De mens is niet de laatste trede op de ladder naar goddelijk vernuft

Veel mensen zijn tegenwoordig bang dat de razendsnel ontwikkelende kunstmatige intelligentie de menselijke intelligentie voorbij zal streven. Maxim Februari deelt die angst niet: 'Die bewering gaat eraan voorbij dat de natuur al vanaf het ontstaan van de mens wemelde van de rivaliserende intelligenties.' Deze week bediscussieert onze gasthoofdredacteur het gelaagde begrip 'intelligentie'.

Tags

Column
Foto: Niek Stam

Word ILFU Member en steun onze schrijvers en verhalen

Vertel me meer

Het raarste boek dat ik in tijden las, kreeg ik cadeau van iemand die op bezoek kwam om over intelligentie te praten. Het gesprek ging over de nadelen van 'hoogbegaafdheid' en de voordelen van 'zwakbegaafdheid' – of andersom, dat kan ik me niet meer herinneren - en het cadeau paste daar wonderwel bij.

Op de kaft werd de roman Flowers for Algernon van Daniel Keyes uit 1966 aangeprezen als een moderne klassieker. ‘A timeless tearjerker.’ De krant The Guardian had het boek zelfs een meesterwerk genoemd van schrijnende briljantie en dus begon ik opgewekt te lezen. Vijf miljoen exemplaren verkoopt een schrijver niet voor niets wereldwijd.

Het bleek, zoals ik zei, een raar boek. De verteller, Charlie, is aanvankelijk een schoonmaker in een bakkerij met een verstandelijke beperking. Hij beschrijft in onbeholpen proza hoe hij naar school gaat, in de hoop serieus te leren lezen, en hoe hij belandt in een experimentele medische behandeling die hem uiteindelijk een IQ van 185 oplevert. Tegen de tijd dat het zover is, is zijn proza hoogst sophisticated geworden.

Je kunt niet stellen dat de mens het geniale eindpunt is van een evolutie waarin organismen zich van domheid naar slimheid hebben ontwikkeld.

Het gesprek aan mijn keukentafel was gegaan over het menselijk IQ en over kunstmatige intelligentie en over de vraag hoe je die beide moet meten. Ik had dus maar weer gezwaaid met een artikel van Kevin Kelly uit 2017, The Myth of a Superhuman AI, want dat doe ik in zo’n geval altijd. Dat IQ van 185 van de hernieuwde Charlie betekende weliswaar dat hij goed had leren lezen en schrijven, maar Kevin Kelly herinnert ons eraan dat er meer onder de zon is dan lezen en schrijven alleen.

Daar was Charlie trouwens ook al achter gekomen, want hij mocht dan na zijn behandeling opeens superieur kunnen redeneren, hij was ook veel kwijtgeraakt. ‘Toen ik zwakbegaafd was, had ik veel vrienden, nu heb ik er niet een.’ Oké, dat was een tikkeltje clichématig, maar Charlie had wel gelijk toen hij zei dat ‘intelligence alone doesn’t mean a damned thing’. Sterker nog, begaafdheid betekent alleen iets in de context van een bepaalde taak.

Kevin Kelly legt uit dat natuurlijke intelligentie niet lineair en ééndimensionaal is. Je kunt intelligentie niet meten zoals je temperatuur of decibellen meet en je kunt niet stellen dat de mens het geniale eindpunt is van een evolutie waarin organismen zich van domheid naar slimheid hebben ontwikkeld. De mens is niet de laatste trede op de ladder naar goddelijk vernuft.

In deze eeuw, en zeker sinds de lancering van ChatGPT in 2023, zingt de bewering rond dat de mens plotseling moet opboksen tegen een rivaliserende intelligentie. Maar die bewering gaat eraan voorbij dat de natuur al vanaf het ontstaan van de mens wemelde van de rivaliserende intelligenties en dat die allemaal steeds heel verschillend van aard zijn geweest. Je moet ook niet denken dat de mens binnenkort wordt overtroefd door AI: kunstmatige intelligente wezens zijn niet ‘superhuman’, zegt Kelly, ze zijn niet slimmer dan de mens, maar anders.

Insecten en planten kunnen simpelweg weer andere dingen dan mensen en datasystemen. Daarom schreef Miek Zwamborn in haar bijdrage deze week ook dat ze haar schrijftafel verliet en onder de zeespiegel naar school ging ‘om tussen de wieren naar taal te zoeken’. Niet dat ze zich voorstelde daar woorden te vinden, ze zocht er iets anders, een aanpak die haar in staat zou stellen te schrijven in overeenstemming met ‘het a-ritmische wuiven’ van het wier.

Mariken Heitman vond iets in lessen over osmose en celwanden: ‘Hoe bloed communiceert met organen, hoe water de plantenwortel intrekt, het nut van zo’n celwand die allesbehalve passief is, en hoe het overgrote merendeel van de levensvormen, zoals bacteriën, pantoffeldiertjes, plankton, zonder hart functioneert. Alles stroomt, ja, ik snapte iets van het leven.’

Kortom, andere intelligenties omringen ons en er valt half iets te halen aan begrip als we het water instappen. We worden zelf geen wier of een zakpijp, maar we snappen wel iets van de samenhang. En zo kom ik eindelijk bij mijn verwondering over Flowers for Algernon - en waarom ik het een raar boek vond.

Je zou verwachten dat iemand die naar de genialiteit was gekatapulteerd niet alleen een betere spelling en een iets rijkere woordenschat zou hebben gekregen dan zijn vroegere zwakbegaafde zelf. Intelligentie is niet ééndimensionaal, zegt Kevin Kelly, en schrijven is dat volgens mij ook niet. In het ideale geval had Charlie de gehele samenhang in de kosmos beschreven in een speciaal daarvoor ontworpen fonkelende nieuwe kunsttaal. Maar misschien was hij dat ook wel van plan. Helaas bleek het effect van de medische behandeling tijdelijk en keerde Charlie terug naar zijn ongeletterde leven met meer vrienden en veel meer plezier.