Er zit niets anders op dan de natuur in ons weer aan het woord te laten
Einstein zei dat je goed op bijen moet passen. ‘Als de bij van de aardbol zou verdwijnen’, zei hij, ‘zou de mens nog maar vier jaar te leven hebben.’
Althans, Einstein heeft dit nooit gezegd, maar het is hem in de mond gelegd door wanhopige imkers die in 1994 waarschuwden voor het verdwijnen van de bij en voor het gevaar dat fruit en bloemen daardoor liepen. En vervolgens de dieren. En binnen vier jaar dus ook de mens.
Vorige zondag zat ik op een stoeltje in een groen Duits woud te luisteren naar een literaire lezing. Einstein passeerde met zijn corrupte imkercitaat de revue en daarna viel de naam van Euridice, want ook haar verhaal gaat over bijen.
Euridice: zat die niet in de onderwereld? Jazeker, de waternimf Euridice kwam in de onderwereld terecht nadat de imker Aristaios zich aan haar had opgedrongen, waarna zij vluchtte en in haar vlucht op een slang trapte, die haar ogenblikkelijk doodbeet. Voor straf lieten de andere waternimfen alle bijen van Aristaios sterven.
Dat ik daar in Duitsland over bijen hoorde praten was een opmerkelijk toeval, want pal ervoor had ik een verhaal van Maartje Smits over bijen gelezen. Of misschien was het geen toeval. Ik had Maartje Smits zelf gevraagd erover te schrijven, nu het ILFU Festival heeft gekozen voor het thema Nature’s Narrative. De literatuur houdt zich op dit moment volop bezig met de natuur in ons en om ons. De Duitse schrijversdagen die ik bijwoonde, gingen over mergel en kreupelhout, over landschappen en bijen.
De Duitse dichters vroegen zich af of dit schrijven over natuur een cultuurverschijnsel is of juist een natuurverschijnsel. Je kon best volhouden, zeiden ze, dat de taal waarin we over de natuur spreken zelf tot de natuur behoort. Dat ons lied samen met het lied der aarde het narratief is van de natuur. Wat zeggen dieren over ons, vroegen ze zich af, en ik dacht op mijn stoeltje dat bijen misschien ook wel een Einstein-bij woorden in de mond leggen over ons sterven.
In mijn weekendtas zat het boek Wanneer dieren dromen (2023) van wetenschapsfilosoof David Peña-Guzmán. Dit ging ook over het narratief van de natuur. Op de achterflap las ik dat andere dieren waarschijnlijk om dezelfde redenen dromen als wij: ze verwerken net als wij informatie in hun dromen tot een coherent wereldbeeld. ‘Daarmee bewijst het dromen dat dieren geen simpele input-outputmachines zijn.’
Over die laatste opmerking viel lang na te denken. Want waarom zou je aannemen dat dieren wél simpele input-outputmachines zijn? Waarom zou je überhaupt denken dat levende wezens machines zijn? Peña-Guzmán bleek die gedachte dan ook zelf in zijn filosofische conclusies streng van de hand te wijzen.
Het is ijdelheid te denken dat alleen mensen een wereldscheppend vermogen bezitten, schrijft hij. We denken wel dat de hele wereld een echo van de mens is, een kopie, maar Nietzsche zei al dat muggen ongetwijfeld precies hetzelfde denken en muggenwerelden bouwen door hun beeld op de kosmos te projecteren.
Nietzsche, Darwin: ze zagen het artistieke vermogen tot het scheppen van werelden ook in andere dieren dan de mens alleen. Wij dichten niet alleen over de natuur, de natuur dicht terug, en ze dicht in ons.
Intussen zat ik dus op dat stoeltje in het groene woud en dacht na over stervende bijen. Dat sterven is een straf, was de conclusie. Je kon wel proberen een duidelijke oorzaak aan te wijzen, vergiftiging door pesticide, genetische modificatie van de gewassen, ondervoeding, straling, maar al die oorzaken telden op tot de gedachte dat wij ons net als Aristaios hebben opgedrongen aan de wereld en dat daarom onze bijen van ons worden afgepakt.
We zijn vergeten in gesprek te blijven met de muggendromen, met de bezielde aarde, leerden de dichters, en er zit niets anders op dan de natuur in ons weer aan het woord te laten. Dat kon misschien het best, dacht ik op mijn stoeltje, door terug te keren naar de heel oude dichters. Naar Vergilius, die in zijn Georgica beschreef hoe Aristaios zijn bijen uiteindelijk weer terugkreeg.
Volgens Vergilius kwam de redding voor Aristaios door de bugonia, het rituele offeren van wilde stieren aan de nimfen, waarna uit het rottende vlees van de kadavers zomaar vanzelf nieuwe bijenvolkeren omhoog zoemden. En dat was, in al zijn dichterlijke gruwelijkheid, dan toch een hoopvol symbolisch beeld, besloot ik.