De vraag is hoe mooi je wilt schrijven in het aangezicht van de wereld

Vandaag een nieuw weekoverzicht van Maxim Februari. In zijn nieuwe rol als gasthoofdredacteur van ILFU is hij veel bezig met de rollen en potentie van literatuur. 'Wat voegt de literaire schrijver toe aan alles wat de journalistiek en de betrokken burgers al hebben gemeld?' Binnen dat kader betoogde Pauline Slot in haar bijdrage waarom fictie zich bij uitstek leent om te schrijven over persoonlijk leed en trauma en tipte Frans-Willem Korsten zes literaire teksten waar juristen baat bij kunnen hebben.

Tags

Column
Foto: Niek Stam

Word ILFU Member en steun onze schrijvers en verhalen

Vertel me meer

Er gebeurt van alles in de wereld. Wat zullen we daar eens over zeggen? Er zijn standpunten in te nemen en petities te ondertekenen, er zijn bestuursfuncties te vervullen van organisaties met wereldverbeterende ambities, we moeten onszelf engageren. Maar dat mag dan allemaal zo zijn, de vraag blijft wat de literatuur daarmee te maken heeft. Wat voegt de literaire schrijver toe aan alles wat de journalistiek en de betrokken burgers al hebben gemeld?

Deze week pieker ik nogal over de rol van de literatuur. Omdat ik me dit hoofdredacteurschap tijdelijk op de hals heb gehaald, spreek ik meer schrijvers dan ik ooit eerder in mijn leven ben tegengekomen en opeens zie ik mezelf geconfronteerd met twee levensgrote problemen.

Ten eerste is er de vraag waar ik het met al die schrijvers over moet hebben. Over de wereldproblematiek? Klein geluk? Ten tweede vraag ik me af of ik in dit vaste weekoverzicht wel namens hen kan spreken. Tot voor kort ben ik lange jaren opiniecolumnist geweest, en in die rol was het handig een opinie te hebben, maar hier kan ik mijn praatjes beter voor me houden. Voor je het weet krijgen de hier publicerende schrijvers spijt dat ze zich met me hebben geëncanailleerd.

Misschien verklap ik niet al te veel als ik vertel dat een aantal van hen zich op het moment nadrukkelijk het hoofd breekt over esthetiek. Ja, er is veel te doen in de wereld, en ja, daar wil de schrijver zich af en toe over uitlaten. Maar hoe? En hoe mooi mag het resultaat worden? Anders dan buitenstaanders soms denken is de belangrijkste vraag in de literatuur niet hoe mooi je kunt schrijven. De vraag is hoe mooi je wilt schrijven in het aangezicht van de wereld.                                                            

Tegelijkertijd heeft een literaire stijl altijd – ook als de schrijver expres niet mooi wil schrijven, ook als de tekst genadeloos op onthulling is gericht – een verbloemende functie. Onvermijdelijk krijgt elke tekst een verzachtende vorm die afstand schept tussen de lezers en de ellende.

Pauline Slot ontrafelt deze kluwen vakkundig in haar bijdrage ‘De gewonde schrijver, over lijden op papier’. Ze laat zien hoe zieke en getraumatiseerde verhalenvertellers hun ervaringen geschikt maken voor lezers die ‘wel geraakt willen worden, maar niet gewond willen raken’.

Als je leed in een boek niet esthetiseert is het voor lezers nauwelijks te verdragen. Daarom moeten schrijvers een vorm kiezen die lezers in staat stelt naar het leed te kijken zonder kopje onder te gaan. ‘Ter geruststelling moeten de lichten in de filmzaal blijven branden.’

Ik haast me te zeggen dat die geruststelling bepaald geen speciale eigenaardigheid is van de literatuur. Voordat de suggestie ontstaat dat literaire auteurs bij uitstek een draai aan de dingen geven, wil ik erop wijzen dat iedere schrijver of spreker dat doet. Politici kiezen uiteraard ook een vorm voor hun boodschap. Ze schetsen problemen en voegen er hoop aan toe of zoiets moois als een oplossing. Anders zou geen mens hen geloven of op hen stemmen. Journalistiek en wetenschap kiezen net zo goed een vorm die tekst behapbaar maakt.

Maar anders dan in al die andere domeinen is de verbloeming in de literatuur een onderdeel van de boodschap: de esthetisering maakt inzichtelijk hoe we vormgeven, hoe we een verhaal maken van het leven, van de wereld, en hoe we dus liegen, waar het verhaal althans wringt.

Frans-Willem Korsten laat in zijn bijdrage deze week zien dat beoefenaren van het recht iets kunnen opsteken van die draai die literaire auteurs in vol bewustzijn aan verhalen geven. Wie schrijft, schept daarmee een werkelijkheid. En wie weloverwogen mooi schrijft, loopt kans te winnen. Dat alles geldt niet alleen voor de literatuur, het geldt ook voor het recht. ‘In de strijd om het recht is het esthetische potentieel van taal doorslaggevend.’

Ik verklap tot slot niet te veel als ik vertel dat schrijvers nogal eens brommen over de moderne neiging een literaire tekst terug te brengen tot het wat, een plot, een scenario, een whodunnit. Hoe vaak lees je in besprekingen nog over het hoe? Terwijl juristen toch echt niet de enigen zijn die leren van de draai die schrijvers aan alles geven: iedere lezer kan erdoor leren begrijpen hoe recht en onrecht werken.