In Het verhaal van mijn schaarste legt Groen feilloos bloot hoe economische tekortkomingen onder andere ook sociale tekortkomingen kunnen veroorzaken. ‘Schaarste, in welke vorm dan ook, zorgt ervoor dat je gedrag gaat vertonen dat meer schaarste creëert, ook andere vormen van schaarste. Zo maakt armoede mensen bijvoorbeeld minder slim, gemiddeld dertien iq-punten, om precies te zijn.’ Ik raad iedereen aan haar boek te lezen, en voor degenen die nog veel meer over het onderwerp willen weten tipt de auteur deze maand 5 boeken over schaarste op ilfu.com.
Dat niet iedereen als het prototype ‘gezond functionerende volwassene’ kan tegemoetkomen aan de hoge eisen van de samenleving is in eerste instantie een fout van de samenleving zelf, ook al doen we vaak alsof het andersom is. Dit illustreerde Tim ‘S Jongers op onze festivaldag Exploring Stories aan de hand van hoe verschillende gemeenten met armoede omgaan. Op de ene plek lijkt het net The Hunger Games, terwijl elders in Nederland een alleenstaande vrouw die moeilijk rond kon komen een hond van de gemeente kreeg. Het resultaat: ze werd mobieler, sportiever, ze maakte gezondere keuzes en werd minder eenzaam. Het voorbeeld legt een pijnlijk maatschappelijk misverstand bloot: volgens ‘S Jongers ergeren we ons mateloos wanneer arme mensen een huisdier hebben, maar het experiment met de vrouw bewijst vooral dat de theorie van Marieke Groen ook andersom kan werken: neem een vorm van schaarste weg en er is een kans dat de andere vormen ook verdwijnen.
Eigenlijk dagen alle stukken die we deze maand publiceerden maatschappelijke misverstanden uit – ze bevragen de verwachtingen van onze omgeving, of ze rouwen erom, of spugen ze regelrecht in het gezicht. Zo koos Sun Li vijf boeken waarin we de mens glorieus zien struikelen, en laat daarmee zien dat we eigenlijk op ons charmantst zijn wanneer we ons even niet voorbeeldig kunnen gedragen. In de debuutroman van Eline van Wieren bevraagt de hoofdpersoon ons maatschappelijke idee van wat een goed of een slecht lichaam is, we plaatsten in januari een voorpublicatie. En ook in de afgelopen Poëzieweek stonden we stil bij onze lichamen: met zeven voordrachten vierden we het mensenlijf in al zijn vormen.
Benzokarim laat ons zijn hartverscheurende reisverslag ervaren dat onze westerse moraal er ook maar een van vele is, en stuit bij een bezoek aan het graf van zijn moeder in Egypte op een pijnlijk misverstand: de naam van zijn moeder blijkt door onenigheid in de familie van de steen te zijn verwijderd. ‘Is dit de prijs die je betaalt voor migratie? Wisten mijn ouders toen ze dit land verlieten dat dit ooit een topic zou zijn?’
Dat we constant tegen misverstanden aanlopen en het moeilijk blijft om dingen te zien zoals ze echt zijn, lezen we ook in het literair monument dat Maartje Wortel oprichtte voor de Amerikaanse auteur Josephine Johnson. En Bert Natter, die op ons dagelijkse online platform zeven soldatenboeken tipte waarin we de gruwel van de oorlog voelen, maakt het ons in zijn nieuwe roman Aan het einde van de oorlog wel erg moeilijk om onze vooroordelen in toom te houden; in dit verhaal laat hij ons meeleven met een SS-Obersturmführer, en zoals dat alleen in goede literatuur kan, lukt het hem ook nog. Het is een boek dat uitdaagt en beloont, het laat je de mooie en de allerakeligste kanten van de mens zien, en het herinnert ons weer eens aan de belangrijkste taak die wij als volwassenen hebben, veel belangrijker dan het navigeren van sociale codes en verwachtingen: begrip tonen, geduld hebben, je inleven.