Als je een dier bent zonder mond, zoals de lintworm, wordt spoken word poetry lastig. En als je geen hoofd hebt, zoals de zeester, is essayistiek een probleem. In onze intellectuele cultuur wordt het feit nogal eens onderschat, maar het is toch echt je lichaam dat bepaalt welke taal- en kunstvormen mogelijk zijn. Kwallen en inktvissen, die geen tong hebben, klinken onvermijdelijk anders dan een mens.
Lichamen zijn van oudsher bepalend geweest voor het opmeten van de wereld: palm, duim, voet en el voor de lengte, het okshoofd en de zwijnskop voor de inhoud van een vat. Precies zo is de literatuur bepaald door de dimensies van de menselijke spraak: veel hangt af van je ademhaling en de stand van je mond.
Dat geldt voor proza en poëzie net zo goed als voor toneelliteratuur en libretti. Lezer en schrijver lezen op het ritme van hun hartslag en ze horen zichzelf in hun hoofd met hun eigen of andermans stem praten.
In maart dirigeerde de jonge Duitse dirigente Johanna Soller in Naarden bij de Bachvereniging de Mattheüs Passion. Ging ze het anders doen dan haar voorgangers, dat dirigeren? Tja, antwoordde ze de NRC, dat was lastig te zeggen, ze had ze niet allemaal gehoord.
Voor haar zelf was het in ieder geval erg belangrijk hoe woorden worden geplaatst op de muziek. ‘Hoe beklemtoond of onbeklemtoond een bepaalde lettergreep is, en wat dan precies de kleur is van de onbeklemtoonde klinker.’ Ze vroeg zich bijvoorbeeld af hoe helder de ‘e’ mag zijn in ‘Verräter’. En in de frase ‘Sehet! – Wen? – den Bräutigam! – Seht ihn! – Wie? - als wie ein Lamm’ moet de ‘a’ in Lamm anders klinken dan in Bräutigam, want in Lamm is de lettergreep beklemtoond.
Hier verschilde de uitvoering van de Mattheüs niet veel van spoken word en slam poetry, waar het net zo goed belangrijk is hoe lang de a’s en de e’s klinken. En in geschreven teksten is het niet minder belangrijk hoe lang de a klinkt in een woord als ‘verrader’.
Aandacht voor het menselijk lichaam kun je in de literatuur natuurlijk ook gemakkelijk genereren door gedichten op je lichaam te tatoeëren. Kristine Snodgrass heeft dit met haar visuele gedichten gedaan: in haar bundel Gradients vind je de foto’s.
Maar er zijn meer lichamen in de wereld aanwezig dan alleen dat van de mens. En het wordt helemaal spannend als je die andere lichamen, zonder hoofd of tong, de literatuur binnenbrengt. Tirza Brüggeman heeft deze week schrijvers aan het woord gelaten die de wereld van dieren aftasten. Niet zozeer door óver de dieren te schrijven, maar door gedachten vanuit hun leefwereld te laten ontstaan.
Hier komen lezers en schrijvers op avontuurlijk terrein. Ook op avontuurlijk literair terrein; zeker als je de menselijke taal verlaat en probeert de taal van de anderen te benaderen. Heidegger, lees ik ergens in een interview met de schrijver Brakman, heeft ooit gezegd dat wie verwoed naar een woord zoekt en het niet vinden kan, eigenlijk het fenomeen peilt dat taal heet.
Deze omschrijving, zegt Brakman, geeft aan hoe iets al kan zinderen van betekenis nog voordat je de woorden gevonden hebt. ‘Een spraak nog voor de discipline van de taal wordt ingeschakeld. Iedere schrijver behoort door dat gebied te worden gefascineerd en zijn maatregelen te treffen.’ Wie goed schrijft, staat hier voor een raadsel, zegt hij. Wie slecht schrijft ook, maar die weet het niet.
Je kunt zeggen dat dit zinderen van betekenis, dat bestaat nog voordat de woorden zijn ingeschakeld, ons naar het domein voert dat we delen met de rest van de natuur. Allereerst met dieren, ook als ze een spraaksysteem hebben dat anders gevormd is dan het onze. Het betekent dat daarbuiten, buiten onze boeken en gesprekken, iets taligs bestaat dat voorafgaat aan de menselijke taal.
De zoektocht naar Nature’s Narrative, die het ILFU Festival dit jaar onderneemt, kan een poging zijn dit fenomeen te peilen. Op dit moment in de menselijke geschiedenis is dat een urgente onderneming. Kijk je naar alle actualiteiten, dan zie je dat de geschiedenis zich in een cyclus van 50 of 100 jaar herhaalt; maar daaronder ligt een diepere laag van voorhistorische eeuwigheid, die zich nu aan ons voordoet.
Op dit platform kan ik niet anders dan mijn menselijke taal spraken. Gelukkig zijn er dichters, die het natuurgebied rondom de woorden betreden. Sofie Verdoodt schreef drie gedichten. In één ervan worden kinderen door ouders als vlinders op hun bed geprikt – in alle wordt het fenomeen onderzocht dat taal heet.