomen. En jouw werk leert ons ook een simpele humane les: de geschiedenis is soms niet meer dan een lichtblauwe magnetron. En een jongen die daarvoor terugreist naar een oorlogsgebied, zodat zijn moeder iets van haar oude, vernietigde leven bij zich heeft.

Ik dank je (namens vele generatiegenoten, ook, geloof me) daarom voor jouw werk.

En ik kijk reikhalzend uit naar je volgende boek.

Kijk hier de hele Belle van Zuylenlezing terug