Pride, zonder vooroordelen

Terwijl de regen grijze lappen voor de hemel hangt, wapperen en stralen de Pride-vlaggen in onze hoofdstad tijdens de Pride Amsterdam. Maar wat betekent het woord Pride eigenlijk in de context van Gay/Queer Pride? Over wat voor soort Trots hebben we het als we het over (de) Queer Pride hebben? Exploring Stories-gast Martha Claeys legt het uit in haar boek Trots, de filosofie van een emotie.

Tags

Exploring Stories LGBTQ+ Essay
Beeld: Steve Johnson

Word ILFU Member en steun onze schrijvers en verhalen

Vertel me meer

Trots, zonder vooroordelen

Trots lijkt op het eerste gezicht een makkelijk begrip: je bent trots op iets of iemand omdat jijzelf of die ander iets bijzonders heeft verricht: je moeder die op haar 78e een pelgrimstocht naar Santiago heeft gelopen, je nichtje dat haar C-diploma heeft gehaald; of de trots op jezelf omdat je na 134 lessen eindelijk je rijbewijs hebt gehaald. 

Vaak blijft ons denken over trots op dit niveau hangen: een plezierige emotie die ons gevoel van eigenwaarde (tijdelijk) vergroot. Trots is echter een veel breder begrip, maakt de Belgische filosofe Martha Claeys ons duidelijk in haar boek Trots, de filosofie van een emotie (Boom, 2023). Trots heeft namelijk niet alleen met het behalen van als overwinningen beschouwde doelen te maken, het heeft ook te maken met onze identiteit en waar wij voor opkomen of vechten. De ‘Pride’ die de LHBTIQ+-gemeenschap in het leven geroepen heeft komt voort uit een tegengesteld gevoel dat deze gemeenschap jarenlang is aangepraat: dat van schaamte. Minderheidsgroeperingen zijn de afgelopen eeuwen voornamelijk belaagd, gemarginaliseerd, vernederd, ontkend en bespot. Trots is een effectief tegengif: het wil niet zeggen: wij zijn beter, of wij zijn winnaars – nee, het wil zeggen: wij mogen én willen er ook zijn, net als iedereen, en tonen dat. We zijn trots op wie zijn, en hoe we dat willen zijn, zonder daar verantwoording voor af te hoeven leggen: trots als middel om gelijkwaardigheid te bereiken en vooroordelen te verdrijven.

Martha Claeys – Trots, Uitgeverij Boom, 2023

Trots is een diepgaande en complexe emotie en Martha Claeys maakt je als lezer duidelijk dat er niet zoiets als een eenduidige beleving van bestaat. Het begrip komt bijvoorbeeld ook terug in De Argonauten van Maggie Nelson (op 23 september bij ons te gast in een exclusieve Book Talk – #trots): 

Je liet me een essay lezen over butches en femmes, met daarin de zin: “Femme zijn betekent trots uitdragen waar ooit schaamte was.” Je probeerde me iets duidelijk te maken, me te voorzien van informatie die ik nodig zou kunnen hebben. […] Ik zei tegen je dat ik wilde leven in een wereld waarin niet trots het tegengif is voor schaamte, maar eerlijkheid. Je zei dat ik verkeerd had begrepen wat jij onder trots verstaat.

Maggie Nelson, vertaling Nicolette Hoekmeijer

Ook wanneer de polarisatie Trots en Schaamte benoemd wordt, weten we vaak nog niet precies welke trots, welke schaamte. Eke Krijnen schreef een mooi essay in de Volkskrant (13 november 2022) over de dubbele moraal die minderheidsgroepen juist in stand houden door trots in te zetten als wapen tegen schaamte. Want trots is in dit geval verzet tegen het geweld van wat ik hier maar even het ‘maatschappelijk veld’ noem, een in onze samenleving geïnterneerde afwijzing van ‘minderheidsgroepen’. Door onze trots in te zetten tegen de afwijzing van de ander, vergeten we dat niet het queer-zijn zélf leidt tot pijn en verdriet, niet het anders zijn, maar 'de afwijzing van de maatschappij van wat anders is’, aldus Krijnen. Trots is effectief als afweermechanisme op het moment dat de pijn die je wordt aangedaan te veel is, en het levert tijdens de Pride, vooral bij het publiek dat zich als één zenuwstelsel met elkaar verbindt als één prachtige queer-eenheid, een geweldig gevoel op, maar het is ook een droom die ontzettend snel weer uit elkaar ploft als je je uit dat samengesmolten queer-lichaam losmaakt.

Alles wat ik hierboven geschreven heb is natuurlijk ook een persoonlijk verhaal. Een deel van mij is heel trots dat we dit jaar veel geweldige queer-schrijvers hebben (Maggie Nelson, Ali Smith, Jeanette Winterson, Daniel Schreiber en Minke Douwesz – ieder met haar/zijn eigen opvatting over trots en schaamte), een deel van mij hoort dan meteen de stemmen van de non-queers om mij heen: ‘Hoezo trots, dat zijn toch gewoon hele goeie schrijvers, het is toch juist mooi dat we bij die namen niet meteen aan queer-schrijvers denken?’ Maar ik ervaar het als reductie wanneer ze ‘gewoon hele goeie schrijvers’ zijn, mijn trots zit er namelijk ook in dat ze tot ‘mijn groep’ behoren, dat ze een beetje van mij zijn, dat wij samen iets delen dat we niet met iedereen hoeven te delen en ook niet willen delen – we hebben elkaar heus nog altijd van alles uit te leggen (zie ook het citaat van Nelson hierboven), maar dat niet, niet wie we zijn als queers. Dit gezegd hebbende: trots betekent geen exclusieve toe-eigening, ik wil mijn trots juist delen, dat iedereen het ziet: dit zijn inderdaad hele goeie schrijvers, maar gewoon hoeven ze gelukkig niet te zijn.